Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2015
gepubliceerd op 23 december 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 56 en 58 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van artikelen 36/1 tot 36/11, 56/1 tot 56/6 en 58/1 tot 58/12 in hetzelfde besluit

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2015205818
pub.
23/12/2015
prom.
14/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/14/2015205818/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 56 en 58 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van artikelen 36/1 tot 36/11, 56/1 tot 56/6 en 58/1 tot 58/12 in hetzelfde besluit


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i), vervangen bij de wet van 14 februari 1961, en § 1septies, derde lid, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het overleg gepleegd tussen de federale overheid, de betrokken Gewestregeringen en de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op de adviezen van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 9 juli 2015 en 19 november 2015;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juli 2015 en 30 november 2015;

Gelet op de akkoordbevindingen van de Minister van Begroting, gegeven op 4 augustus 2015 en 30 november 2015;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit dat het federaal normatief kader vastlegt waarbinnen een eenvormige opvolging van de beschikbaarheid van de werknemers moet gebeuren door de bevoegde gewestinstellingen in werking treedt op 1 januari 2016; dat alle bepalingen met betrekking tot dit normatief federaal kader in één enkel besluit moeten worden opgenomen, zodat alle partijen die bij de uitvoering daarvan betrokken zijn onmiddellijk een zicht krijgen op het geheel van de verplichtingen die hieruit voortvloeien, zodat ze zich op een correcte manier kunnen organiseren en hun taken tijdig kunnen voorbereiden om deze op een zo efficiënt mogelijke wijze te kunnen uitvoeren startend op 1 januari 2016; dat dit inzonderheid geldt voor de instellingen die krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bevoegd worden voor deze opvolging van de beschikbaarheid en die deze bevoegdheid effectief willen uitoefenen vanaf 1 januari 2016; dat deze instellingen die tijd nodig hebben om o.a. de elektronische flux voor te bereiden en te realiseren die vereist is om dit federaal normatief kader correct en tijdig uit te voeren, zou ik U dank weten mocht het advies worden verstrekt binnen de termijn bepaald in artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies 58.567/1 van de Raad van State, gegeven op 7 december 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Overwegende het advies 58.069/1 van de Raad van State, gegeven op 28 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2015, worden de artikelen 36/1 tot 36/11 ingevoegd luidend als volgt : "

Art. 36/1.De artikelen 36/2 tot 36/11 leggen het normatief kader vast dat van toepassing is op de controle van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 tijdens de beroepsinschakelingstijd, door de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om die controle uit te oefenen.

De artikelen 36/2 tot 36/11 vervangen artikel 36, §§ 4 tot 8 vanaf het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling bedoeld in het eerste lid operationeel de controle uitoefent van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemers bedoeld in artikel 36 van wie de hoofdverblijfplaats tot haar ambtsgebied behoort.

Voor de toepassing van de artikelen 36/2 tot 36/11 wordt verstaan onder : 1° jonge werknemer : de jonge werknemer bedoeld in artikel 36;2° actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer : de verplichting om actief naar werk te zoeken, bedoeld in artikel 58, § 1, eerste en tweede lid;3° de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid : de procedure die wordt toegepast door de gewestinstelling bedoeld in de bepaling onder 4° met het oog op het controleren van de verplichting van de jonge werknemer om actief naar werk te zoeken tijdens de beroepsinschakelingstijd;4° bevoegde gewestinstelling: de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om de controle uit te oefenen van de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze.

Art. 36/2.De jonge werknemer is onderworpen aan de procedure van controle van de actieve beschikbaarheid als hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is verplicht ingeschreven als werkzoekende;2° hij doorloopt de beroepsinschakelingstijd voorafgaand aan de toelating tot het recht op inschakelingsuitkeringen, bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 4°;3° de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is niet opgeschort in toepassing van de bepalingen van artikel 36/3. In afwijking van het eerste lid, is de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid niet van toepassing op de jonge werknemer die, wegens letsels of functionele stoornissen voorafgaand aan zijn intrede op de arbeidsmarkt, door de erkend geneesheer van de RVA, conform de procedure voorzien in artikel 141, erkend wordt als zonder verdienvermogen in de zin van de regelgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Zodra hij over de informatie beschikt, deelt de Rijksdienst aan de bevoegde gewestinstelling, via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom, de gegevens mee van de in het vorige lid bedoelde jonge werknemers.

Art. 36/3.§ 1. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de jonge werknemer een specifiek begeleidingstraject volgt, die hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de jonge werknemer wordt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling beschouwd als verwijderd van de arbeidsmarkt omwille van een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of sociale inschakeling duurzaam aantasten en, daardoor, zijn professionele inschakeling, met als gevolg dat de werkloze binnen de 12 maanden die volgen niet in staat is om te werken in het gewone economische circuit of in het kader van een al dan niet betaalde aangepaste en omkaderde arbeidsplaats.2° het specifieke begeleidingstraject voldoet aan de volgende voorwaarden : a) het vormt het voorwerp van een wederzijdse verbintenis van de partijen;b) het betreft een voor de doelgroep bedoeld in 1° specifieke begeleidingsactie, aangewend door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling die, in voorkomend geval, een beroep doet op de medewerking van derden;c) het bevat een geheel van intensieve acties die de impact beogen te verminderen van de factoren die de inschakeling op de arbeidsmarkt bemoeilijken en die de socioprofessionele inschakeling beogen te bevorderen;d) wanneer het wordt georganiseerd in samenwerking met een derde, vormt het traject regelmatig het voorwerp van een verslag aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;e) het is in duur beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de psycho-medisch-sociale remediëring, in een perspectief van professionele inschakeling, en die duur mag in elk geval de 21 maanden niet overschrijden. Het specifieke begeleidingstraject kan eenmalig verlengd of vernieuwd worden voor een bijkomende periode van maximum 18 maanden.

De schorsing van de procedure bedoeld in deze paragraaf houdt op vanaf het ogenblik waarop de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de jonge werknemer niet meer deelneemt of niet meer op positieve wijze meewerkt aan het specifieke begeleidingstraject.

Onverminderd de bepalingen van het vorige lid, is de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van het specifieke begeleidingstraject. § 2. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de jonge werknemer die een blijvende arbeidsongeschiktheid rechtvaardigt van ten minste 33 %, erkend door de erkend geneesheer van de RVA conform de procedure voorzien in artikel 141, een aangepast begeleidingstraject volgt dat hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

Zodra hij over de informatie beschikt, deelt de Rijksdienst aan de bevoegde gewestinstelling, via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom, de gegevens mee van de in het eerste lid bedoelde jonge werknemers.

De opschorting van de procedure voorzien in deze paragraaf mag in geen geval een periode van 12 maanden, berekend van datum tot datum, overschrijden, vanaf de datum waarop het aangepaste begeleidingstraject is begonnen.

De schorsing van de procedure bedoeld in deze paragraaf houdt op vanaf het ogenblik waarop de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de jonge werknemer niet meer deelneemt of niet meer op positieve wijze meewerkt aan het aangepaste begeleidingstraject.

Onverminderd de bepalingen van het derde en het vierde lid, is de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van het aangepaste begeleidingstraject.

Art. 36/4.Volgens de modaliteiten die hij bepaalt, informeert de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de jonge werknemer omtrent zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en omtrent de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid die zal worden toegepast tijdens de beroepsinschakelingstijd.

De informatie bedoeld in het eerste lid wordt aan de jonge werknemer meegedeeld op het ogenblik van zijn eerste inschrijving als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling na het einde van de studies.

Art. 36/5.De bevoegde gewestinstelling evalueert de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer ten minste twee keer tijdens de beroepsinschakelingstijd bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 4°, volgens de modaliteiten die zij bepaalt en zorgt er daarbij voor dat de rechten van de verdediging worden nageleefd.

Bij een evaluatiegesprek dat aanleiding kan geven tot de toepassing van artikel 36/10, § 2, kan de jonge werknemer zich laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

In geval van een negatieve evaluatie vindt ten laatste 6 maanden na de negatieve evaluatie een nieuwe evaluatie plaats.

Rekening houdend met het minimum bedoeld in het eerste lid en met de termijn bepaald in het derde lid, legt de bevoegde gewestinstelling de periodiciteit en de timing vast van de evaluaties, in het bijzonder rekening houdend met het profiel van de jonge werknemer en de termijnen van de realisatie van de acties voorzien in het individuele actieplan dat werd overeengekomen met de tewerkstellingsconsulent van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

Art. 36/6.Tijdens elke evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer, heeft de evaluatie betrekking op de periode sinds de vorige evaluatie of indien er nog geen evaluatie is geweest, op de periode sinds het begin van de beroepsinschakelingstijd.

Voor de toepassing van het vorige lid, moet onder begin van de beroepsinschakelingstijd de datum worden verstaan van de eerste inschrijving van de werkloze als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling na het einde van de studies.

Tijdens elke evaluatie evalueert de bevoegde gewestinstelling elk van de volgende elementen : 1° de uitvoering door de betrokken jonge werknemer van het individueel actieplan dat werd afgesloten met de tewerkstellingsconsulent van de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, de graad van verwezenlijking van de acties voorzien in het actieplan en de naleving van de toegestane termijnen voor de realisatie van de acties;2° de persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die de jonge werknemer zelfstandig heeft ondernomen tijdens de geëvalueerde periode, evenwel met uitzondering van de periode tijdens dewelke hij vrijgesteld was van de verplichting om zelf actief naar werk te zoeken, in toepassing van artikel 58, § 1, derde lid;3° de eventuele arbeids- of opleidingsperiodes van de jonge werknemer tijdens de geëvalueerde periode;4° de eventuele andere acties die de jonge werknemer heeft ondernomen met het oog op zijn herinschakeling op de arbeidsmarkt. Voor de toepassing van het derde lid, 1°, evalueert de bevoegde gewestinstelling de uitvoering van het actieplan door de jonge werknemer, de graad van verwezenlijking van de acties voorzien in het actieplan en de naleving van de toegestane termijnen, rekening houdend met alle elementen van het individuele dossier van de betrokken jonge werknemer.

Voor de toepassing van het derde lid, 2°, moet de jonge werknemer het bewijs leveren van de persoonlijke stappen die hij heeft ondernomen om naar werk te zoeken, bij voorkeur door middel van materiële bewijzen.

Bij gebrek aan materiële bewijzen komt een schriftelijke verklaring op eer in aanmerking indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is. De jonge werknemer maakt die bewijzen over via de post of elektronisch of volgens de modaliteiten bepaald in het individuele actieplan of maakt ze, desgevallend, ten laatste over tijdens het evaluatiegesprek.

Voor de toepassing van het derde lid, 2°, evalueert de bevoegde gewestinstelling op basis van de door de jonge werknemer geleverde bewijzen en rekening houdend met alle elementen van het individuele dossier, de relevantie van de persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die hij heeft ondernomen. De persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die werden ondernomen door de jonge werknemer worden positief geëvalueerd als de jonge werknemer kan aantonen dat ze regelmatig, gediversifieerd zowel naar het type van zoeken als naar de sector van activiteit zijn en ze inzonderheid rekening houden met de criteria van de passende dienstbetrekking, bepaald krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°.

Tijdens elke evaluatie wordt de informatie waarop de evaluatie is gebaseerd, aan de jonge werknemer meegedeeld.

Art. 36/7.§ 1. Voor de toepassing van artikel 36, § 1, eerste lid, 6°, worden de volgende gebeurtenissen, indien ze zich voordoen tijdens de beroepsinschakelingstijd en voor zover hun aard en hun duur voldoen aan de voorwaarden voorgeschreven in artikel 36, § 5, zesde tot achtste lid, gelijkgesteld met een of twee positieve evaluaties : 1° een periode van werkhervatting als loontrekkende of als zelfstandige in hoofdberoep;2° een periode van stage in het buitenland, aanvaard door de directeur van het bevoegde werkloosheidsbureau;3° een periode van ondersteuning, voorafgaand aan de toekenning van een startlening;4° een periode van vrijwillige militaire inzet in de zin van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel;5° een periode van beroepsopleiding in de zin van artikel 27, eerste lid, 6°;6° een instapstage bedoeld in artikel 36quater. § 2. Voor de toepassing van artikel 36, § 1, eerste lid, 6°, wordt het feit dat de jonge werknemer een alternerende opleiding bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 2°, c integraal heeft voleindigd, gelijkgesteld met : 1° één positieve evaluatie, als de jonge werknemer de alternerende opleiding niet met succes heeft voleindigd;2° twee positieve evaluaties, als de jonge werknemer de alternerende opleiding met succes heeft voleindigd. § 3. Voor de toepassing van artikel 36, § 1, eerste lid, 6°, wordt het feit dat de jonge werknemer tijdens de beroepsinschakelingstijd een specifiek of aangepast traject bedoeld in artikel 36/3 heeft gevolgd, gelijkgesteld met : 1° één positieve evaluatie als de jonge werknemer gedurende ten minste 4 maanden heeft deelgenomen aan het begeleidingstraject;2° twee positieve evaluaties als de jonge werknemer gedurende ten minste 8 maanden heeft deelgenomen aan het begeleidingstraject. § 4. Zodra hij over de informatie beschikt, deelt de Rijksdienst, via een geïnformatiseerde stroom, aan de bevoegde gewestinstelling elke gelijkstelling met een positieve evaluatie bedoeld in § 1, 1° tot 4° of in § 2 mee, waarvan hij op de hoogte is.

Art. 36/8 § 1. Na elke evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer, wordt door de bevoegde gewestinstelling een positieve of negatieve evaluatiebeslissing, naargelang het geval, genomen en wordt die beslissing, onverminderd de bepalingen voorzien in § 2, meegedeeld aan de betrokken jonge werknemer, waarbij de rechten van de verdediging worden nageleefd.

De administratieve procedure en de termijnen die van toepassing zijn voor de evaluatiebeslissing bedoeld in het eerste lid worden bepaald door het bevoegde gewest. § 2. In geval van een negatieve evaluatie moet de beslissing genomen door de bevoegde gewestinstelling op straffe van nietigheid gemotiveerd worden in feite en in rechte.

De bevoegde gewestinstelling betekent de negatieve evaluatiebeslissing bedoeld in het eerste lid schriftelijk aan de betrokken jonge werknemer. Op straffe van nietigheid moet de schriftelijke betekening de motivering van de beslissing vermelden, alsook het uitstel van de toelating tot het recht op inschakelingsuitkeringen in toepassing van artikel 36/10, § 2, en de mogelijkheden tot beroep tegen die beslissing. § 3. De bevoegde gewestinstelling deelt onmiddellijk elke evaluatie die de jonge werknemer krijgt tijdens zijn beroepsinschakelingstijd mee aan de RVA. § 4. De jonge werknemer die een beslissing genomen door de bevoegde gewestinstelling betwist, kan beroep aantekenen bij de bevoegde arbeidsrechtbank overeenkomstig artikel 7, § 11, eerste tot derde lid van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Art. 36/9.Wanneer de jonge werknemer verhuist en de gemeente van zijn nieuwe hoofdverblijfplaats tot het ambtsgebied behoort van een andere bevoegde gewestinstelling, neemt die instelling de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid over in het stadium waarin ze zich bevond op het ogenblik van de verhuizing van de jonge werknemer, rekening houdend met de evaluaties die reeds werden uitgevoerd door de gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuizing.

De gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuizing maakt het volledige dossier van de jonge werknemer over aan de bevoegde gewestinstelling, indien die instelling daarom vraagt.

In afwijking van het eerste lid, blijft de gewestinstelling die, op basis van de hoofdverblijfplaats van de jonge werknemer, bevoegd was op het ogenblik van de evaluatie bevoegd om, zelfs na de verhuizing van de jonge werknemer naar het ambtsgebied van een andere gewestinstelling, een beslissing te nemen in toepassing van artikel 36/8 op basis van die evaluatie, op voorwaarde dat de evaluatiebeslissing werd meegedeeld of betekend aan de jonge werknemer binnen een termijn van 3 maanden te tellen vanaf de datum van de evaluatie.

Art. 36/10.§ 1. Voor zover voldaan is aan de andere voorwaarden bedoeld in artikel 36, wordt het recht op inschakelingsuitkeringen geopend na afloop van de beroepsinschakelingstijd indien, op dat ogenblik, de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer het voorwerp heeft uitgemaakt van twee, al dan niet opeenvolgende, positieve evaluaties.

Indien de evaluaties bedoeld in artikel 36/5 niet konden plaatsvinden vóór het einde van de beroepsinschakelingstijd bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 4°, omwille van een reden die niet te wijten is aan de jonge werknemer en die door de bevoegde gewestelijke instelling wordt bevestigd, en daardoor de datum van de tweede positieve evaluatie gelegen is na het einde van de beroepsinschakelingstijd, wordt het recht op inschakelingsuitkeringen geopend met terugwerkende kracht tot het verstrijken van de beroepsinschakelingstijd, voor zover voldaan is aan de andere voorwaarden bedoeld in artikel 36. § 2. In geval van een negatieve evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemer tijdens de beroepsinschakelingstijd bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 4°, wordt de jonge werknemer toegelaten tot het recht op inschakelingsuitkeringen, voor zover voldaan is aan de andere voorwaarden bedoeld in artikel 36, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens dewelke hij een tweede positieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid heeft bekomen. Deze laatste datum mag niet gelegen zijn vóór de afloop van een termijn van 3 maanden, gerekend van datum tot datum, vertrekkend van de datum van de laatste negatieve evaluatie.

Art. 36/11.In afwijking van artikel 36/1, tweede lid, zijn de artikelen 36/2 tot 36/10 ook van toepassing op de controle van de actieve beschikbaarheid van de jonge werknemers die, op het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling de operationele uitoefening overneemt van die controle, onderworpen zijn aan een lopende opvolgingsprocedure in toepassing van artikel 36, §§ 4 tot 8.

Voor de toepassing van het eerste lid worden beschouwd als onderworpen aan een lopende opvolgingsprocedure, de jonge werknemers die, vóór het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling de operationele uitoefening van de controle van de actieve beschikbaarheid overneemt, een informatiebrief hebben ontvangen in toepassing van artikel 36, § 4.

Voor de toepassing van de artikelen 36/2 tot 36/10 op de jonge werknemers bedoeld in het eerste lid, houdt de bevoegde gewestinstelling rekening met de evaluaties die werden uitgevoerd en de beslissingen die werden genomen door de directeur van het werkloosheidsbureau in toepassing van artikel 36, §§ 4 tot 8. ".

Art. 2.In artikel 56 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 juni 2015 en 17 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) paragraaf 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : " § 3. In afwijking van § 1, eerste lid, is de werkloze onderworpen aan een verplichting van aangepaste beschikbaarheid : 1° vanaf de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt;2° indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering geniet en van wie het arbeidsregime normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat ten minste gelijk is aan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon;3° indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering geniet en van wie het arbeidsregime normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat lager ligt dan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon, na de periode van de eerste twaalf ononderbroken maanden; Voor de toepassing van het eerste lid, 3°, wordt geen rekening gehouden met onderbrekingen die niet ten minste twee maanden bereiken, berekend van datum tot datum.

De werkloze bedoeld in het eerste lid wordt vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 58, § 1, eerste lid, 59bis en 59bis/1. Hij moet als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven en het bewijs van die inschrijving leveren. Hij moet bovendien zijn medewerking verlenen aan een aangepaste begeleiding.

De begeleiding bedoeld in het vorige lid gebeurt overeenkomstig een individueel actieplan zoals bedoeld in artikel 27, 14° en nader omschreven in de §§ 4 en 5.

De niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in de vorige leden geven aanleiding tot de toepassing van de artikelen 51 tot 53bis.

De bepalingen van § 1, tweede lid, en § 2 zijn toepasselijk op de in deze paragraaf bedoelde werkloze.

De werkloze bedoeld in het eerste lid valt onder de toepassing van artikel 58, § 1, vierde tot zesde lid, en onder toepassing van de bepalingen genomen krachtens artikel 58, § 2."; 2°) paragraaf 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : " § 4. Een individueel actieplan wordt voorgesteld aan de volledig werkloze bedoeld in § 3, eerste lid, 1° uiterlijk de negende maand die volgt op het begin van zijn werkloosheid, of vanaf de leeftijd van 60 jaar indien hij op dat ogenblik al sinds ten minste 9 maanden werkloos was. Het actieplan houdt evenwel op vanaf het tijdstip waarop de werkloze op zijn vraag vrijgesteld is van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.

De acties zijn aangepast aan de individuele competenties en ervaring van de werkloze.

De uitvoering van het plan wordt regelmatig opgevolgd en zo nodig bijgestuurd. Uiterlijk één jaar na de aanvang van het actieplan wordt een gepersonaliseerde globale evaluatie gemaakt, dienstig om te oordelen of de werkloze op een positieve wijze zijn medewerking verleent aan de acties die hem werden voorgesteld, en dat onverminderd de eventuele toepassing van § 3, vijfde lid, op een daarvoor gelegen tijdstip.". 3°) een paragraaf 5 opgesteld als volgt wordt ingevoegd : " § 5. Er wordt een individueel actieplan voorgesteld aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in § 3, eerste lid : 1° ten laatste de negende maand die volgt op het begin van de deeltijdse tewerkstelling, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten, bedoeld in § 3, eerste lid, 2°;2° ten laatste de negende maand die volgt op het einde van de periode van de eerste twaalf maanden, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten, bedoeld in § 3, eerste lid, 3°; De acties zijn aangepast aan de individuele competenties en aan de ervaring van de deeltijdse werknemer. Ze houden ook rekening met het uurrooster van de deeltijdse werknemer en met de bijzonderheden van de beroepssector waarin hij is tewerkgesteld.

De uitvoering van het actieplan wordt regelmatig opgevolgd en zo nodig bijgestuurd. Er wordt ten minste een keer om de 24 maanden een globale, gepersonaliseerde evaluatie gemaakt met als doel te beoordelen of de deeltijdse werknemer op een positieve manier heeft meegewerkt aan de acties die hem werden voorgesteld, en dat onverminderd de eventuele toepassing van § 3, vijfde lid, op een vroeger gelegen tijdstip.".

Art. 3.In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2015, worden de artikelen 56/1 tot 56/6 ingevoegd, luidende als volgt : «

Art. 56/1.De artikelen 56/2 tot 56/5 leggen het normatief kader vast dat van toepassing is op de controle van de aangepaste beschikbaarheid van de werkloze, door de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om die controle uit te oefenen.

De artikelen 56/2 tot 56/5 vervangen artikel 56, §§ 3 tot 5, zodra de bevoegde gewestinstelling bedoeld in het eerste lid operationeel de controle uitvoert van de aangepaste beschikbaarheid van de werklozen van wie de hoofdverblijfplaats tot haar ambtsgebied behoort.

Art. 56/2.§ 1. In afwijking van artikel 56, § 1, 1, eerste lid, moet de volledig werkloze vanaf de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt, aangepast beschikbaar zijn, behalve indien hij is vrijgesteld van die verplichting.

De werkloze bedoeld in het eerste lid wordt vrijgesteld van de verplichting actief werk te zoeken, bedoeld in artikel 58, § 1, eerste lid, en van de toepassing van artikel 58/2. Hij moet als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven en het bewijs van die inschrijving leveren. Hij moet bovendien meewerken aan een gepersonaliseerde begeleiding, zoals beschreven in artikel 56/3, § 1 die hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in de vorige leden geven aanleiding tot de toepassing van de artikelen 51 tot 53bis.

De bepalingen van artikel 56, § 1, tweede lid en § 2 zijn eveneens toepasselijk op de in deze paragraaf bedoelde werkloze.

De werkloze bedoeld in het eerste lid valt onder de toepassing van artikel 58, § 1, vierde tot zesde lid, en onder toepassing van de bepalingen genomen krachtens artikel 58, § 2.

De bepalingen bedoeld in deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op de werkloze met bedrijfstoeslag, behalve indien hij vrijgesteld is van de verplichting tot aangepaste beschikbaarheid. § 2. In afwijking van artikel 56, § 1, eerste lid, is de deeltijdse werknemer met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering geniet, onderworpen aan een verplichting van aangepaste beschikbaarheid : 1° indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten van wie het arbeidsregime normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat ten minste gelijk is aan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon;2° indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten van wie het arbeidsregime normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat lager ligt dan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon, na de periode van de eerste twaalf ononderbroken maanden. Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt geen rekening gehouden met onderbrekingen die niet ten minste twee maanden bereiken, berekend van datum tot datum.

De deeltijdse werknemer bedoeld in het eerste lid is vrijgesteld van de verplichting om actief naar werk te zoeken bedoeld in artikel 58, § 1, eerste lid en van de toepassing van artikel 58/2. Hij moet als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven en het bewijs leveren van die inschrijving. Hij moet bovendien meewerken aan een gepersonaliseerde begeleiding, zoals beschreven in artikel 56/3, § 2 die hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in de vorige leden geven aanleiding tot de toepassing van de artikelen 51 tot 53bis.

De bepalingen van artikel 56, § 1, tweede lid en § 2 zijn eveneens toepasselijk op de in deze paragraaf bedoelde deeltijdse werknemer.

De deeltijdse werknemer bedoeld in het eerste lid valt onder de toepassing van artikel 58, § 1, vierde tot zesde lid, en onder toepassing van de bepalingen genomen krachtens artikel 58, § 2.

Art. 56/3.§ 1. De gepersonaliseerde begeleiding die wordt voorgesteld aan de volledig werkloze bedoeld in artikel 56/2, § 1, is aangepast aan zijn individuele competenties, aan zijn fysieke en mentale capaciteiten, en aan zijn verworven professionele ervaring, die beantwoorden aan de noden van de arbeidsmarkt.

De begeleiding bestaat uit een gepersonaliseerd en specifiek aanbod, waar de bemiddeling naar werk deel van uitmaakt, voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, in het kader van een individueel actieplan als het profiel van de werkloze dit vereist.

De gepersonaliseerde begeleiding wordt voorgesteld aan de volledig werkloze uiterlijk de negende maand die volgt op het begin van zijn werkloosheid, of vanaf de leeftijd van 60 jaar indien hij op dat ogenblik al sinds ten minste 9 maanden werkloos was. § 2. De gepersonaliseerde begeleiding die wordt voorgesteld aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 56/2, § 2 is aangepast aan zijn individuele competenties, aan zijn fysieke en mentale capaciteiten, alsook aan de beroepservaring die hij heeft verworven, die overeenstemmen met de behoeften van de arbeidsmarkt. Ze houdt ook rekening met het uurrooster van de deeltijdse werknemer en met de bijzonderheden van de beroepssector waarin hij is tewerkgesteld.

De begeleiding bestaat uit een gepersonaliseerd en specifiek aanbod, waar de bemiddeling naar voltijds werk deel van uitmaakt, voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst in het kader van een individueel actieplan.

De gepersonaliseerde begeleiding wordt voorgesteld aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten : 1° ten laatste de negende maand die volgt op het begin van de deeltijdse tewerkstelling, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten, bedoeld in artikel 56/2, § 2, eerste lid, 1°;2° ten laatste de negende maand die volgt op het einde van de periode van de eerste twaalf maanden, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten, bedoeld in artikel 56/2, § 2, eerste lid, 2°.

Art. 56/4.§ 1. Volgens de modaliteiten die hij bepaalt, informeert de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de volledig werkloze bedoeld in artikel 56/2, § 1 vóór zijn 60ste verjaardag over zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en over de verplichting van de aangepaste beschikbaarheid waaraan hij zal onderworpen zijn vanaf de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt. § 2. Volgens de modaliteiten die hij bepaalt, informeert de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 56/2, § 2, op het ogenblik waarop hij zich inschrijft als werkzoekende conform artikel 131bis, § 1, 2°, over zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en over de verplichting tot aangepaste beschikbaarheid waaraan hij is onderworpen.

Art. 56/5.Volgens de modaliteiten die zij bepaalt en rekening houdend met de rechten van de verdediging, evalueert de bevoegde gewestinstelling of de werkloze bedoeld in artikel 56/2 zijn verplichting tot aangepaste beschikbaarheid heeft nageleefd : 1° ten laatste een jaar na het begin van de aangepaste begeleiding, indien het gaat om een volledig werkloze bedoeld in artikel 56/2, § 1;2° ten minste een keer om de 24 maanden, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 56/2, § 2. Het doel van de globale evaluatie bedoeld in het eerste lid is beoordelen of de werkloze positief heeft meegewerkt aan de acties die hem werden voorgesteld.

Tijdens de evaluatie wordt de informatie waarop de evaluatie is gebaseerd, aan de werkloze meegedeeld.

Bij een evaluatiegesprek dat aanleiding kan geven tot de toepassing van het zesde lid kan de werkloze zich laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Binnen de termijn vastgelegd in het eerste lid, bepaalt de bevoegde gewestinstelling de timing van de globale evaluatie, rekening houdend met onder andere het profiel van de werkloze en de termijnen van realisatie van de acties voorzien in het kader van de gepersonaliseerde begeleiding.

Een negatieve globale evaluatie geeft aanleiding tot de toepassing van de artikelen 51 tot 53bis en dat onverminderd de eventuele toepassing van artikel 56/2, § 1, derde lid of § 2, vierde lid, op een eerder gelegen moment.

Art. 56/6.Wanneer de werkloze bedoeld in artikel 56/2 verhuist en de gemeente van zijn nieuwe hoofdverblijfplaats tot het ambtsgebied behoort van een andere bevoegde gewestinstelling, houdt die instelling rekening met de evaluaties die al werden uitgevoerd door de gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuis.

De gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuizing maakt het volledige dossier van de werkloze over aan de bevoegde gewestinstelling, indien die instelling daarom vraagt.

In afwijking van het eerste lid, blijft de gewestinstelling die, op basis van de hoofdverblijfplaats van de werkloze, bevoegd was op het ogenblik van de evaluatie bevoegd om, zelfs na de verhuizing van de werkloze naar het ambtsgebied van een andere gewestinstelling, een beslissing te nemen in toepassing van artikel 56/5 op basis van die evaluatie, op voorwaarde dat de evaluatiebeslissing werd meegedeeld of betekend aan de werkloze binnen een termijn van 3 maanden te tellen vanaf de datum van de evaluatie.".

Art. 4.In artikel 58 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 juli 2004 en 17 juli 2015, wordt § 1 vervangen door de volgende bepalingen : « § 1. Om uitkeringen te genieten moet de volledig werkloze actief zoeken naar werk en moet hij als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven. Het bewijs van die inschrijving moet worden geleverd door de werkloze.

De volledig werkloze voldoet aan de verplichting om actief naar werk te zoeken bedoeld in het eerste lid als hij kan aantonen dat hij, tijdens de volledige duur van zijn werkloosheid: 1° actief en positief deelneemt en meewerkt aan de acties op het vlak van begeleiding, opleiding, beroepservaring of inschakeling die hem worden voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, in het bijzonder in het kader van het individueel actieplan dat is overeengekomen met de tewerkstellingsconsulent van de voormelde gewestelijke dienst;2° zelf actief naar werk zoekt door regelmatig zelf gevarieerde acties te ondernemen. De volledig werkloze is vrijgesteld van de verplichting bedoeld in het tweede lid, 2° tijdens de duur van het specifieke of aangepaste begeleidingstraject dat hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, indien hij voldoet aan een van de volgende twee voorwaarden: 1° de werkloze wordt door de bevoegde gewestelijke dienst beschouwd als zijnde verwijderd van de arbeidsmarkt omwille van een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of zijn sociale inschakeling duurzaam aantasten, en daardoor zijn professionele inschakeling, met als gevolg dat hij binnen de 12 maanden die volgen niet in staat is om te werken in het gewone economische circuit of in het kader van een al dan niet betaalde aangepaste en omkaderde arbeidsplaats, en hij volgt een intensief specifiek begeleidingstraject met een duur van maximum 21 maanden, met het oog op psycho-medisch-sociale remediëring, met professionele inschakeling als doel. Op het niveau van elk gewest of elke Gemeenschap, mag op elk tijdstip maximaal 15 % van het totaal aantal volledig werklozen, vergoed of in de beroepsinschakelingstijd, sinds ten minste 3 maanden als ze jonger zijn dan 25 jaar of 6 maanden indien ze 25 jaar of ouder zijn, worden opgenomen in een specifiek begeleidingstraject.

Het specifieke begeleidingstraject kan eenmalig vernieuwd of verlengd worden voor een bijkomende periode van maximaal 18 maanden, en dit voor ten hoogste 4 % van het totaal aantal vergoede volledig werklozen of werkzoekenden in hun beroepsinschakelingstijd, sinds ten minste 3 maanden indien ze jonger zijn dan 25 jaar of ten minste 6 maanden indien ze 25 jaar of ouder zijn. 2° de werkloze rechtvaardigt een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 %, erkend door de erkend geneesheer van de RVA conform de procedure voorzien in artikel 141 en hij volgt een intensief begeleidingstraject aangepast aan zijn gezondheidstoestand, met een maximale duur van 12 maanden; De werkloze kan niet langer genieten van uitkeringen vanaf de dag waarop zijn inschrijving als werkzoekende ambtshalve werd geschrapt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, inzonderheid ten gevolge van het feit dat hij : 1° niet langer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt;2° zich niet bij die dienst heeft aangemeld wanneer hij opgeroepen werd;3° die dienst niet op de hoogte heeft gesteld van zijn adresverandering;4° de formaliteiten niet vervuld heeft die die dienst vereist, teneinde de inschrijving als werkzoekende te behouden. De beslissing tot uitsluiting op grond van het vierde lid, genomen door de gewestinstelling die ingevolge artikel 6, § 1, IX, 5° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bevoegd is voor het controleren van de passieve beschikbaarheid van werklozen, heeft evenwel slechts uitwerking vanaf de eerste dag van de vierde week volgend op de week waarin de gewestinstelling de beslissing meedeelt aan de werkloze en aan de Rijksdienst.

De uitsluiting geldt vanaf de uitwerking van de beslissing, voor zover de werkloze niet vrijgesteld is van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende 1° voor de periode van de schrapping als werkzoekende, bedoeld in het vierde lid, gesitueerd vanaf de dag van uitwerking : 2° voor een periode die overeenstemt met de duur van de schrapping als werkzoekende, bedoeld in het vierde lid, voorafgaand aan de dag waarop de beslissing wordt genomen;deze periode kan samenvallen met de in 1° vermelde periode.".

Art. 5.In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2015, worden de artikelen 58/1 tot 58/12 ingevoegd luidend als volgt : "

Art. 58/1.De artikelen 58/2 tot 58/12 leggen het normatief kader vast dat van toepassing is op de controle van de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze door de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om die controle uit te oefenen.

De artikelen 58/2 tot 58/12 vervangen de artikelen 59bis tot 59decies en de artikelen 59bis/1 tot 59quinquies/2 zodra de gewestinstelling bedoeld in het eerste lid operationeel de controle uitvoert van de actieve beschikbaarheid van de volledig werklozen van wie de hoofdverblijfplaats tot haar ambtsgebied behoort.

Voor de toepassing van de artikelen 58/2 tot 58/12 wordt verstaan onder : 1° actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze : de verplichting van de volledig werkloze om actief naar werk te zoeken, bedoeld in artikel 58, § 1, eerste en tweede lid;2° de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid: de procedure die wordt toegepast door de gewestinstelling bedoeld in de bepaling onder 3° met het oog op het controleren van de verplichting van de volledig werkloze om actief te zoeken naar werk;3° bevoegde gewestinstelling : de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om de controle uit te oefenen van de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze.

Art. 58/2.De volledig werkloze is onderworpen aan de procedure van de controle van de actieve beschikbaarheid als tegelijk voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° hij geniet werkloosheidsuitkeringen of inschakelingsuitkeringen;2° hij is verplicht ingeschreven als werkzoekende en is niet vrijgesteld van die verplichting;3° hij is niet vrijgesteld van de verplichting beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, bedoeld in artikel 56;4° hij is arbeidsgeschikt in de zin van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;5° hij is geen werkloze bedoeld in artikel 28, § 3;6° hij is nog geen 60 jaar;7° de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is niet opgeschort in toepassing van de bepalingen van artikel 58/3. De procedure van de controle van de actieve beschikbaarheid is eveneens van toepassing: 1° op de volledig werkloze die een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 % bewijst, erkend door de erkend geneesheer van de RVA conform de procedure voorzien in artikel 141;2° op de deeltijds werknemer met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering geniet en van wie het arbeidsregime normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat lager ligt dan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon, tijdens de eerste twaalf ononderbroken maanden. Voor de toepassing van het tweede lid, 2° wordt geen rekening gehouden met onderbrekingen die niet ten minste twee maanden bereiken, berekend van datum tot datum.

In afwijking van het eerste lid, is de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid niet van toepassing op de volledig werkloze die, wegens letsels of functionele stoornissen voorafgaand aan zijn intrede op de arbeidsmarkt, door de erkend geneesheer van de RVA, conform de procedure voorzien in artikel 141, erkend wordt als zonder verdienvermogen in de zin van de regelgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 58/3.§ 1. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de volledig werkloze een opleidingsactie of studies volgt en waarvoor hij een vrijstelling heeft gekregen van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.

De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is ten vroegste opnieuw van toepassing op de dag die volgt op het einde van de vrijstelling van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt of later wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 58/2. § 2. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de volledig werkloze een vrijstelling geniet van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt in toepassing van de artikelen 79, § 4bis, tweede lid, 79ter, § 5, 90, 96 of 97.

De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is ten vroegste opnieuw van toepassing op de dag die volgt op het einde van de vrijstelling van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt of later wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 58/2. § 3. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze een specifiek begeleidingstraject volgt dat hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werkloze wordt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling beschouwd als verwijderd van de arbeidsmarkt omwille van een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of sociale inschakeling duurzaam aantasten en, daardoor, zijn professionele inschakeling, met als gevolg dat de werkloze binnen de 12 maanden die volgen niet in staat is om te werken in het gewone economische circuit of in het kader van een al dan niet betaalde aangepaste en omkaderde arbeidsplaats;2° het specifieke begeleidingstraject voldoet aan de volgende voorwaarden : a) het vormt het voorwerp van een wederzijdse verbintenis van de partijen;b) het betreft een voor de doelgroep bedoeld in 1° specifieke begeleidingsactie, aangewend door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling die, in voorkomend geval, een beroep doet op de medewerking van derden;c) het bevat een geheel van intensieve acties die de impact beogen te verminderen van de factoren die de inschakeling op de arbeidsmarkt bemoeilijken en die de socioprofessionele inschakeling beogen te bevorderen;d) wanneer het wordt georganiseerd in samenwerking met een derde, vormt het traject regelmatig het voorwerp van een verslag aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;e) het is in duur beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de psycho-medisch-sociale remediëring, in een perspectief van professionele inschakeling, en die duur mag in elk geval de 21 maanden niet overschrijden. Het specifieke begeleidingstraject kan eenmalig verlengd of vernieuwd worden voor een bijkomende periode van maximum 18 maanden.

De schorsing van de procedure bedoeld in deze paragraaf houdt op vanaf het ogenblik waarop de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de werkloze niet meer deelneemt of niet meer op positieve wijze meewerkt aan het specifieke begeleidingstraject.

De procedure voor de opvolging van de actieve beschikbaarheid is ten vroegste opnieuw van toepassing vanaf de dag na het einde van het specifieke begeleidingstraject of later, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 58/2. § 4. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze die een blijvende arbeidsongeschiktheid rechtvaardigt van ten minste 33 %, erkend door de erkend geneesheer van de RVA conform de procedure voorzien in artikel 141, een aangepast begeleidingstraject volgt dat hem werd voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De opschorting van de procedure voorzien in deze paragraaf mag in geen geval een periode van 12 maanden, berekend van datum tot datum, overschrijden, vanaf de datum waarop het aangepaste begeleidingstraject is begonnen.

De schorsing van de procedure bedoeld in deze paragraaf houdt op vanaf het ogenblik waarop de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de werkloze niet meer deelneemt of niet meer op positieve wijze meewerkt aan het aangepaste begeleidingstraject.

Onverminderd de bepalingen van het tweede en het derde lid, is de procedure voor de opvolging van de actieve beschikbaarheid ten vroegste opnieuw van toepassing vanaf de dag na het einde van het specifieke begeleidingstraject of later, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 58/2. § 5. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze afziet van uitkeringen en tot aan de indiening van een nieuwe uitkeringsaanvraag als volledig werkloze, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de werkloze verzaakt aan de uitkeringen voor een ononderbroken periode van minstens 12 maanden;2° de werkloze doet daarvan voorafgaandelijk een schriftelijke en onherroepbare aangifte bij het werkloosheidsbureau;3° de werkloze verbindt zich schriftelijk bij de Rijksdienst die verzaking niet te herroepen. De procedure voor de opvolging van de actieve beschikbaarheid is ten vroegste opnieuw van toepassing vanaf de datum van de nieuwe uitkeringsaanvraag bedoeld in het eerste lid of later, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 58/2. § 6. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze voorlopige uitkeringen geniet in toepassing van artikel 62, § 2.

De opschorting van de procedure voorzien in deze paragraaf mag in geen geval een periode van 3 jaar overschrijden, berekend van datum tot datum, vanaf de datum waarop de werkloze werd toegelaten tot het genot van voorlopige uitkeringen.

Onverminderd de bepalingen van het tweede lid is de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid opnieuw van toepassing vanaf de datum waarop de arbeidsgeschiktheid van de werkloze niet meer kan betwist worden bij de arbeidsgerechten. § 7. De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid wordt opgeschort voor de werkneemster die zwanger is of die bevallen is tijdens de periode van 3 maanden vóór de vermoedelijke of werkelijke bevallingsdatum en gedurende de 4 maanden die volgen op de werkelijke bevallingsdatum.

De procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is ten vroegste opnieuw van toepassing vanaf de dag na de afloop van de periode van 4 maanden die volgt op de werkelijke bevallingsdatum of later, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden van artikel 58/2. § 8. Zodra hij over de informatie beschikt, deelt de RVA aan de bevoegde gewestinstelling, via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom mee: 1° de gegevens van de werklozen die een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 % bewijzen, erkend door de erkend geneesheer van de RVA conform de procedure voorzien in artikel 141;2° de gegevens van de werklozen voor wie de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid is opgeschort in toepassing van §§ 2, 5 of 6, alsook de begindatum en de einddatum van de periode van opschorting.

Art. 58/4.§ 1. Volgens de nadere regels die hij bepaalt, informeert de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de volledig werkloze omtrent zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en omtrent de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid die zal worden toegepast tijdens de duur van zijn werkloosheid.

De informatie bedoeld in het eerste lid wordt meegedeeld aan de volledig werkloze op het ogenblik van zijn eerste inschrijving als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en bij elke nieuwe inschrijving als werkzoekende na een onderbreking van de inschrijving gedurende een ononderbroken periode van ten minste 3 maanden. § 2. Volgens de modaliteiten die hij bepaalt, informeert de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 58/2, tweede lid, 2° over zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en over de controleprocedure van de actieve beschikbaarheid die zal worden toegepast tijdens de periode van twaalf maanden bedoeld in het voormelde artikel 58/2, tweede lid, 2°.

De informatie bedoeld in het eerste lid wordt aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten meegedeeld op het ogenblik waarop hij zich inschrijft als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, conform artikel 131bis, § 1, 2°.

Art. 58/5.De bevoegde gewestinstelling evalueert periodiek de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze tijdens de volledige duur van de werkloosheid en ten minste een keer per jaar, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, en zorgt er daarbij voor dat de rechten van de verdediging worden nageleefd.

De bevoegde gewestinstelling evalueert de actieve beschikbaarheid van de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 58/2, tweede lid, 2°, ten minste een keer tijdens de periode van twaalf maanden bedoeld in het voormelde artikel 58/2, tweede lid, 2°.

Bij een evaluatiegesprek dat aanleiding kan geven tot de toepassing van artikel 58/9 kan de werkloze zich laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

In geval van negatieve evaluatie vindt ten laatste 6 maanden na de negatieve evaluatie of ten laatste 6 maanden na het verstrijken van de sanctie die werd toegepast als gevolg van de negatieve evaluatie een nieuwe evaluatie plaats.

Rekening houdend met het minimum bedoeld in het eerste of tweede lid en met de termijn bepaald in het vierde lid, legt de bevoegde gewestinstelling de periodiciteit en de timing vast van de evaluaties, in het bijzonder rekening houdend met het profiel van de werkloze en de termijnen van de realisatie van de acties voorzien in het individuele actieplan dat werd overeengekomen met de tewerkstellingsconsulent van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

Art. 58/6.Tijdens elke evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de werkloze, heeft de evaluatie betrekking op de periode sinds de vorige evaluatie of indien er nog geen evaluatie is geweest, op de periode sinds het begin van de werkloosheid of, indien het gaat om een deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 58/2, tweede lid, 2°, sinds het begin van de periode van twaalf maanden bedoeld in het voormelde artikel 58/2, tweede lid, 2°.

Voor de toepassing van het vorige lid moet onder begin van de werkloosheid de datum worden verstaan van de eerste inschrijving van de werkloze als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling of de datum van zijn herinschrijving als werkzoekende na een onderbreking van de inschrijving gedurende een ononderbroken periode van ten minste 3 maanden.

Tijdens de evaluatie evalueert de bevoegde gewestinstelling elk van de volgende elementen : 1° de uitvoering door de betrokken werkloze van het individueel actieplan dat werd afgesloten met de tewerkstellingsconsulent van de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, de graad van verwezenlijking van de acties voorzien in het actieplan en de naleving van de toegestane termijnen voor de realisatie van de acties;2° de persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die de werkloze zelfstandig heeft ondernomen tijdens de geëvalueerde periode, evenwel met uitzondering van de periode tijdens dewelke hij vrijgesteld was van de verplichting om zelf actief naar werk te zoeken, in toepassing van artikel 58, § 1, derde lid;3° de eventuele arbeids- of opleidingsperiodes van de werkloze tijdens de geëvalueerde periode;4° de eventuele andere acties die de werkloze onderneemt met het oog op zijn herinschakeling op de arbeidsmarkt. Voor de toepassing van het derde lid, 1°, evalueert de bevoegde gewestinstelling de uitvoering van het actieplan door de werkloze, de graad van verwezenlijking van de acties voorzien in het actieplan en de naleving van de toegestane termijnen, rekening houdend met alle elementen van het individuele dossier van de betrokken werkloze.

Voor de toepassing van het derde lid, 2°, moet de werkloze het bewijs leveren van de persoonlijke stappen die hij heeft ondernomen om naar werk te zoeken, bij voorkeur door middel van materiële bewijzen. Bij gebrek aan materiële bewijzen komt een schriftelijke verklaring op eer in aanmerking indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

De werkloze maakt die bewijzen over via de post of elektronisch of volgens de modaliteiten bepaald in het individuele actieplan of maakt ze, desgevallend, ten laatste over tijdens het evaluatiegesprek.

Voor de toepassing van het derde lid, 2°, evalueert de bevoegde gewestinstelling op basis van de door de werkloze geleverde bewijzen en rekening houdend met alle elementen van het individuele dossier, de pertinentie van de persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die hij heeft ondernomen. De persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die werden ondernomen door de werkloze worden positief geëvalueerd als de werkloze kan aantonen dat ze regelmatig, gediversifieerd zowel naar het type van zoeken als naar de sector van activiteit zijn en ze inzonderheid rekening houden met de criteria van de passende dienstbetrekking, bepaald krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°.

Tijdens elke evaluatie wordt de informatie waarop de evaluatie is gebaseerd, aan de werkloze meegedeeld.

Art. 58/7.§ 1. Na elke evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de werkloze, wordt door de bevoegde gewestinstelling een positieve of negatieve evaluatiebeslissing, naargelang het geval, genomen en wordt die beslissing, onverminderd de bepalingen voorzien in § 2, meegedeeld aan de betrokken werkloze, waarbij de rechten van de verdediging worden nageleefd.

De procedure en de termijnen die van toepassing zijn voor de evaluatiebeslissing bedoeld in het eerste lid worden bepaald door het bevoegde gewest. § 2. In geval van een negatieve evaluatie moet de beslissing genomen door de bevoegde gewestinstelling, op straffe van nietigheid, gemotiveerd worden in feite en in rechte.

De bevoegde gewestinstelling betekent de negatieve evaluatiebeslissing, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk aan de betrokken werkloze. Op straffe van nietigheid moet de schriftelijke betekening de motivering vermelden van de beslissing alsook de sanctie die moet worden toegepast in toepassing van artikel 58/9 en de mogelijkheden om beroep aan te tekenen tegen die beslissing.

De negatieve evaluatiebeslissing en de sanctie die moet worden toegepast worden aan de Rijksdienst meegedeeld door de bevoegde gewestinstelling. § 3. De werkloze die een beslissing genomen door de bevoegde gewestinstelling betwist, kan beroep aantekenen bij de bevoegde arbeidsrechtbank overeenkomstig artikel 7, § 11, eerste tot derde lid van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Art/ 58/8. Wanneer de werkloze verhuist en de gemeente van zijn nieuwe hoofdverblijfplaats tot het ambtsgebied behoort van een andere bevoegde gewestinstelling, neemt die instelling de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid over in het stadium waarin ze zich bevond op het ogenblik van de verhuizing van de werkloze, rekening houdend met de evaluaties die reeds werden uitgevoerd door de gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuis.

De gewestinstelling die bevoegd was vóór de verhuizing maakt het volledige dossier van de werkloze over aan de bevoegde gewestinstelling, indien die instelling daarom vraagt.

In afwijking van het eerste lid, blijft de gewestinstelling die, op basis van de hoofdverblijfplaats van de werkloze, bevoegd was op het ogenblik van de evaluatie, bevoegd om, zelfs na de verhuizing van de werkloze naar het ambtsgebied van een andere gewestinstelling, een beslissing te nemen in toepassing van artikel 58/7 op basis van die evaluatie, op voorwaarde dat de evaluatiebeslissing werd meegedeeld of betekend aan de werkloze binnen een termijn van 3 maanden te tellen vanaf de datum van de evaluatie.

Art. 58/9.§ 1. De volledig werkloze van wie de actieve beschikbaarheid negatief wordt geëvalueerd door de bevoegde gewestinstelling wordt gesanctioneerd met een verwittiging indien het gaat om de eerste negatieve evaluatie.

In afwijking van het eerste lid, wanneer hem reeds een formele schriftelijke verwittiging in het kader van de actieve beschikbaarheid werd betekend tijdens de begeleiding, zal de volledig werkloze wiens actieve beschikbaarheid negatief wordt geëvalueerd : 1° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;2° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet. § 2. Na een tweede negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de volledig werkloze : 1° gedurende een periode van 13 weken de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;2° gedurende een periode van 13 weken uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3 of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet. § 3. Na een derde negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de volledig werkloze : 1° gedurende een periode van 6 maanden, berekend van datum tot datum, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis en na afloop van de voormelde periode uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1 of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;2° uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3 of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet. § 4. Voor de toepassing van de paragrafen 1 tot 3 wordt na twee opeenvolgende positieve evaluaties door de bevoegde gewestinstelling geen rekening meer gehouden met de vroegere negatieve evaluaties.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt eveneens rekening gehouden met de laatste evaluatie verricht door de Rijksdienst vóór de overname door de bevoegde gewestinstelling van de operationele uitvoering van de controle op de actieve beschikbaarheid van de volledig werklozen die hun hoofdverblijfplaats hebben in haar ambtsgebied. § 5. Voor de toepassing van de paragrafen 1 tot 4 wordt de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in artikel 58/2, tweede lid, 2° gelijkgesteld met een volledig werkloze.

Art. 58/10.De beslissing genomen in toepassing van artikel 58/9 door de bevoegde gewestinstelling gaat in vanaf de eerste dag van de vierde week die volgt op de week tijdens dewelke de bevoegde gewestinstelling de beslissing meedeelt aan de werkloze en aan de Rijksdienst.

Wanneer de uitsluiting bedoeld in artikel 58/9, § 1, tweede lid of § 2 op hetzelfde moment moet ingaan als een uitsluiting gebaseerd op artikel 52 of 52bis en/of een administratieve sanctie voorzien in artikelen 153, 154 of 155, wordt de totale duur van de uitsluiting vastgesteld door de samentelling van de duur van de verschillende periodes van uitsluiting. Wanneer een periode van uitsluiting een aanvang moest nemen tijdens een andere periode van uitsluiting, neemt zij slechts een aanvang bij het verstrijken van die laatste.

De periode van ziekte verlengt op evenredige wijze de duur van de uitsluiting bedoeld in artikel 58/9, § 1, tweede lid of § 2.

In afwijking van het vorige lid wordt de verlenging met de ziekteperiode evenwel beperkt tot een periode van maximaal 3 jaar berekend van datum tot datum.

De uitsluiting voorzien in artikel 58/9, § 1, tweede lid, § 2 of § 3 houdt tijdelijk op uitwerking te hebben gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze het werk hervat heeft als loontrekkende en tijdelijk werkloos is gesteld in die betrekking.

De bevoegde gewestinstelling vermeldt de principes vermeld in lid 2 tot 5 in de beslissing die ze betekent aan de werkloze.

Art. 58/11.De in artikel 58/9, § 3, bedoelde uitsluiting eindigt wanneer de werknemer opnieuw voldoet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden voorzien in de artikelen 30 tot 33 of wanneer hij een wachttijd heeft vervuld van : 1° 312 arbeids- of gelijkgestelde dagen in de zin van de artikelen 37 of 38 in de loop van de 21 maanden die voorafgaan aan zijn uitkeringsaanvraag als voltijds werknemer;2° 312 halve arbeids- of gelijkgestelde dagen in de zin van de artikelen 37 of 38 in de loop van de 27 maanden die zijn uitkeringsaanvraag als vrijwillig deeltijdse werknemer in een arbeidsregime dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 33, 1°, voorafgaan. Voor de toepassing van het vorige lid wordt geen rekening gehouden : 1° met de arbeids- of gelijkgestelde dagen gelegen vóór de dag van ontvangst van de beslissing tot uitsluiting bedoeld in artikel 58/10;2° met de dagen die aanleiding hebben gegeven tot het betalen van een uitkering in toepassing van dit besluit;3° met de dagen die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, behalve indien zij onmiddellijk zijn voorafgegaan door een ononderbroken periode van 26 arbeidsdagen of 26 halve arbeidsdagen, indien het gaat om een vrijwillig deeltijdse werknemer. Voor de toepassing van het eerste lid, worden de dagen tijdelijke werkloosheid, al dan niet vergoed, beschouwd als gelijkgestelde dagen ten belope van ten hoogste 78 dagen of, indien het om een vrijwillig deeltijdse werknemer gaat, ten hoogste 78 halve dagen.

Art. 58/12.In afwijking van artikel 58/1, tweede lid, zijn de artikelen 58/2 tot 58/11 ook van toepassing op de controle van de actieve beschikbaarheid van de volledig werklozen die, op het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling de operationele uitoefening overneemt van die controle, onderworpen zijn aan een lopende opvolgingsprocedure in toepassing van de artikelen 59bis tot 59decies of de artikelen 59bis/1 tot 59quinquies/2.

Voor de toepassing van het eerste lid worden beschouwd als zijnde onderworpen aan een lopende opvolgingsprocedure, de werklozen die vóór het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling de operationele uitoefening overneemt van de controle van de actieve beschikbaarheid : 1° een verwittigingsbrief hebben ontvangen in toepassing van artikel 59ter of de mededeling van een positieve evaluatie met de aankondiging van een toekomstige nieuwe evaluatie, zonder dat die verwittigingsbrief of de mededeling van de positieve evaluatie werd gevolgd door een positief evaluatiegesprek;2° een informatiebrief hebben ontvangen in toepassing van artikel 59ter/1. Voor de toepassing van de artikelen 58/2 tot 58/11 op de werklozen bedoeld in het eerste lid, houdt de bevoegde gewestinstelling rekening met de evaluaties die werden uitgevoerd en de beslissingen die werden genomen door de directeur van het bevoegde werkloosheidsbureau in toepassing van de artikelen 59bis tot 59decies of de artikelen 59bis/1 tot 59quinquies/2.

Voor de volledig werklozen die zijn onderworpen aan een lopende procedure in toepassing van de artikelen 59bis tot 59decies, deelt de Rijksdienst desgevallend aan de bevoegde gewestinstelling de inhoud mee van de afgesloten overeenkomsten in toepassing van de artikelen 59quater, § 5, of 59quinquies, § 5, zoals ze van kracht waren tot 30 juni 2014, die nog niet werden geëvalueerd op het ogenblik waarop de bevoegde gewestinstelling de operationele uitoefening van de controle van de actieve beschikbaarheid overneemt.".

Art. 6.§ 1. De bepalingen van de artikelen 56, paragrafen 3 en 5, 56/1 tot 56/6 en 58/1 tot 58/12 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering die zijn ingevoegd door dit besluit zijn niet van toepassing op de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die op 1 oktober 2015 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. § 2. Voor de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering genieten en die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tewerkgesteld zijn in een arbeidsregime dat normaal gemiddeld per week een aantal uur bedraagt dat ten minste gelijk is aan de helft van het aantal werkuren dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon, beginnen de termijn van 9 maanden bedoeld in de artikelen 56, § 5, eerste lid, 1° en 56/3, § 2, derde lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd door dit besluit en de termijn van 24 maanden bedoeld in de artikelen 56, § 5, derde lid en 56/5, eerste lid, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 1991, ingevoegd door dit besluit, te lopen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 3. De deeltijdse werknemers met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering genieten en die, op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, tewerkgesteld zijn in een arbeidsregime dat normaal gemiddeld per week een aantal uur bevat dat lager ligt dan de helft van het aantal uur dat wekelijks wordt gepresteerd door de referentiepersoon en die zich niet meer in de periode van de eerste twaalf maanden bevinden bedoeld in artikel 58/2, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd door dit besluit, zijn onderworpen aan de verplichting tot aangepaste beschikbaarheid bedoeld in artikel 56, § 3, eerste lid, 3° en in de artikelen 56/1 tot 56/6, van het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 1991, ingevoegd door dit besluit, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De termijn van 9 maanden bedoeld in de artikelen 56, § 5, eerste lid, 2° en 56/3, § 2, derde lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd door dit besluit en de termijn van 24 maanden bedoeld in de artikelen 56, § 5, derde lid en 56/5, eerste lid, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 1991, ingevoegd door dit besluit, beginnen te lopen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

In afwijking van het eerste lid, treden de bepalingen betreffende de deeltijdse werknemers met behoud van rechten bedoeld in de artikels 56, § 3, eerste lid, 2° en 3° en tweede lid, 56, § 5, 56/2, § 2, 56/3, § 2, 56/4, § 2, 56/5, eerste lid, 2°, 58/2, tweede lid, 2° en derde lid, 58/4, § 2, 58/5, tweede lid, 58/6, eerste lid, in fine en 58/9, § 5, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd door dit besluit en in artikel 6 van dit besluit, in werking op 1 september 2016.

Art. 8.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS

^