14 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van wettelijke bepalingen tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende de vaststelling van onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen door de wet van 18 juli 1990;

Gelet op de ontwerpen van officiële Duitse vertaling : - van artikel 38 van de wet van 21 mei 1991 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector, - van boek II, titel III, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, - van artikel 3 van de wet van 30 december 1993 tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, van het Kieswetboek, van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de Ministers, gewezen Ministers en Ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap en van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, - van de wet van 4 december 1996 tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers, - van de wet van 4 mei 1999 tot beperking van de cumulatie van het mandaat van federaal parlementslid en Europees parlementslid met andere ambten, - van de wet van 12 augustus 2000 tot wijziging van artikel 1ter van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en de gewezen leden van de Wetgevende Kamers, opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit respectievelijk in bijlagen 1 tot 6 gevoegde teksten zijn de officiële Duitse vertaling : - van artikel 38 van de wet van 21 mei 1991 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector; - van boek II, titel III, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; - van artikel 3 van de wet van 30 december 1993 tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, van het Kieswetboek, van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de Ministers, gewezen Ministers en Ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap en van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen; - van de wet van 4 december 1996 tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers; - van de wet van 4 mei 1999 tot beperking van de cumulatie van het mandaat van federaal parlementslid en Europees parlementslid met andere ambten; - van de wet van 12 augustus 2000 tot wijziging van artikel 1ter van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en de gewezen leden van de Wetgevende Kamers.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 1 - Bijlage 1 MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU 21. MAI 1991 - Gesetz zur Abänderung verschiedener Rechtsvorschriften über die Pensionen im öffentlichen Sektor BALDUIN, König der Belgier Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: KAPITEL I - Anpassungen der Rechtsvorschriften über die Pensionen (...) Abschnitt 2 - Abänderungen verschiedener anderer Gesetze (...) Art. 38 - Artikel 1 des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern, abgeändert durch das Gesetz vom 23. Dezember 1950, wird durch folgenden Absatz ergänzt: « Die in Absatz 5 erwähnten Personen, die Dienste geleistet haben, die den Anspruch auf eine in Artikel 45 des Gesetzes vom 15. Mai 1984 zur Festlegung von Massnahmen zur Harmonisierung der Pensionsregelungen erwähnte Pension eröffnen können, können sich auf Artikel 46 des vorerwähnten Gesetzes berufen, selbst wenn das Amt oder die Beschäftigung vor dem 1. Januar 1977 beendet wurde. » (...) Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Brüssel, den 21. Mai 1991 BALDUIN Von Königs wegen: Der Minister der Pensionen G. MOTTARD Die Staatssekretärin für Pensionen Frau L. DETIEGE Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz M. WATHELET Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 2 - Bijlage 2 DIENSTSTELLEN DES PREMIER MINISTERS 16. JULI 1993 - Ordentliches Gesetz zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur BALDUIN, König der Belgier Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: (...) BUCH II ABÄNDERUNGEN VON GESETZEN (...) TITEL III - Abänderungen des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern Art. 102 - Artikel 1 des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern wird wie folgt abgeändert: 1. Absatz 3 wird aufgehoben.2. Der Artikel wird durch folgende Absätze ergänzt: « Ein in Absatz 1 erwähnter Beamter oder besoldeter Angestellter des Staates hat jedoch ein Recht auf politischen Urlaub für die Ausübung seines Mandats.Die durch diesen politischen Urlaub gedeckten Perioden werden Zeiträumen aktiven Dienstes gleichgesetzt. Für diese Perioden wird keine Entlohnung gezahlt.

Der politische Urlaub endet spätestens am letzten Tag des Monats nach demjenigen, in dem das Mandat abläuft. Wurde der Betroffene nicht ersetzt, besetzt er seine Stelle, wenn er seine Arbeit wieder aufnimmt. Wurde er ersetzt, wird ihm eine andere Stelle zugewiesen gemäss den Bestimmungen, die in Sachen Wiedereinsetzung und Mobilität auf ihn Anwendung finden. » Art. 103 - In dasselbe Gesetz wird ein Artikel 1bis mit folgendem Wortlaut eingefügt: « Art. 1bis - Ein Mitglied der Abgeordnetenkammer und ein direkt gewählter Senator, die infolge ihrer Ernennung zum Minister oder Staatssekretär aufhören zu tagen, werden durch das erste in Betracht kommende Ersatzmitglied der Liste, auf der sie gewählt worden sind, ersetzt. Ein kooptierter Senator, der infolge seiner Ernennung zum Minister oder Staatssekretär aufhört zu tagen, wird durch den gemäss Artikel 221 des Wahlgesetzbuches zu diesem Zweck bestimmten Kandidaten ersetzt.

Ein Minister oder Staatssekretär einer Regierung, die dem König ihren Rücktritt angeboten hat, kann jedoch nach vollständiger Erneuerung der Gesetzgebenden Kammern sein Amt als Minister oder Staatssekretär mit dem Mandat als Mitglied einer der beiden Kammern vereinbaren bis zum Zeitpunkt, zu dem der König über diesen Rücktritt definitiv entschieden hat. » Art. 104 - In Artikel 5 desselben Gesetzes, abgeändert durch die Gesetze vom 23. Dezember 1950, 9. April 1965 und 28. Juni 1983, wird Absatz 3 aufgehoben. (...) Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Brüssel, den 16. Juli 1993 BALDUIN Von Königs wegen: Der Premierminister J.-L. DEHAENE Der Minister der Finanzen Ph. MAYSTADT Der Minister des Innern L. TOBBACK Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz M. WATHELET Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 3 - Bijlage 3 MINISTERIUM DES INNERN UND DES ÖFFENTLICHEN DIENSTEN 30. DEZEMBER 1993 - Gesetz zur Abänderung des ordentlichen Gesetzes vom 16.Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, des Wahlgesetzbuches, des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern, des Gesetzes vom 23. März 1989 über die Wahl des Europäischen Parlaments, des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft und des Grundlagengesetzes vom 19. Oktober 1921 über die Provinzialwahlen ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: (...) Art. 3 - In das Gesetz vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern wird ein Artikel 1ter mit folgendem Wortlaut eingefügt: « Art. 1ter - Unbeschadet der anderen verfassungsmässigen und gesetzlichen Unvereinbarkeiten dürfen Gemeinschaftssenatoren nicht gleichzeitig Inhaber eines durch Wahl vergebenen Gemeindemandats sein.

Einem durch Wahl vergebenen Gemeindemandat werden ein Mandat in einem öffentlichen Sozialhilfezentrum und das Amt eines ausserhalb des Rates ernannten Bürgermeisters gleichgesetzt. » (...) Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Châteauneuf-de-Grasse, den 30. Dezember 1993 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister des Innern und des Öffentlichen Dienstes L. TOBBACK Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz M. WATHELET Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 4 - Bijlage 4 DIENSTSTELLEN DES PREMIER MINISTERS 4. DEZEMBER 1996 - Gesetz zur Abänderung des Gesetzes vom 6.August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz regelt eine in Artikel 77 der Verfassung erwähnte Angelegenheit.

Art. 2 - Artikel 1bis des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern, eingefügt durch das Gesetz vom 16. Juli 1993, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: « Art.1bis - Ein Mitglied der Abgeordnetenkammer und ein direkt gewählter Senator, die infolge ihrer Ernennung zum Minister oder Staatssekretär der Föderalregierung oder infolge ihrer Wahl zum Minister oder Staatssekretär einer Regional- oder Gemeinschaftsregierung aufhören zu tagen, werden durch das erste in Betracht kommende Ersatzmitglied der Liste, auf der sie gewählt worden sind, ersetzt.

Ein kooptierter Senator, der infolge seiner Ernennung zum Minister oder Staatssekretär der Föderalregierung oder infolge seiner Wahl zum Minister oder Staatssekretär einer Regional- oder Gemeinschaftsregierung aufhört zu tagen, wird durch den gemäss Artikel 221 des Wahlgesetzbuches zu diesem Zweck bestimmten Kandidaten ersetzt.

Ein Minister oder Staatssekretär einer Föderalregierung, die dem König ihren Rücktritt angeboten hat, oder ein Minister oder Staatssekretär einer Regional- oder Gemeinschaftsregierung, die zurücktritt, kann jedoch nach vollständiger Erneuerung der Gesetzgebenden Kammern sein Amt als Minister oder Staatssekretär einer Föderal-, Regional- oder Gemeinschaftsregierung mit dem Mandat als Mitglied einer der beiden Kammern vereinbaren bis zum Zeitpunkt, zu dem der König über den Rücktritt der Föderalregierung definitiv entschieden hat oder die Regional- oder Gemeinschaftsregierung neu gewählt worden ist. » Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Brüssel, den 4. Dezember 1996 ALBERT Von Königs wegen: Der Premierminister J.-L. DEHAENE Der Minister des Innern J. VANDE LANOTTE Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz S. DE CLERCK Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 5 - Bijlage 5 MINISTERIUM DES INNERN 4. MAI 1999 - Gesetz zur Einschränkung der gleichzeitigen Ausübung des Mandats als föderaler Parlamentarier beziehungsweise europäischer Parlamentarier und anderer Ämter ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: KAPITEL I - Allgemeine Bestimmung Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz regelt eine in Artikel 77 der Verfassung erwähnte Angelegenheit.

KAPITEL II - Abänderungen des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern Art. 2 - Artikel 1 Absatz 1 des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern, abgeändert durch das Gesetz vom 6. Juli 1987, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: « Ein Mandat als Mitglied der Abgeordnetenkammer oder als Senator ist unvereinbar mit nachfolgenden Ämtern beziehungsweise Mandaten: 1. Beamter oder besoldeter Angestellter des Staates, 2.vom Staat bezahlter Diener eines der Kulte, 3. Rechtsanwalt der föderalen öffentlichen Verwaltungen, 4.Bediensteter des Staatskassierers, 5. Regierungskommissar bei Aktiengesellschaften, 6.Provinzgouverneur, Vizegouverneur, beigeordneter Gouverneur, Provinzialratsmitglied, Provinzgreffier, 7. Bezirkskommissar, 8.Inhaber eines Amtes des Gerichtlichen Standes, 9. Staatsrat, Beisitzer der Gesetzgebungsabteilung oder Mitglied des Auditorats, des Koordinationsbüros oder der Kanzlei des Staatsrates, 10.Richter, Referendar oder Greffier des Schiedshofes, 11. Mitglied des Rechnungshofes, 12.Militärperson im aktiven Dienst, mit Ausnahme der als Milizpflichtige wieder einberufenen Reserveoffiziere, 13. Mitglied des Verwaltungsrates eines vom Staat abhängenden autonomen öffentlichen Unternehmens.» Art. 3 - In dasselbe Gesetz wird ein Artikel 1quater mit folgendem Wortlaut eingefügt: « Art. 1quater - Ein Mandat als Mitglied der Abgeordnetenkammer oder als Senator kann nicht gleichzeitig mit mehr als einem entlohnten ausführenden Mandat ausgeübt werden.

Als entlohnte ausführende Mandate im Sinne des vorhergehenden Absatzes werden angesehen: 1. das Amt als Bürgermeister, als Schöffe und als Präsident eines Sozialhilferates, ungeachtet des damit verbundenen Einkommens, 2.jedes Mandat als Vertreter des Staates, einer Gemeinschaft, einer Region, einer Provinz oder einer Gemeinde, das in einer öffentlichen oder privaten Einrichtung ausgeübt wird, soweit durch dieses Mandat mehr Befugnisse verliehen werden als die blosse Mitgliedschaft bei der Generalversammlung oder im Verwaltungsrat dieser Einrichtung und ungeachtet des damit verbundenen Einkommens, 3. jedes Mandat als Vertreter des Staates, einer Gemeinschaft, einer Region, einer Provinz oder einer Gemeinde, das in einer öffentlichen oder privaten Einrichtung ausgeübt wird, soweit das damit verbundene monatliche steuerbare Bruttoeinkommen mindestens 20 000 Franken erreicht.Dieser Betrag wird jährlich der Entwicklung des Verbraucherpreisindexes angepasst. » Art. 4 - In dasselbe Gesetz wird ein Artikel 1quinquies mit folgendem Wortlaut eingefügt: « Art. 1quinquies - Der Betrag der Entschädigungen, Gehälter oder Anwesenheitsgelder, die als Entlohnung bezogen werden für Tätigkeiten, die von einem Mitglied der Abgeordnetenkammer oder des Senats neben seinem parlamentarischen Mandat ausgeübt werden, darf die Hälfte der parlamentarischen Entschädigung nicht überschreiten.

Bei der Berechnung dieses Betrags werden die Entschädigungen, Gehälter oder Anwesenheitsgelder berücksichtigt, die mit der Ausübung eines öffentlichen Mandats, eines öffentlichen Amtes oder eines öffentlichen Auftrags politischer Art verbunden sind.

Bei Überschreitung des in Absatz 1 festgelegten Höchstbetrages wird der Betrag der parlamentarischen Entschädigung verringert, es sei denn, das Mandat als Mitglied der Abgeordnetenkammer oder als Senator wird gleichzeitig mit einem Mandat als Bürgermeister, Schöffe oder Präsident eines Sozialhilferates ausgeübt. In diesem Fall wird das mit dem Mandat als Bürgermeister, Schöffe oder Präsident eines Sozialhilferates verbundene Gehalt reduziert.

Beginnen oder enden die in den Absätzen 1 und 2 erwähnten Tätigkeiten während des parlamentarischen Mandats, setzt der betreffende Parlamentarier den Präsidenten seiner Versammlung davon in Kenntnis.

In der Geschäftsordnung jeder Versammlung werden die Modalitäten der Ausführung der vorliegenden Bestimmungen festgelegt. » KAPITEL III - Abänderung des Gesetzes vom 23. März 1989 über die Wahl des Europäischen Parlaments [Offizielle deutsche Übersetzung veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 5. Oktober 2000, S. 33853] KAPITEL IV - In-Kraft-Treten [Offizielle deutsche Übersetzung veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 5. Oktober 2000, S. 33853] Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Brüssel, den 4. Mai 1999 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister des Innern L. VAN DEN BOSSCHE Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz T. VAN PARYS Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe 6 - Bijlage 6 MINISTERIUM DES INNERN 12. AUGUST 2000 - Gesetz zur Abänderung von Artikel 1ter des Gesetzes vom 6.August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz regelt eine in Artikel 77 der Verfassung erwähnte Angelegenheit.

Art. 2 - Artikel 1ter des Gesetzes vom 6. August 1931 zur Festlegung von Unvereinbarkeiten und Verboten für die Minister, ehemaligen Minister und Staatsminister und die Mitglieder und ehemaligen Mitglieder der Gesetzgebenden Kammern wird durch folgende Bestimmung ersetzt: « Art. 1ter - Unbeschadet der anderen verfassungsmässigen und gesetzlichen Unvereinbarkeiten dürfen Gemeinschaftssenatoren nicht gleichzeitig das Amt eines Bürgermeisters, eines Schöffen oder eines Präsidenten eines öffentlichen Sozialhilfezentrums ausüben. » Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird.

Gegeben zu Nizza, den 12. August 2000 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister des Innern A. DUQUESNE Mit dem Staatssiegel versehen: Der Minister der Justiz M. VERWILGHEN Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 14 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE