gepubliceerd op 12 januari 2001
Koninklijk besluit houdende gedeeltelijke verdeling van het provisioneel krediet ingeschreven in het programma 26-55-4 van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven met betrekking tot de sociale economie
14 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit houdende gedeeltelijke verdeling van het provisioneel krediet ingeschreven in het programma 26-55-4 van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven met betrekking tot de sociale economie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1999 houdende de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000, inzonderheid op artikel 2.26.14;
Gelet op de wet van 10 juli 2000 houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000;
Overwegende dat op het programma 26-55-4 van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000 een niet-gesplitst provisioneel krediet is ingeschreven ten belope van 550 miljoen frank, bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven met betrekking tot de sociale economie;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Er wordt een bedrag van 251 miljoen frank overgedragen van het niet-gesplitst krediet op het programma 26-55-4 van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2000 onder de basisallocatie 55.42.01.01 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven met betrekking tot de sociale economie, naar het programma 26-55-1 - Bestaanszekerheid - van de sectie 26 - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 2.Het bovenvermeld bedrag wordt gevoegd bij de kredieten die voor het begrotingsjaar 2000 zijn uitgetrokken op het betrokken programma en op de basisallocatie 26/55.11.43.16 van de sectie 26 - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 3.Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS