Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 september 1998
gepubliceerd op 31 oktober 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1998014235
pub.
31/10/1998
prom.
13/09/1998
ELI
eli/besluit/1998/09/13/1998014235/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 71 en 73;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit 27 maart 1995;

Gelet op het protocol nr. 166 van 17 mei 1993 van het gemeenschappelijk comité van alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol van het Sectorcomité VIII van 18 juli 1996 en van 14 januari 1998;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 oktober 1995 en op 20 juni 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 april 1996 en op 26 mei 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 april 1996 en op 26 mei 1997;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, laatste lid van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, wordt vervangen door het volgende lid : « De weddeschalen mogen zich niet over méér dan eenendertig jaar ontwikkelen ».

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 2.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « het Instituut » : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;2° « de minister » : de minister tot wiens bevoegdheid de posterijen en de telecommunicatie behoren;3° « diensten van de Staat » : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de rechterlijke macht;4° « diensten van de Gemeenschappen of van de Gewesten » : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de raden of van de regeringen van de Gemeenschappen of van de Gewesten;5° « diensten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie » : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de Verenigde Vergadering of van het Verenigd College;6° « diensten van Afrika » : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of van het gouvernement van Ruanda-Urundi;7° « andere openbare diensten dan de diensten van de Staat, de diensten van de Gemeenschappen of de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de diensten van Afrika » : a) elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhangt van de federale Staat of van de regeringen van de Gemeenschappen of van de Gewesten;b) elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhangt van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;c) elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo, of van het gouvernement van Ruanda-Urundi;d) elke dienst die afhangt van één van de Gemeenschapscommissies van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;e) elke dienst die afhangt van een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of die afhing van een federatie van gemeenten, alsook elke dienst die afhangt van een aan een provincie of gemeente ondergeschikte instelling;f) elke andere instelling onder Belgisch recht, die voldoet aan collectieve noodwendigheden van lokaal of algemeen belang, en waarbij de openbare overheid bij de oprichting of de bijzondere leiding klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft, alsook elke andere instelling van koloniaal recht die beantwoordde aan dezelfde voorwaarden ».

Art. 3.De weddeschalen 32/A en 21/A vermeld in de bijlage bij hetzelfde koninklijk besluit worden vervangen door de weddeschalen vastgesteld in de bijgaande tabel.

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 5.De weddeschalen van de personeelsleden die vanaf 1 januari 1994 worden aangeworven, worden niet meer in een leeftijdsklasse ingedeeld ».

Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de woorden « in de schaal » vervangen door de woorden « in één der schalen ».

Art. 6.Artikel 9 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.De minimumwedde van de schaal geldt voor het personeelslid dat 18 of 21 jaar oud is, naargelang het onderscheidelijk behoort tot de niveaus 3 en 2 of tot niveau 1 ».

Art. 7.Artikel 10 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 10.Behoudens andersluidende bepaling komen voor de toekenning van tussentijdse verhogingen in zijn weddeschaal alleen in aanmerking, de werkelijke diensten welke het personeelslid heeft verricht terwijl het behoorde : 1° tot het instituut, de diensten van de Staat, de diensten van de Gemeenschappen, van de Gewesten of van de Gemeenschapscommissie, de diensten van Afrika of tot de andere openbare diensten, hetzij als burgerlijk of geestelijke titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;2° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijke of geestelijke titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties;3° tot de onderwijsinstellingen van de Staat of van de Gemeenschappen, aIs burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;4° tot de vrije gesubsidieerde diensten voor school- en beroepsoriëntering en de psycho-sociale centra, als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties. Voor de toekenning van tussentijdse verhogingen in zijn weddeschaal komen eveneens in aanmerking, en dit voor een maximumduur van twee jaar, de diensten verricht in de openbare sector als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties. »

Art. 8.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in onderdeel 1°, worden de woorden « op bevordering tot een hogere wedde » vervangen door de woorden « op verhoging in zijn weddeschaal »;2° de 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° worden als beroepsmilitair beschouwd : a) de beroepsofficieren, de aanvullingsofficieren, de hulpofficieren en de korte termijn officieren;b) de reserveofficieren die vrijwillige prestaties verrichten met uitsluiting van legeroefeningen;c) de beroepsonderofficieren, de aanvullende onderofficieren en de korte termijn onderofficieren;d) de militairen met een lagere graad dan die van officier, die dienen op grond van een dienstneming of van een wederdienstneming, met inbegrip van de beroepsvrijwilligers en de aanvullingsvrijwilligers;e) de aalmoezeniers van het actieve kader en de reserveaalmoezeniers die in vredestijd in dienst worden gehouden om het tijdelijk kader van de aalmoezeniersdienst te vormen;f) de morele consulenten bij de krijgsmacht die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren.» 3° er wordt een 4° toegevoegd luidend als volgt : « 4° met beroepsmilitairen worden gelijkgesteld : a) de aalmoezeniers en de reserveaalmoezeniers bij de rijkswacht;b) de morele consulenten bij de rijkswacht die ressorteren onder de niet-confessionele gemeenschap van Belgïe ».»

Art. 9.In artikel 12 van hetzelfde besluit, worden de woorden « bevordering tot een hogere wedde » vervangen door de woorden « weddeschaalverhoging ».

Art. 10.In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.Wanneer de ambtenaar zijn prestaties uitoefent in het raam van één der deeltijdse arbeidsregelingen die bedoeld zijn in het tweede lid, is de wedde van de maand gelijk aan de maandwedde die betrekking heeft op de volledige prestaties, vermenigvuldigd met een breuk die overeenkomt met de verhouding van de door de ambtenaar uitgeoefende prestaties.

Deze paragraaf is van toepassing als de ambtenaar verminderde prestaties uitoefent : 1° gewettigd door sociale of familiale redenen;2° wegens persoonlijke aangelegenheid;3° op basis van de vrijwillige vierdagenweek;4° op basis van de halftijdse vervroegde uittreding;5° bij toepassing van een stelsel van deeltijdse loopbaanonderbreking. » 2° § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4.Wanneer één van de arbeidsregelingen bedoeld in § 3, tweede lid, aanvangt in de loop van een maand of wanneer de wedde van de maand niet volledig verschuldigd is ingevolge een andere afwezigheid dan die welke in § 3 bedoeld zijn, wordt het bedrag als volgt bepaald : De volledige maandwedde wordt vermenigvuldigd met een breuk : a) indien het aantal gepresteerde dagen van die maand kleiner is dan of gelijk is aan 10 : het aantal gepresteerde dagen x 1,4/30 b) indien het aantal gepresteerde dagen van die maand groter is dan 10 : 30 - (aantal niet-gepresteerde dagen x 1,4)/30 Het aantal gepresteerde dagen is gelijk aan het aantal gepresteerde uren gedeeld door 7,6. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld de dagen waarop het personeelslid recht heeft op wedde. »

Art. 11.Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift : « Afdeling 4. Wedde in geval van verminderde prestaties »

Art. 12.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.De artikelen 28 en 29, eerste lid, van hetzelfde besluit worden opgeheven.

In artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « van de verminderde prestaties » vervangen door de woorden « van de verminderde prestaties uit hoofde van afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheden ».

Art. 14.Een artikel 30bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 30bis.In afwijking van artikel 5, wordt, voor de ambtenaren in dienst op 31 december 1993 en voor alle vóór 1 januari gepresteerde diensten, elke schaal ingedeeld in één van de klassen genaamd « 18, 20, 23 of 24 jaar » volgens onderstaande criteria : 1° de schalen van niveau 3 behoren tot de klasse « 18 jaar »;2° de schalen van niveau 2 behoren tot de klasse « 20 jaar » uitgezonderd de schalen 24/a, 24/b, 24/c en 24/d, die tot de klasse « 23 jaar » behoren indien zij worden toegekend aan ambtenaren die in hun graad werden benoemd bij wege van werving;3° de schalen van niveau 1 behoren tot de klasse « 24 jaar ».»

Art. 15.Een artikel 30ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 30ter.In afwijking van artikel 9, geldt voor de ambtenaren in dienst op 31 december 1993 en voor alle vóór 1 januari gepresteerde diensten, en die 18, 20, 23 of 24 jaar oud zijn, de minimumwedde van de schaal die, naar gelang van het geval, tot de klasse 18, 20, 23 of 24 jaar behoren ».

Art. 16.Een artikel 30quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 30quater.In afwijking van artikel 14, komen, voor de ambtenaren in dienst op 31 december 1993 en voor alle vóór 1 januari 1994 gepresteerde diensten, voor de toekenning van de verhogingen in zijn weddeschaal alleen in aanmerking de werkelijke diensten welke het personeelslid, met ingang van zijn 18de, 20ste, 23ste of 24ste jaar, naar gelang van de klasse van zijn schaal, heeft verricht terwijl het behoorde tot de in artikel 10 vermelde diensten ».

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994, met uitzondering van de artikelen 10 tot 13 die in werking treden de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Alle bestuurshandelingen gesteld ten aanzien van het personeel bedoeld in dit besluit en in functie op 1 januari 1994, die werden verricht tussen deze laatste datum en de datum van bekendmaking van dit besluit, worden geacht te zijn voltrokken met toepassing van dit besluit.

Art. 18.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 september 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^