Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 mei 2001
gepubliceerd op 07 juli 2001

Koninklijk besluit houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, afgekort "N.M.N.S. »

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2001014123
pub.
07/07/2001
prom.
14/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/14/2001014123/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MEI 2001. - Koninklijk besluit houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, afgekort "N.M.N.S. »


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat hierbij ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, heeft tot doel, conform het artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982 houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Confectie- en van de Textielnijverheid, de Nationale Maatschappij voor de Financiering van de Steenkolenmijnen en de Nationale Maatschappij voor Participaties in en Financiering van de Staalnijverheid, en betreffende het statuut van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, de vervroegde ontbinding en de vereffening van de N.M.N.S. mogelijk te maken, evenals de wijze en de voorwaarden te bepalen waaronder dit zal geschieden.

De gronden hiervoor zijn de volgende : Krachtens de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten werden de aandelen en vorderingen van de N.M.N.S. in en ten opzichte van de ondernemingen die in de Gewesten zijn gevestigd, respectievelijk overgedragen aan het "Fonds voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren in het Vlaamse Gewest" (F.N.S.V.), aan het "Fonds pour la restructuration des Secteurs nationaux en Région wallonne" (F.S.N.W.) en aan de "Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel" (G.I.M.B.).

Hierdoor werd de functie van de N.M.N.S. feitelijk beperkt tot het financiële beheer van haar schulden.

Krachtens de bepalingen van artikel 159 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, werd het saldo van de uitstaande schulden, waaraan Staatswaarborg verbonden is overeenkomstig artikel 4 van het voornoemde koninklijk besluit, met ingang van 1 januari 1993, opgenomen in de Rijksschuld. Men zal zich herinneren dat dit laatste artikel er toe strekt om een meer coherent en gunstiger beheer van de Rijksschuld te verzekeren.

Hiermee verdween ook de economische activiteit en derhalve de verdere bestaansreden van de N.M.N.S. Aan de Nationale Investeringsmaatschappij (N.I.M.) werd bij het koninklijk besluit van 17 september 1982, opdracht gegeven om ter uitvoering van de artikelen 2, § 3 en 3 sexies van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van de Nationale Investeringsmaatschappij en de Gewestelijke Investeringsmaatschappijen, over te gaan tot de oprichting van de N.M.N.S. De N.I.M. handelde hierbij voor rekening van de Staat en met door de Staat verschafte middelen.

Krachtens het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot oprichting van de Federale Investeringsmaatschappij (FIM), heeft de N.I.M. 1.000.000 aandelen van de N.M.N.S. ingebracht in het kapitaal van de FIM, voortaan belast met "het nemen en beheren van participaties in ondernemingen van de publieke of particuliere sector ter uitvoering of ondersteuning van beleidsacties van de federale overheid".

De FIM is in de plaats getreden van de N.I.M. in bovengenoemde wet van 2 april 1962, die nu het opschrift draagt van "de wet betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen", krachtens het koninklijk besluit van 16 juni 1994 houdende diverse bepalingen betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de privatisering van de Nationale Investeringsmaatschappij.

Overeenkomstig artikel 38 van de statuten van de N.M.N.S. en zoals bepaald in artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982 houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Confectie- en van de Textielnijverheid, de Nationale Maatschappij voor de Financiering van de Steenkolenmijnen en de Nationale Maatschappij voor Participaties in en Financiering van de Staalnijverheid, en betreffende het statuut van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, kan de N.M.N.S. enkel ontbonden worden krachtens een in de Ministerraad overlegd en na advies van de Gewestexecutieven genomen koninklijk besluit, dat de wijze en de voorwaarden van de ontbinding bepaalt.

Gelet op de noodzaak om de operatie overzichtelijk, eenvoudig en vlot te doen verlopen, wordt beslist de ter zake geldende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen (art. 181 tot 195) toe te passen. Er wordt voorgesteld een vereffenaar aan te wijzen, door te dragen door de Staat.

De Raad van Bestuur van de FIM zal optreden in haar hoedanigheid van algemene vergadering van de N.M.N.S. overeenkomstig artikel 3sexies, § 2, 3°, van de voornoemde wet van 2 april 1962, volgens welke de Raad van Bestuur van de FIM, in haar gespecialiseerde dochtervennootschappen waarvan zij de enige aandeelhouder is, de bevoegdheden uitoefent van de algemene vergadering.

Indien de vereffening afsluit met een positief saldo, zal de FIM die in haar hoedanigheid van aandeelhouder ontvangen; zij zal het bedrag aan de Schatkist storten. De Schatkist had inderdaad de nodige middelen aan de N.I.M. geleverd voor de oprichting van de N.M.N.S. In het tegengestelde geval is de Staat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962, ertoe verplicht de FIM de nodige financiële middelen te verschaffen voor het vervullen van haar opdracht en voor het dekken van de lasten die er voor haar uit voortvloeien.

Met de ontbinding wordt een einde gesteld aan het bestaan van de vennootschap; deze behoudt wel de zogenaamde "passieve" rechtspersoonlijkheid om in de persoon van haar vereffenaars te worden aangesproken zolang de in artikel 198 van het Wetboek van vennootschappen bepaalde termijn van vijf jaar niet is verstreken.

Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 93 bepaalt overigens dat, voor alles wat niet wordt geregeld bij het koninklijk besluit nr. 93, de bepalingen van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de Gewestelijke investeringsmaatschappijen, van toepassing zijn op de N.M.N.S. en overeenkomstig artikel 2ter, tweede lid van deze wet, de voorschiften betreffende de naamloze vennootschappen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS

ADVIES 31.228/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 1 februari 2001 door de MinistervanTelecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, afgekort "N.M.N.S. » ", heeft op 8 maart 2001 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe de Federale Investeringsmaatschappij (FIM) te gelasten over te gaan tot de vervroegde ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren (NMNS) (artikel 1 van het ontwerp).Het ontwerp bepaalt de wijze waarop dit dient te gebeuren (artikelen 1 en 2) en de bestemming van het saldo van de vereffening (artikel 3). 2. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 6 van het koninklijk besluit nr.93 van 17 september 1982 houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Confectie- en van de Textielnijverheid, de Nationale Maatschappij voor de Financiering van de Steenkoolmijnen en de Nationale Maatschappij voor Participaties in en Financiering van de Staalnijverheid, en betreffende het statuut van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren. Luidens die bepaling kan de NMNS enkel worden ontbonden "krachtens een in Ministerraad overlegd en na advies van de Gewestexecutieven genomen koninklijk besluit, dat de wijze en de voorwaarden van de vereffening bepaalt Daarnaast kan voor de rechtsgrond eveneens een beroep worden gedaan op artikel 2, § 3, tweede lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.

Uit die bepaling vloeit immers voort dat de FIK en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen verplicht zijn alle opdrachten te vervullen die hun bij bijzondere wet of bij koninklijke besluiten waarover in de Ministerraad werd beraadslaagd, worden toevertrouwd.

Onderzoek van de tekst Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef verwijst men beter meer specifiek naar artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962.In dat geval stelle men het lid als volgt : « Gelet op de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, inzonderheid op artikel 2, § 3, vervangen bij de wet van 4 augustus 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 1994;". 2. De vermelding, in het tweede lid van de aanhef, van het koninklijk besluit van 17 september 1982 tot oprichting van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, heeft slechts nut indien het ontwerp wordt aangevuld met een bepaling tot opheffing van dat besluit. Indien die aanhefverwijzing wordt gehandhaafd - van welke hypothese voor het formuleren van de navolgende opmerkingen wordt uitgegaan -, dan dient ze te worden vermeld na de verwijzing naar het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982. 3. In het derde lid van de aanhef van het ontwerp zoals het om advies is voorgelegd, kan meer specifiek naar artikel 6 van het koninklijk besluit nr.93 van 17 september 1982 worden verwezen. In dat geval vulle men het lid aan met de woorden : "..., inzonderheid op artikel 6;". 4. In het vierde lid van de aanhef wordt verwezen naar het advies van de Waalse regering.Dat advies werd echter op 25 november 1999 verleend en niet op 25 november 2000 zoals ten onrechte wordt vermeld.

De verwijzing in het vierde lid moet in die zin worden gecorrigeerd. 5. In de vijfde aanhefverwij zing dienen de woorden "Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest", in overeenstemming met artikel 1 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, te worden vervangen door de woorden "Brusselse Hoofdstedelijke Regering".6. In het zesde lid van de aanhef wordt verwezen naar "het advies van de Vlaamse Regering, gegeven op 17 februari 2000".Uit de aan de Raad van State, afdeling wetgeving, voorgelegde stukken blijkt dat de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, bij brief van 17 februari 2000 heeft laten weten "geen opmerkingen' bij het voorontwerp te hebben, doch niet dat de Vlaamse regering terzake advies zou hebben gegeven, zoals artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982 voorschrijft. Volgens de gemachtigde van de regering is de Vlaamse regering daarom gevraagd alsnog advies te verstrekken. In de aanhef zal derhalve naar de datum van dat advies van de Vlaamse regering moeten worden verwezen. 7. Het zevende lid van de aanhef, dat van plaats moet worden verwisseld met het achtste, dient te luiden : "Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 januari 2001;". 8. In plaats van het in de aanhef van het ontwerp opgenomen negende lid, Ledigere men de verwijzing naar het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, als volgt : « Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; Gelet op het advies 31.228/1 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Artikel 1 Het is aan te bevelen in de Nederlandse tekst van artikel 1 van het ontwerp te schrijven : "De Federale Investeringsmaatschappij (de "FIN") wordt gelast de vervroegde ontbinding... te realiseren overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen... ».

In de Franse tekst schrijve men : "conformément aux dispositions y afférentes du Code des sociétés... ».

Artikel 2 1. Zoals logistiek gebruikelijk is, late men het artikel aanvangen met de vermelding "Art.2. » in plaats van met de vermelding "Artikel 2.-". In de volgende artikelen van het ontwerp schrijve men dan "Art. 3. », "Art.4. » ,... 2. Artikel 2ter, tweede lid, van de wet van 2 april 1962 bepaalt dat de gespecialiseerde dochtervennootschappen van de FIM opgericht worden onder de vorm van naamloze vennootschappen en dat voor al wat niet geregeld wordt door of krachtens deze wet, de voorschriften betreffende de naamloze vennootschappen van toepassing zijn.Artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982 machtigt de Koning "de wijze en de voorwaarden van de vereffening" van de NMNS te bepalen, doch geeft de Koning niet uitdrukkelijk de bevoegdheid om daarbij af te wijken van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen.

De gemachtigde van de regering is het ermee eens daarom artikel 2, eerste lid, van het ontwerp als volgt te redigeren : « De vereffening gebeurt met toepassing van de artikelen 181 tot 195 van het Wetboek van vennootschappen, rekening houdend met wat hierna wordt bepaald".

Artikel 4 Tenzij er een specifieke reden zou bestaan waarom wordt afgeweken van de gangbare termijn van inwerkingtreding van besluiten, dient artikel 4 uit het ontwerp te worden weggelaten.

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Baert.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer L. Van Calenbergh, adjunct-referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, M. Van Damme.

14 MEI 2001. - Koninklijk besluit houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, afgekort "N.M.N.S. » ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, inzonderheid op artikel 2,§3, vervangen bij de wet van 4 augustus 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 1994;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 93 van 17 september 1982 houdende zekere bijzondere regels betreffende de ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Confectie- en van de Textielnijverheid, de Nationale Maatschappij voor de Financiering van de Steenkolenmijnen en de Nationale Maatschappij voor Participaties in en Financiering van de Staalnijverheid, en betreffende het statuut van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1982 tot oprichting van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren;

Gelet op het advies van de Waalse Regering, gegeven op 25 november 1999, Gelet op het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, gegeven op 31 augustus 2000;

Gelet op het advies van de Vlaamse Regering, gegeven op 20 april 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 november 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 januari 2001 Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 31.228/1 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1e van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Federale Investeringsmaatschappij (de "FIM") wordt gelast de vervroegde ontbinding en de vereffening van de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren (de "N.M.N.S. » ) te realiseren overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen bij beslissing van haar Raad van Bestuur, optredend in zijn hoedanigheid van Algemene Vergadering. De Raad van Bestuur van de FIM zal overgaan tot de aanwijzing van een vereffenaar, op voordracht van de Staat.

Art. 2.De vereffening gebeurt met toepassing van de artikelen 181 tot en met 195 van het Wetboek van vennootschappen, rekening houdend met wat hierna wordt bepaald.

De Raad van Bestuur van de FIM zal aan de vereffenaar de meest uitgebreide bevoegdheden geven zoals bepaald in de artikelen 186 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen, inzonderhe id die om alle in artikel 187 van hetzelfde Wetboek bedoelde handelingen te stellen zonder telkens om de toestemming van de algemene vergadering te moeten verzoeken.

De vereffenaar wordt ervan ontslagen inventaris op te maken en mag zich steunen op de boeken van de vennootschap.

De vereffenaar mag de hypoteekbewaarder ontslaan van de ambtshalve te nemen inschrijving.

De vereffenaar mag, onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid, bepaalde van zijn bevoegdheden aan één of meer personen overdragen.

De vereffenaar is gemachtigd om de sluiting van de vereffening te laten vaststellen door de Raad van Bestuur van de FIM De bezoldiging van de vereffenaar zal bij zijn benoeming door de Raad van Bestuur van de FIM worden bepaald.

Art. 3.Na afloop van de vereffening zullen de eventueel aan de FIM verdeelde gelden en waarden na de betaling der schulden of na de consignatie van de gelden die er toe nodig zijn om deze te betalen opnieuw door de FIM ten kosteloze titel worden afgestaan aan de Belgische Staat.

Anderzijds is de Staat ertoe gehouden de FIM de nodige financiële middelen te verschaffen voor het dekken van een eventueel negatief saldo van deze vereffening.

Art. 4.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Participaties behoren is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS

^