gepubliceerd op 15 januari 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de risicogroepen (1)
14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de risicogroepen (uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 gesloten op 22 december 2000 en de wet met betrekking tot de bepalingen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de risicogroepen (uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 gesloten op 22 december 2000 en de wet met betrekking tot de bepalingen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen).
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2001 Risicogroepen (uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 gesloten op 22 december 2000 en de wet met betrekking tot de bepalingen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen) (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2001 onder het nummer 58515/CO/128.02)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.
Art. 2.De in artikel 1 bedoelde werkgevers betalen voor de jaren 2001 en 2002 een bijdrage van 0,10 pct., berekend op grond van het volledige loon van de werklieden en werksters, zoals bedoeld bij artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
Art. 3.De opbrengst van de inning van de bijdrage van 0,10 pct. is bestemd voor de medefinanciering van opleidingsinitiatieven van personen die behoren tot de risicogroepen.
Deze initiatieven kunnen hetzij collectief, hetzij individueel of hetzij voor een groep van ondernemingen georganiseerd worden.
De modaliteiten van de financiering voor de algemene kosten, de ontwikkelingskosten en de rechtstreekse opleidingskosten zullen in de raad van bestuur van het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers » bepaald worden.
De projectontwikkeling, de coördinatie, de kostenverrekening en de verslaggeving wordt toevertrouwd aan de werkgeversfederatie FEBIC.
Art. 4.In het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst moeten, rekening houdend met de bijzondere concurrentiedruk die op de sector uitgeoefend wordt, als risicogroepen beschouwd worden : - de ongeschoolde of laaggeschoolde werknemers en/of werkzoekenden; - de werknemers waarvan de tewerkstelling bedreigd wordt door gebrek aan scholing of herscholing van de vakbekwaamheid; - de werknemers die een activiteit uitoefenen die de nakomende activiteiten in die mate beïnvloedt dat bij gebrek aan bestendige aanpassing de tewerkstelling in cascade bedreigd wordt : bijvoorbeeld CAD-CAM operators.
Art. 5.Deze bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en overgemaakt aan het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers », Kortenberglaan 52, 1000 Brussel, dat zal instaan voor de uitbetaling van de voorziene gelden.
De totaliteit van de financiering in het raam van de bijdrage van 0,10 pct. mag de totaliteit van de ontvangsten niet overschrijden.
Art. 6.Jaarlijks zal, in de schoot van het paritair subcomité, een evaluatie worden opgemaakt van de bestaande opleidingsinitiatieven en bestedingen zoals voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX