gepubliceerd op 03 juli 1999
Koninklijk besluit houdende de vrijstelling van de prestaties uitgevoerd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst van de sociale bijdragen
13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit houdende de vrijstelling van de prestaties uitgevoerd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst van de sociale bijdragen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 4°;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op Hoofdstuk I, afdeling 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juni 1970, 23 april 1979, 2 augustus 1985, 4 september 1985, 24 augustus 1987, 19 november 1987, 22 juli 1988, 23 juni 1989, 20 september 1989, 31 januari 1991, 15 februari 1991, 12 april 1991, 24 juni 1991 en 11 april 1994;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1277;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de Regering, onder meer op vraag van de werknemersorganisaties, zich ertoe verbonden heeft, in haar algemene politieke verklaring ter gelegenheid van de opening van het parlementair jaar 1997-1998, op 7 oktober 1997, om het statuut van de personen die werken in het stelsel van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen te verbeteren wat betreft het arbeidsrecht door het afsluiten van een arbeidsovereenkomst; dat terzake een wetsontwerp voorbereid, en voor dringend advies voorgelegd werd, aan de Nationale Arbeidsraad op 6 maart 1998; dat dit advies gegeven werd op 16 juni 1998; dat de Regering ondertussen dit ontwerp opgenomen heeft in het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 opgesteld op basis van de Europese richtsnoeren inzake tewerkstelling 1998, hetwelk eind april 1998 ingediend werd bij de Europese Commissie; dat de Regering op basis van een unaniem advies van de Nationale Arbeidsraad een aangepast ontwerp goedgekeurd heeft in de Ministerraad van 3 juli 1998; dat over dit ontwerp het advies van de Raad van State gevraagd werd op 9 juli 1998 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoöordineerde wetten op de Raad van State; dat dit advies gegeven werd op 7 januari 1999 en overgemaakt op 11 februari 1999; dat de Regering ondertussen haar engagement tegenover het parlement bevestigd heeft in haar algemene politieke verklaring 1998-99 van 13 oktober 1998 ter gelegenheid van de opening van de parlementaire zittijd 1998-99; dat het wetsontwerp, aangepast volgens het advies van de Raad van State voorgelegd werd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 24 februari 1999; dat dit wetsontwerp het voorwerp heeft uitgemaakt van een dringende behandeling in toepassing van artikel 80 van de Grondwet; dat de hoogdringendheid van deze hervorming ook blijkt uit de parlementaire besprekingen; dat de wet betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst die geleid heeft tot dit ontwerp afgekondigd werd op 7 april 1999 en in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd op 20 april 1999; dat ondertussen de uitvoeringsbesluiten voorbereid werden; dat sommige van deze besluiten voorgelegd werden voor dringend advies aan het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; dat dit advies gevraagd werd op 2 april 1999, verleend werd op 15 april 1999 en medegedeeld werd op 22 april 1999; dat eveneens een ontwerp van besluit voor dringend advies voorgelegd werd aan de Nationale Arbeidsraad op 2 april 1999 en dat dit advies verleend werd op 27 april 1999; dat sommige ontwerpen, aangepast volgens de voormelde adviezen goedgekeurd werden door de Ministerraad van 30 april 1999; dat het advies van de Raad van State gevraagd werd op 4 mei 1999 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; dat de wet van 7 april 1999 en de ontwerpen van besluiten die tot doel hebben het statuut van degenen die prestaties leveren in het stelsel van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen te verbeteren en te valoriseren, een hervorming betreffen in het kader van de werkgelegenheidspolitiek die als prioritair beschouwd wordt door de Regering en het Parlement; dat deze hervorming in het bijzonder de herinschakeling van de langdurige werklozen dient te bevorderen; dat in het huidige stadium van de legislatuur en gezien de tijd die vereist was voor de voormelde voorafgaande en verplichte raadplegingen, de enige mogelijkheid voor de Regering om haar engagement ten overstaan van het Parlement en de Europese instanties te behouden, er in bestaat de nodige besluiten ter uitvoering van de beslissing van het Parlement binnen de korst mogelike tijd te nemen en dus een beroep te doen op het advies van de Raad van State met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dat deze nieuwe bepalingen eveneens de bedoeling hebben de rechtszekerheid binnen het kader van de PWA-stelsel te verhogen door de precisering van de respectievelijke rechten en verplichtingen van de werkgever, de werknemer en de gebruiker; dat het tenslotte aangewezen is deze nieuwe bepalingen zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de administraties belast met de uitvoering ervan opdat deze hervorming binnen de korste termijn en onder de beste voorwaarden in werking zou kunnen treden, dat daartoe een belangrijk voorbereidend werk dient geleverd, onder meer rekening houdend met de noodzakelijke termijnen voor het informeren van de P.W.A.'s in alle gemeenten en voor de vorming van meerdere honderden persoonsleden, dat eveneens rekening dient gehouden te worden met de periode van de zomervakantie, dat rekening houdend met al deze elementen de datum van inwerkingtreding vastgesteld werd op 1 oktober 1999;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 27 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Een artikel 16bis luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ingevoegd : «
Artikel 16bis.Aan de toepassing van de wet worden onttrokken de werknemers die arbeidsprestaties verrichten in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst, bedoeld in de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst, evenals de werkgevers uit hoofde van hun tewerkstelling van die werknemers. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op een door Ons bepaalde datum.
Art. 3.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN