Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2001
gepubliceerd op 01 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de werklieden van de bewakingsdiensten in de privé-sector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013239
pub.
01/02/2002
prom.
14/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/14/2001013239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de werklieden van de bewakingsdiensten in de privé-sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de werklieden van de bewakingsdiensten in de privé-sector.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 Bevordering van de werkgelegenheid en vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de werklieden van de bewakingsdiensten in de privé-sector (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 45991/CO/317) Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bevordering van de werkgelegenheid ter uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten en heeft directe uitwerking. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen op Belgisch grondgebied, ongeacht het feit of hun zetel zich in België of in het buitenland bevindt. § 3. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden onder "ondernemingen" verstaan : de ondernemingen die voor rekening van derden bewakingsdiensten verrichten, met uitzondering van de militaire basissen, en onder "werklieden" : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie Bewakingsdiensten voor rekening van derden

Art. 2.De werklieden die zijn tewerkgesteld in de ondernemingen die, voor rekening van derden, bewakingsdiensten verrichten, worden in negen categorieën ingedeeld, rekening houdend met de aard van de uitgevoerde werken, de beroepsbekwaamheid en de graad van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de taken die hun worden toevertrouwd.

Beschouwd worden als : 1. Bewakingsagent A : de agent-werkman die tot hoofdtaak heeft ter plaatse algemene bewakingsopdrachten uit te voeren en die hierbij eventueel gebruik maakt van manuele of elektronische middelen en/of een bewakingshond. Zijn functie houdt onder meer in : - preventieve ronden/preventieve opdrachten uitvoeren ter voorkoming van beschadigingen en/of vandalisme op de post die hem is toegewezen (water, brand, enz.); - controleronden uitvoeren op de plaats of in de onderneming die dient bewaakt te worden; - controle uitoefenen op het in- en uitgaan van personen of goederen, met of zonder controlescherm, aan de hand van een lijst van de verplaatsingen; - controle uitoefenen over de verkoopoppervlakten; - antwoorden op binnenkomende telefoonoproepen en overbrengen van boodschappen; - uitvoeren van eenvoudige administratieve taken en van de opdracht van portier (invullen van documenten, begeleiden van bezoekers,...); - uitvoeren van gemakkelijke handenarbeid die samengaat met zijn algemene bewakingsopdracht (zoals het onderhoud van zijn wachtlokaal); - de opdracht van fondsenbewerker uitvoeren, met de volgende inhoud : het bedienen van tel-, sorteer-, weeg- en verpakkings- of incartouchagemachines, het bevoorraden van deze machines, de verantwoordelijkheid voor een continue werking, het opnemen van tellers, het opstellen van borderellen en, in voorkomend geval, het encoderen van gegevens. 2. Bewakingsagent AX : de agent-werkman die voor de uitvoering van zijn taak een specifieke bekwaamheid moet bezitten : - hetzij op het gebied van de elektronica of de alarmsystemen; - hetzij in het alledaags gebruik van vreemde talen (het Frans, het Nederlands, en in het Duitse gewest het Duits, worden niet als vreemde talen beschouwd); - hetzij voor het geheel van de fondsenverwerking en kasverrichtingen waarvoor hij is aangewezen. 3. Mobiele bewakingsagent B1 : de werkman die volgens onderrichtingen die werden verstrekt de volgende opdrachten uitvoert : - interne en/of externe bewaking op verschillende plaatsen bij klanten, eventueel met een hond; - het overbrengen van allerlei vertrouwelijke en dringende documenten, microfilms, informatiedragers, enz. die hem door de klant worden toevertrouwd; - het uitvoeren van tussenkomsten en controles bij klanten; 4. De mobiele bewakingsagent B2 : de werkman die tot taak heeft V.I.P.'s te vervoeren. (VIP-chauffeur) 5. De bewakingsagent-vervoerder van fondsen en waarden C : de werkman die verantwoordelijk is voor het vervoer en/of het begeleiden, en/of het innen en/of het afleveren van verhandelbare waarden en/of waardevolle voorwerpen (b.v. kunstwerken) voor rekening van derden. 6. Brigadier en/of instructeur categorie D : a) brigadier : werkman die voornamelijk bewakingstaken uitvoert en die bovendien door de werkgever of op aanvraag van de klant wordt aangewezen om de activiteit van de groep te coördineren.b) instructeur D : werkman waarvan de voltijdse functie als functie van instructeur wordt erkend en waarvoor hij persoonlijk wordt aangewezen.Het is duidelijk dat de werknemer aan wie wordt gevraagd om een nieuwe collega die voor de post is aangewezen op de hoogte te brengen, niet binnen deze classificatie valt.

Er wordt per onderneming een lijst met de namen van de als zodanig erkende brigadiers en/of instructeurs D bezorgd aan de ondertekenende representatieve werknemersorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 7. De bewakingsagent Body-guard E : de werkman die dient in te staan voor de lichamelijke bescherming van personen.Het besturen van een voertuig, het gebruik van vier courante talen, het gebruik van brandblusapparaten, het hanteren van wapens en het beheersen van verdedigings- en E.H.B.O.-technieken maken deel uit van deze functie. 8. Bewakingsagent-vervoerder van munitie F : de werkman die dient in te staan voor de begeleiding en/of bewaking van explosief materiaal bestemd voor de productie van oorlogsmunitie, jachtmunitie of munitie voor de burgerlijke bouwkunde, alsook afgewerkte producten van dezelfde aard voor rekening van privé-ondernemingen.9. Bewakingsagent-"vakman" G : de bewakingsagent die taken vervult die niet in de classificatie van de functies kunnen worden opgenomen en die kennis van het vak vereisen.Voor deze categorie kan het minimumuurloon paritair worden onderzocht op het niveau van de onderneming.

Alle bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn op de bewakingsagenten-"vaklui" van toepassing en het minimumuurloon bepaald voor functie A wordt hun gewaarborgd.

Hun loon is echter afhankelijk van de loonschaal die is vastgesteld door het paritair comité waaronder de ondernemingen ressorteren die deze vaklui tewerkstellen. HOOFDSTUK III. - Lonen, premies en diverse vergoedingen

Art. 3.§ 1. De minimumuurlonen, alsmede de werkelijke uurlonen, worden verhoogd met 4 BEF op 1 april 1997 en met 4 BEF op 1 januari 1998. § 2. De minimumuurlonen van de werklieden bedoeld in artikel 2, toepasselijk vanaf 1 april 1997, voor een werkelijke wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 37 uren, zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Het aanvangsloon is vastgesteld op 95 pct. van het loon van de categorie van de uitgeoefende functie en dit voor een maximumduur van 3 maanden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 4. De minimumuurlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen zijn verschuldigd voor alle aanwezigheidsuren. § 5. De premie van 5 BEF per uur, die wordt toegekend sinds 1 juli 1987, blijft van toepassing voor arbeidsprestaties met een wapen.

Deze premie wordt geïndexeerd, zoals het loon. Ze bedraagt 5,52 BEF per 1 april 1997. § 6. Een premie gelijk aan 10 pct. (35,67) van het loon van categorie A per 1 januari van elk jaar wordt toegekend voor zondagsarbeid (van 00.00 u. tot 24.00 u.). Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon het loon van categorie A op 1 januari 1997.

Er wordt een bijzondere premie toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid op de 11 feestdagen; deze is gelijk aan 20 pct. (71,34) van het loon van categorie A per 1 januari van elk jaar. Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon het loon van categorie A van 1 januari 1997.

Voor de berekening van de premie begint de dag om 00.00 uur en eindigt om 24.00 uur.

Naast de wettelijke feestdagen : - 1 januari : Nieuwjaar - Paasmaandag - 1 mei : Feest van de arbeid - O.L.H.-Hemelvaart - Pinkstermaandag - 21 juli : Nationale feestdag - 15 augustus : O.L.V.-Hemelvaart - 1 november : Allerheiligen - 11 november : Wapenstilstand - 25 december : Kerstmis worden als feestdagen beschouwd de communautaire feestdagen met name : - 11 juli : Vlaamse Gemeenschap - 27 september : Franse Gemeenschap - 15 november : Duitstalige Gemeenschap Aan de werknemers-werklieden die voltijds tewerkgesteld zijn en slechts 5 dagen werken in een arbeidstijdregeling van 6 dagen/37 uren, wordt 37/5 maal het werkelijk betaalde loon gewaarborgd. § 7. Een bijzondere nachtpremie wordt toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid tussen 22.00 uur en 6.00 uur, ongeacht de arbeidstijdregeling ; deze is gelijk aan 10 pct. van het loon van categorie A per 1 januari van elk jaar. Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon het loon van categorie A op 1 januari 1997.

De premies voor nachtarbeid en arbeid op zon- en feestdagen zijn cumuleerbaar. § 8. Een vergoeding van 230 BEF per 24 uren of 1 610 BEF per kalenderweek wordt toegekend aan de "stand-by-werklieden" gedurende minstens 12 uren.

Onder "stand by" wordt verstaan, de toestand waarin de werkman, hoewel hij volgens een voorafgaand akkoord met de werkgever niet van dienst is, op oproepen moet antwoorden om onmiddellijk alarminterventies uit te voeren. § 9. Oproeppremie : aangezien de oproepen afhankelijk zijn van de vrijwilligheid van het personeel, wordt geen enkele wijziging aangebracht in de huidige situatie.

Er wordt evenwel een lijst opgesteld van de personen die beschikbaar zijn voor deze arbeidsprestaties; deze lijst wordt gecontroleerd door de vakbondsafvaardigingen, indien er geen vakbondsafvaardigingen zijn, wordt de controle uitgevoerd door de gewestelijke secretarissen van de ondertekenende vakorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Onder vrijwilligheid wordt verstaan, het aanvaarden door het personeel om oproepen uit te voeren; deze aanvaarding is voor herziening vatbaar. § 10. Anciënniteitspremie : aan alle categorieën van werknemers wordt een speciale anciënniteitspremie toegekend, die gelijk is aan : - 3 000 BEF niet-recurrent en 1 recurrente dag bijkomend verlof voor alle werknemers die 10 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming.

De werknemers die reeds meer dan 10 jaar anciënniteit hebben binnen dezelfde onderneming, zullen deze premie en deze verlofdag automatisch genieten op de datum van hun verjaardag. - 5 000 BEF niet-recurrent en 2 recurrente dagen verlof voor alle werknemers die 15 jaar dienst hebben in dezelfde onderneming.

De werknemers die, reeds meer dan 15 jaar dienst hebben in dezelfde onderneming, zullen deze premie en deze verlofdagen automatisch genieten op de datum van hun verjaardag.

De bovenvermelde recurrente verlofdagen kunnen niet worden samengevoegd. § 11. Waardenvervoer : a) Een niet-geïndexeerde premie van 2,50 BEF per uur werkelijke rijtijd wordt toegekend aan de chauffeur. In de betaling van 1/2 uur rust per 4 uren werkelijke arbeidsprestaties wordt eveneens voorzien.

Er moet worden opgemerkt dat het uur rust dat een werknemer bijvoorbeeld in een bank neemt om te eten, niet wordt beschouwd als een werkelijk gewerkt uur en dus niet wordt betaald. b) De lijst van de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld wordt medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. Naar gelang van de mogelijkheden krijgen de werknemers die niet voltijds zijn tewerkgesteld in hun functie van vervoerder van fondsen, voorrang voor elke verhoging van het aantal uren in het vervoer van fondsen.

Elke uitzonderlijke situatie moet worden geregeld met de vakbondsafvaardiging. § 12. Syndicale premie : Sedert 1 januari 1994 is het bedrag van de syndicale premie vastgesteld op 3 500 BEF. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsduur

Art. 4.§ 1. De herverdeling van de arbeid, gepland op het niveau van de ondernemingen, alsook de veralgemeende vermindering van de gemiddelde arbeidstijd voor het geheel van de werklieden tot 37 uren per week, alsook de vermindering van de overuren zullen van toepassing zijn volgens de volgende modaliteiten : a) Voor alle andere activiteiten dan het vervoer van waarden, een maandelijks gemiddelde van 175 uren, op trimestriële basis met betaling van overuren na het 525e uur. Elk uur aanwezigheid boven het 525e uur per kwartaal wordt dus in rekening gebracht voor de berekening van de overuren. De uren begrepen tussen 481 (13 x 37) en 525 worden beschouwd als geneutraliseerde uren voor de rust-en schafttijden en betaald tegen 100 pct.

Dit systeem is toepasselijk vanaf 1 oktober 1997 (het 4e kwartaal van 1997 is het referentiekwartaal).

De afwijkingen van de maandelijkse arbeidstijdregelingen mogen niet meer dan 30 uren bedragen boven en onder het gemiddelde van 175 uren.

De maandelijkse aanwezigheidsduur is begrepen tussen minimum 145 uren en maximum 205 uren.

De bovenvermelde uren omvatten alle uren aanwezigheid.

De wekelijkse aanwezigheidstijd is beperkt tot 60 uren per week. Per aanwezigheidsuur verstaat men de werkelijk gewerkte uren, de schaft- en rusttijd; elk van deze uren wordt betaald. b) Voor het vervoer van fondsen worden de overuren betaald na het 42e werkelijk gewerkte uur per week. Het aantal werkelijk gewerkte uren per dag is beperkt tot maximaal 11 uren.

De verkregen situaties die gunstiger zijn worden gehandhaafd. § 2. Er wordt een minimummaandloon gewaarborgd dat gelijk is aan het aantal contractuele dagen en uren (zie bijlage - referentie 1) voor iedere maand in 1997 en 1998, zijnde : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 25 dagen - 154 u. 15';

Franse Gemeenschap in september : 25 dagen - 154 u. 15';

Duitstalige Gemeenschap in november : 22 dagen - 135 u. 44'.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 25 dagen - 154 u. 15';

Franse Gemeenschap in september : 25 dagen - 154 u. 15';

Duitstalige Gemeenschap in november : 22 dagen - 135 u. 44'. § 3. De coëfficiënt voor de omrekening van een arbeidstijdregeling van 5 dagen per week in een arbeidstijdregeling van 6 dagen per week bedraagt 6,17 voor gemiddeld 37 uren per week. § 4. De planning mag afwijken van de maandelijkse duur zoals is bepaald in § 2 en het verschil mag door de werkgever worden gecompenseerd tijdens het lopend kwartaal. - Een beperkte vakbondsafvaardiging, waarvan de samenstelling wordt bepaald binnen de onderneming, beschikt over de mogelijkheid om de planning na te zien. De modaliteiten moeten worden overeengekomen op het niveau van de onderneming. 1. Limiet van 145 uren : - De werkgevers verbinden zich ertoe te voorzien in een plan om het minimum aantal uren per maand te bereiken (zie artikel 4, § 2).Indien zij hierin niet slagen, moeten zij in ieder geval de 145 minimumuren waarborgen en moeten de uren die door de werknemers nog moeten worden gedaan verricht worden in de loop van het kwartaal, zoniet worden zij beschouwd als verloren voor de werkgever. - Uren gepland onder de 145 uren kunnen niet meer in aanmerking genomen worden voor recuperatie en blijven verkregen voor de werkman. - Bij het begin van de maand wordt aan een beperkte vakbondsafvaardiging, zoals hierboven omschreven, een lijst van de werknemers die een onvolledige planning hebben gekregen (minimaal 145 uren contractueel, zie bijlage - referentie 1) ter beschikking gesteld. - In het midden van de maand zal door de hiertoe aangewezen afvaardiging een evaluatie worden gemaakt en zullen de nodige correcties worden aangebracht. 2. De uren die niet in aanmerking komen voor recuperatie binnen het trimester dienen uitbetaald te worden met een maximum van 175 uren per maand.3. De overige uren zullen deel uitmaken van het saldo voor de berekening van de betaalde inhaalrust en eventueel voor de betaling van de overurentoeslag.De uren die op het einde van het kwartaal de 525 uren niet overschrijden, moeten worden betaald, en de uren die op het einde van het kwartaal wel de 525 uren overschrijden, moeten worden omgezet in betaalde inhaalrust, op te nemen binnen het daaropvolgende trimester. - Ingeval de uren niet kunnen worden gerecupereerd binnen de termijn die is bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst, bestaat de mogelijkheid om een akkoord te sluiten met de vakbondsafvaardiging en de gewestelijke secretarissen om deze uren te laten recupereren tijdens het volgende kwartaal. Er wordt in ieder geval overeengekomen dat deze uren niet worden uitbetaald.

Behoud van de bestaande regeling voor de C.I.T. 4. Op de uren die de grens van de 525 uren overschrijden is de overurentoeslag van toepassing zoals bepaald in § 1, a). De overurentoeslag wordt betaald bij de afrekening op het einde van ieder kwartaal. § 5. a) Voor wat betreft de definiëring van de contractuele uren, de recuperatie-uren of de uren die gerecupereerd moeten worden, en de overuren, wordt verwezen naar de tekst in bijlage. b) De gelijkgestelde uren en dagen worden vergoed voor zover zij wettelijk of conventioneel door de werkgever dienen vergoed te worden.c) Specifieke problemen op het vlak van een onderneming dienen met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het paritair comité, besproken te worden en maken het voorwerp uit van een lokale of bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst die zal neergelegd worden bij de voorzitter van het paritair comité.d) Voor de prestaties van 3 uren per dag kan afgeweken worden van de wettelijke regeling voor zover dit het voorwerp heeft uitgemaakt van een discussie binnen de syndicale delegatie, en er met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten een bijzonder collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten die zal worden neergelegd bij de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, en goedgekeurd door het paritair comité.e) De ondernemingsraad of syndicale delegatie oefent toezicht uit op de correcte naleving van deze bepalingen.Daarom zal ieder trimester bij de trimestriële informatie een lijst worden voorgelegd aan de leden van de ondernemingsraad waarin de afrekening van de uren, de omzetting in compensatieverlof en toegestane afwijkingen zijn opgenomen. Tevens worden de effecten van deze maatregelen op de tewerkstelling nagegaan. In geval van betwisting kan de syndicale delegatie bijkomende onderzoeken doen inzake betaling, omzetting en afrekening. Jaarlijks zal iedere onderneming een verslag overmaken aan de voorzitter van het paritair comité met de tewerkstellingseffecten voor zijn onderneming, geattesteerd door de ondernemingsraad. f) De uren en dagen jaarlijks verlof komen niet in aanmerking om eventuele planningsproblemen op te lossen.De ondernemingsraad of syndicale delegatie zal een verlofaanvraagformulier uitwerken waardoor misbruiken uitgesloten kunnen worden. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.§ 1. De minimumuurlonen die bepaald zijn in artikel 3, § 1 en § 2 en de werkelijk uitbetaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De lonen die op 1 april 1997 worden uitbetaald stemmen overeen met het spilindexcijfer 119,53. § 3. Telkens als het viermaandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen één van de spilindexcijfers bereikt, worden de lonen die gekoppeld zijn aan het spilindexcijfer 119,53 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02 n op toe te passen, waarbij "n" de rang van het bereikte spilindexcijfer vertegenwoordigt.

Onder spilindexcijfers moet worden verstaan : de getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 119,53 is en waarvan elk van de volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02.

De breuken van één honderste van een punt worden naar het hogere honderdste afgerond of verwaarloosd, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een honderdste bereiken. § 4. De lonen worden aangepast vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 5. Het resultaat van de berekeningen van de aanpassing van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt afgerond naar het hogere of het lagere honderdste, naargelang het al dan niet 50 pct. van een honderdste bereikt. § 6. Wanneer terzelfder tijd een verhoging van de lonen die het gevolg is van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere loonsverhoging moet worden toegepast, wordt de aanpassing die het gevolg is van de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen uitgevoerd vooraleer de lonen volgens de vastgestelde verhoging worden aangepast. HOOFDSTUK VI. - Humanisering van de arbeid, werkzekerheid, bestaanszekerheid

Art. 6.§ 1. De maximum ononderbroken prestatieperiode mag niet meer bedragen dan 6 opeenvolgende dagen. De minimum rustperiode tussen twee prestatieperiodes van 6 dagen bedraagt 24 uur.

De mogelijkheid bestaat om op het niveau van de maatschappijen afwijkende overeenkomsten te sluiten waarbij rekening wordt gehouden met specifieke toestanden zoals de flexibele arbeidstijdregelingen die in de maatschappij van de klant toepasselijk zijn. § 2. De daggrens mag maximum 12 uren bedragen. De werkman heeft het recht een langere tewerkstelling te weigeren zonder dat hij hiervoor kan gesanctioneerd worden. § 3. Er wordt een rusttijd van 11 uren gewaarborgd tussen twee volledige arbeidsprestaties. § 4. De werklieden hebben recht op TWINTIG vrije weekends per JAAR. De werkgevers verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om voor de werklieden meer vrije weekends te plannen.

Onder WE verstaat men een referentieperiode van vrijdag 20 uur tot maandag 8 uur (= 60 uren) met de waarborg van een ononderbroken periode van 48 uren binnen de referentieperiode, terwijl een volledige zaterdag of zondag wordt gehandhaafd. De mogelijkheid bestaat om in de ondernemingen samen met de vakbondsafvaardiging eventuele afwijkingen te bepalen tijdens het onderzoek van de planningen.

Deze overeenkomst geldt niet voor werklieden die een weekend-overeenkomst hebben afgesloten, voor zover zij niet in tegenspraak zijn met de bepalingen vastgesteld in § 1 en § 2. De weekendprestaties zullen bij voorkeur gebeuren door vrijwilligers. § 5. Een carensdag wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° een werkman die in de loop van een semester niet ziek is geweest heeft recht op de uitkering van een carensdag voor de eerste ziekte in het daaropvolgend semester;2° de werkman die langdurig arbeidsongeschikt is geweest (meer dan één maand) in de loop van een semester, geniet eveneens de uitkering van de carensdag voor de eerste ziekteperiode in het daaropvolgend semester. De referentieperiode is het kalendersemester : 1e ziekte in het 1e semester 1997 referentie 2e semester 1996 1e ziekte in het 2e semester 1997 referentie 1e semester 1997 1e ziekte in het 1e semester 1998 referentie 2e semester 1997 1e ziekte in het 2e semester 1998 referentie 1e semester 1998 § 6. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 van de Nationale Arbeidsraad hebben de werklieden recht op loopbaanonderbreking ten belope van 1 pct. van het personeelsbestand.

Daarenboven zal 3 pct. van het personeel loopbaanonderbreking om sociale en familiale redenen kunnen genieten.

Onder sociale en familiale redenen wordt onder andere verstaan : de opvoeding van een kind, de ziekte of hospitalisatie van een verwant of echtgenoot waarmee de werkman onder hetzelfde dak leeft, of een familielid tot de eerste graad waarmee hij niet onder hetzelfde dak woont. § 7. De werklieden getroffen door economische of technische werkloosheid genieten ten laste van het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen" een bestaanszekerheidvergoeding van 100 BEF ten belope van maximum 30 dagen, gerekend per burgerlijk jaar. Vanaf 1 april 1997 wordt het systeem verlengd na evaluatie en naargelang de middelen van het sociaal fonds. HOOFDSTUK VII. - Reiskosten

Art. 7.§ 1. De werklieden hebben, ten laste van hun werkgever, recht op de terugbetaling van de kosten voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en werkplaats, ongeacht het aantal kilometer, op de volgende basis : 1) Integrale terugbetaling van de kosten voor de aankoop van een treinkaart en/of andere specifieke abonnementen voor het openbaar vervoer;2) De werknemers die een ander vervoermiddel gebruiken, hebben per prestatie, recht op 1/5 van de waarde van de treinkaart naar gelang van het aantal kilometer afgelegd per enkele reis (met een maximum van 5/5). § 2. De bijkomende reiskosten, die het gevolg zijn van speciale opdrachten die door de werkgever worden opgelegd en die het gebruik van een privé-voertuig vereisen, worden terugbetaald tegen 8 BEF per kilometer. § 3. Voor dringende oproepen door de werkgever, zal de werknemer eerst de mogelijkheid gebruiken die geboden wordt door een treinkaart.

Indien het onmogelijk is om een treinkaart of het openbaar vervoer te gebruiken, wordt er 8 BEF per kilometer terugbetaald voor het gebruik van een privé-voertuig.

Onder dringende oproep verstaat men : een oproep buiten de planning en met een onmiddellijke interventie. § 4. In geval van opeenvolgende opdrachten overdag of 's nachts, zoals is bepaald voor de arbeidsprestaties, bij de diensten Retail, parking, enz. wordt een vergoeding van 8 BEF per kilometer betaald voor het gebruik van een privé-voertuig. § 5. Andere vervoermiddelen : in de havenzones ontvangen de bewakingsagenten die niet over de mogelijkheid beschikken om gebruik te maken van het openbaar vervoer en/of het vervoer georganiseerd door de onderneming of de cliënt, 8 BEF per kilometer voor het gebruik van een privé-voertuig. § 6. Verder verbinden de werkgevers zich ertoe om plaatselijk te onderzoeken of bepaalde middelen kunnen worden aangewend om het mogelijk te maken dat bepaalde posten, die op alle tijdstippen en met alle vervoermiddelen als ontoegankelijk worden beschouwd, door de werknemers gemakkelijker kunnen worden bereikt. § 7. Iedere andere bijzondere toestand zal worden onderzocht door een permanente werkgroep, opgericht in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VIII. - Speciale vergoedingen

Art. 8.§ 1. Ingeval bij de indienstneming van een werknemer het bezit van een hond vereist is, wordt een vergoeding van 200 BEF per arbeidsprestatie betaald, met een minimum van 2 000 BEF voor de voltijdse werknemers.

Voor de deeltijdse werknemers wordt een vergoeding van 200 BEF per volledige arbeidsprestatie toegekend.

Bij onbeschikbaarheid van de werknemer of de hond, hoeft geen enkele vergoeding te worden betaald. § 2. Er wordt een bedrag, gelijkwaardig aan dat van de treinkaart, toegekend aan de werknemer om hem in staat te stellen zich met zijn hond naar het werk te begeven.

Indien er voor de verplaatsing met een privé-voertuig 8 BEF per kilometer wordt betaald, wordt er geen vergoeding voor het vervoer van de hond betaald. § 3. Onder volledige arbeidsprestaties wordt verstaan : alle uren aanwezigheid overdag en/of 's nachts, begrepen tussen het eerste en het laatste gewerkte uur overdag en/of 's nachts. HOOFDSTUK IX. - Uniform en uitrusting

Art. 9.§ 1. De werkgever stelt een uniform ter beschikking van zijn werklieden, dat bestaat uit een kepi, een pak, twee broeken, drie hemden en een das, alsmede een beschermingsuitrusting, bestaande uit een mantel (of gelijkaardig), een sjerp in de winter, een regenjas (of gelijkaardig) in de zomer, een paar laarzen voor het werk op de werkplaats.

Bovendien wordt ook gezorgd voor werkkleding aangepast aan het seizoen. § 2. Er wordt ieder jaar een nieuwe broek bezorgd. § 3. Een paar schoenen aangepast aan de behoeften van de werkplaats wordt bezorgd, op grond van een beslissing van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen van de onderneming.

In geval de werkgever of de klant een speciaal schoeisel voorschrijft zal de werkgever instaan voor de levering of een vergoeding betalen die overeenstemt met de kostprijs van dit schoeisel. § 4. De werkman moet het uniform en de uitrusting alleen tijdens de werkuren dragen. § 5. De werkgever heeft de mogelijkheid om een deel van de uitrusting bepaald in § 1 te vervangen door een overall voor vuil werk. § 6. Deze uitrusting wordt om de twee jaar vervangen, of vroeger, in geval van voortijdige slijtage. § 7. Om de negen maanden wordt aan de werklieden een nieuw hemd bezorgd.

De werkman die de onderneming verlaat moet evenwel automatisch een som terugbetalen die wordt berekend in negenden voor de nog lopende maanden, wat het hemd betreft.

De prijs van het hemd wordt vastgesteld op het niveau van de onderneming en medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. § 8. Buiten de wettelijke proefperiode betaalt de werkgever die de verplichtingen niet heeft nageleefd die bepaald zijn in dit artikel, de paragrafen 1, 2, 3, 6 en 7, aan de werklieden een vergoeding van 25 BEF per dag gedurende de periode waarin hij deze bepalingen heeft overtreden. § 9. Aan de werklieden die voltijdse arbeidsprestaties verrichten, wordt een vergoeding van 280 BEF per maand toegekend voor het onderhoud van hun uniform.

Werklieden die in burgerkledij hun taak moeten uitoefenen ontvangen 280 BEF per maand voor het onderhoud en de sleet van deze kledij. § 10. Wat de werklieden betreft die deeltijdse arbeidsprestaties verrichten, wordt dezelfde vergoeding voorzien voor de arbeiders die gemiddeld minimum 18.30 uur werkelijke arbeidsprestaties per week verrichten op maandbasis. § 11. Voor de werklieden die minder dan 18 u. 30 m. werken, wordt een vergoeding van 140 BEF per maand toegekend. § 12. Wanneer er arbeidsprestaties moeten worden verricht in een vuile omgeving, zal de vergoeding van 280 BEF eveneens worden toegekend aan de werknemers die minder dan 18 u. 30 m. werken. HOOFDSTUK X. - Administratie

Art. 10.§ 1. De werkgevers zullen voor de vaste commerciële contracten de planningslijsten overmaken aan de werklieden tussen de 25e en de 28e van iedere maand. § 2. De loonfiches zullen eenduidig en duidelijk alle elementen bevatten die deel uitmaken van de betaling, en dat op een begrijpelijke wijze. § 3. Aan de werknemers wordt het volgende gewaarborgd : a) voor de feestdagen : een dagloon gelijk aan 37/5e;b) voor hun deelneming aan de vergaderingen, hetzij van de ondernemingsraad, hetzij van het comité voor veiligheid en gezondheid, hetzij van de vakbondsafvaardiging, de aanwezigheidstijd;c) voor het anciënniteitsverlof een dagloon gelijk aan 37/6e;d) in geval van kort verzuim, de conventionele regel met een minimumdagloon gelijk aan 37/6e. HOOFDSTUK XI. - Veiligheid Art.11. § 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten tot vaststelling van de maatregelen tot bevordering van de veiligheid in de sector bewaking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 oktober 1980, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 november 1980, wordt uitgebreid tot alle werknemers die tijdens hun diensturen een wapen moeten dragen. § 2. Het bezit van een toelating om verdedigingswapens te dragen houdt geen automatisch recht in op het voordeel, bedoeld in artikel 11 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980. § 3. De risicodekking en de modaliteiten voor de toekenning van de vastgestelde kapitalen zijn de volgende : - bij agressie met dodelijke afloop tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval die de dood veroorzaakt: 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen worden enkel aan de echtgenote van de werknemer of, bij gebrek ervan, aan de wettelijke erfgenamen van de 1ste graad gestort. - bij agressie die een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt heeft, tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval dat een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt : 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen worden enkel gestort aan de betrokken werknemer.

Art. 12.§ 1. Zowel de voertuigen als de lokalen waar de werkman tewerkgesteld is dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming en dit in alle omstandigheden.

Hiervoor zal een speciale clausule in de commerciële contracten ingelast worden.

Bij problemen zal de veiligheidschef van de bewakingsonderneming contact opnemen met zijn collega van de klant. De genomen maatregelen zullen op het comité voor veiligheid en gezondheid besproken worden.

In geval de problemen aanhouden kan de syndicale delegatie gebruik maken van haar recht om een werfbezoek aan te vragen, conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vakbondsafvaardiging van 6 december 1993, artikel 9, 3e alinea. § 2. Voor de straatbewaking, waar een hoog risico aan verbonden is, zullen speciale maatregelen uitgewerkt worden per onderneming na discussie in het comité voor veiligheid en gezondheid. § 3. Veiligheid statische bewaking : - Alarminterventie : de alarminterventies die worden uitgevoerd door de agenten die deze activiteit als hoofdtaak hebben, worden uitgevoerd met een bedrijfsvoertuig. Occasionele interventies uitgevoerd door agenten waarvan de hoofdactiviteit niet bestaat uit alarminterventies kunnen uitgevoerd worden met hun persoonlijk voertuig. Dit voertuig moet naar behoren verzekerd zijn en de afgelegde kilometers zullen worden terugbetaald op dezelfde basis als voor dringende opdrachten. - Permanente verbinding met de centrale dankzij een communicatiemiddel, eventueel aangevuld met een opsporingsmiddel « geïsoleerde werknemer » (referentie artikel 54ter van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming). HOOFDSTUK XII. - Professionele vorming

Art. 13.§ 1. De vorming bepaald bij de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1990), zal binnen de bij wet voorziene tijd gegeven worden. § 2. De werkgevers verbinden zich ertoe bijkomende beroepsscholing en herscholing te organiseren, meer bepaald inzake situatiebeheersing en wettig handelen maar ook in stressbeheersing en omgang met derden. De sociale gesprekspartners zullen deze problematiek aankaarten bij de Minister van Binnenlandse Zaken. § 3. Een werkman die het slachtoffer is geweest van een agressie, krijgt bijstand. Hij zal omgeschoold of opgeleid worden voor een eventuele herplaatsing, indien dit in het belang van de werkman is. HOOFDSTUK XIII. - Syndicale vorming

Art. 14.De vakbonden ontvangen voor vorming, behalve deze die door andere instanties vergoed wordt, een pool van betaalde uren gelijk aan 8 dagen van 8 uur per jaar en per effectief mandaat syndicale delegatie, ondernemingsraad en comité voor veiligheid en gezondheid.

De « pot » voor de uren vakbondsopleiding wordt berekend op basis van het totaal van de effectieve mandaten van alle betrokken organen en kan worden gebruikt door de effectieve en plaatsvervangende leden. In geval van vermindering van het aantal mandaten, zowel effectieve als plaatsvervangende, kan de betrokken vakorganisatie evenwel deelnemers aanwijzen onder de kandidaten bij de sociale verkiezingen. HOOFDSTUK XIV. - Tewerkstellingsbeleid en vastheid van betrekking

Art. 15.§ 1. Wat het tewerkstellingsbeleid en de vastheid van betrekking betreft, blijven de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1977 gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de tewerkstellingspolitiek en de werkzekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 juni 1978 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1978), gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 oktober 1980, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 april 1981 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 1981), van toepassing. § 2. Gepensioneerden van 65 jaar en meer worden niet meer in dienst genomen. § 3. De eventuele tewerkstelling van gepensioneerden van minder dan 65 jaar, wordt geval per geval onderzocht door de ondernemingsraad of bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis van deze laatste met de plaatselijke vakbondssecretarissen van de ondertekenende representatieve werknemersorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. De werkgevers verbinden er zich toe geen werklieden meer in dienst te nemen die reeds een volwaardig arbeids- of vervangingsinkomen genieten. Deze maatregel is niet van toepassing voor werklieden in dienst genomen voor weekendcontracten. HOOFDSTUK XV. - Algemeenheden

Art. 16.§ 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.

Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardentransport. § 3. Voordeliger overeenkomsten, gesloten in het paritair comité of op vlak van de onderneming, en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden. HOOFDSTUK XVI. - Arbeidsvrede

Art. 17.De sociale gesprekspartners verbinden zich ertoe om tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om de arbeidsvrede te waarborgen, noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsniveau eisen te stellen en de bepalingen van de beslissing van 19 juni 1980 van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten inzake de prestaties van algemeen belang in vredestijd na te leven. HOOFDSTUK XVII. - Bijzondere bepaling

Art. 18.De hoofdbekommernis van deze overeenkomst is het behoud of de uitbreiding van de tewerkstelling. Indien bij de jaarlijkse evaluatie blijkt dat een of meerdere ondernemingen hun verplichtingen niet nakomen, zal de voorzitter van het paritair comité de minister hiervan in kennis stellen met het verzoek elke lastenvermindering die de onderneming genoten heeft terug te vorderen en haar voor de toekomst uit te sluiten tot zolang het paritair comité een advies geeft waarin zij terug komt op haar beslissing. HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepalingen

Art. 19.§ 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan de betrokken partijen. § 2. Onverminderd andere vermeldingen hebben de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst uitwerking met ingang van 1 april 1997 en is ze gesloten voor onbepaalde tijd, behalve wat betreft de clausules vermeld in hoofdstuk IV, arbeidsduur, artikel 4, § 1, a, lid 2 die inwerking treden op 1 oktober 1997 en deze van § 2 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1997 en treden buiten werking op 31 december 1998. § 3. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, geregistreerd ter Griffie op 21 mei 1996 onder het nummer 41817/CO/317, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de vaststelling van bepaalde arbeidsvoorwaarden voor de arbeiders tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten, alsmede die van 3 februari 1997, geregistreerd ter Griffie op 7 april 1997 onder het nummer 43764/CO/317 die haar wijzigt. § 4. Vanaf 1 oktober 1998 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de werklieden van de bewakingsdiensten in de privé-sector Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX.

^