gepubliceerd op 31 oktober 1998
Koninklijk besluit betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
13 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 71 en 73;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 10 april 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Openbaar Ambt, gegeven op 27 januari 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 27 januari 1997;
Gelet op het protocol van het Sectorcomité VIII van 19 maart 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de statutaire, op de proef benoemde en contractuele ambtenaren van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Art. 2.De opleidingsprogramma's worden voor advies voorgelegd aan het hoog overlegcomité opgericht ingevolge artikel 34 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art. 3.§ 1. Wanneer een personeelslid door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie verzocht wordt een opleiding te volgen, georganiseerd binnen of buiten het Instituut, krijgt de betrokkene daarvoor dienstvrijstelling. De opleidingsuren die vallen buiten de normale diensturen worden gecompenseerd. § 2. Wanneer het initiatief om een beroepsopleiding te volgen uitgaat van het personeelslid zelf, wordt een opleidingsverlof toegekend op voorwaarde dat de gekozen opleiding behoort tot de lijst van instellingen en opleidingen erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de posterijen en de telecommunicatie behoren. § 3. Onder beroepsopleiding wordt elke opleiding verstaan die in verband staat met het uitgeoefende of in de toekomst uit te oefenen ambt.
Voor de ambtenaren van niveau 1 of ten minste van rang 21, alsook voor de geslaagden voor het bevorderingsexamen tot rang 21, worden de opleidingen in management, in de rechten, in economie, in internationale instellingen, in comptabiliteit, in statistiek of in informatica in ieder geval beschouwd als beroepsopleiding voor de toepassing van dit besluit.
Art. 4.§ 1. Het opleidingsverlof is gelijk aan het aantal opleidingsuren zonder evenwel per referentiejaar het plafond van 120 uren te mogen overtreffen.
Het aantal opleidingsuren wordt, voor de opleiding die geen regelmatige aanwezigheid vereist, gelijkgesteld met het aantal lessen van het leerprogramma.
Onder "referentiejaar" wordt de periode verstaan waarvoor het opleidingsverlof wordt aangevraagd en die loopt van l september van een kalenderjaar tot 31 augustus van het volgend kalenderjaar.
Het aantal uren waarvan het personeelslid is vrijgesteld wegens vroeger of gelijktijdig gevolgd onderwijs, worden in mindering gebracht van het opleidingsverlof. § 2. Het opleidingsverlof wordt geweigerd indien de opleiding waarvoor het gevraagd wordt niet voorkomt op de in artikel 3, § 2, bedoelde lijst van erkende opleidingen, of indien het verlof niet verenigbaar is met het belang van de dienst. Een dergelijke weigering mag geen twee opeenvolgende jaren geschieden.
De uren die wegens een gehele of gedeeltelijke weigering niet opgenomen zijn, worden overgedragen naar het volgende jaar. § 3. Het opleidingsverlof kan voor eenzelfde opleiding niet meer dan tweemaal worden toegekend.
Art. 5.Voor de berekening van het aantal uren opleidingsverlof wordt rekening gehouden met de geleverde prestaties van het personeelslid tijdens het referentiejaar.
Tot een evenredige vermindering van het opleidingsverlof geven aanleiding : 1° de indiensttreding in de loop van het referentiejaar;2° de afwezigheden waarbij het personeelslid in de administratieve stand non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst;3° de verloven waarin voorzien wordt door de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid;4° het verlof voor verminderde prestaties toegestaan om redenen van sociale of familiale aard;5° het verlof voor opdracht;6° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;7° de vrijwillige vierdagenweek en de halftijdse vervroegde uittreding.
Art. 6.Het recht op een vrijstelling van dienst en een opleidingsverlof wordt geschorst, indien na verloop van een opleiding of van een schooljaar uit het over te leggen getuigschrift van nauwgezetheid blijkt dat het personeelslid : 1° gedurende meer dan één vijfde van de opleiding ongewettigd afwezig was;2° of een onderbreking met meer dan twee maanden in de ontvangst, door het schriftelijk onderwijs, van de opgelegde taken niet heeft gemeld; de onderbreking kan doorlopend zijn of verdeeld over de duur van de opleiding.
De schorsing gaat onmiddellijk in en geldt voor het resterende gedeelte van het lopende kalenderjaar en voor de drie volgende jaren.
Art. 7.De Minister tot wiens bevoegdheid de posterijen en de telecommunicatie behoren, bepaalt de nadere regels voor de toekenning van de vrijstelling van dienst en van het opleidingsverlof.
Hij stelt eveneens de nadere regels vast inzake de controle op de inschrijving en op de regelmatige aanwezigheid in de opleiding.
Art. 8.De beroepsprocedure die is voorgeschreven in artikel 10 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toepassing van sommige verordeningsbepalingen op het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, is toepasselijk op de beslissingen in verband met de opleidingsverloven en de dienstvrijstellingen.
Art. 9.De verplaatsingen die het personeelslid moet maken naar en van de plaats van de door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie voorgestelde opleiding, worden beschouwd als dienstreizen en worden als dusdanig ten laste genomen door het Instituut.
Art. 10.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 september 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO