gepubliceerd op 28 augustus 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd
13 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 68, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, bijlage, « Algemene normen die op al de inrichtingen toepasselijk zijn », « III. Organisatorische normen », inzonderheid op 2°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 augustus 1987 en 15 februari 1999, op 12°, vervangen bij koninklijk besluit van 14 augustus 1987 en op 12°quater, ingevoegd bij koninklijk besluit van 14 augustus 1987;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen van 9 maart 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 2 mei 2006;
Gelet op het advies 40.534/3 van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Punt 2° van rubriek « III. Organisatorische normen » van onderdeel « Algemene normen die op al de inrichtingen toepasselijk zijn », gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen moeten worden nageleefd, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 augustus 1987 en 15 februari 1999, wordt vervangen als volgt : « 2° In elk ziekenhuis dient de verantwoordelijkheid met betrekking tot de verpleegkundige activiteit, te worden toevertrouwd aan een gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of een bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde als hoofd van het verpleegkundig departement. Hij heeft een bijkomende opleiding gevolgd van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering.
Onverminderd de opdracht van de directeur van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 8, 2°, en in artikel 12 van de wet op de ziekenhuizen, werkt het hoofd van het verpleegkundig departement van het ziekenhuis mee aan de integratie van de verpleegkundige activiteit in het geheel van de activiteit van het ziekenhuis, en dit in nauw contact met de hoofdgeneesheer en de verantwoordelijken van de onderscheiden aspecten van de ziekenhuisactiviteiten.
Ter ondersteuning van de organisatorische en inhoudelijke aspecten van de verpleegkundige zorgverlening, dient in de algemene ziekenhuizen een middenkader, bestaande uit verpleegkundigen-diensthoofden, te worden voorzien. Het middenkader wordt er, per 150 bedden, gevormd door tenminste één gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of één bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde die bovendien een bijkomende opleiding heeft gevolgd van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering.
In alle psychiatrische ziekenhuizen dient een middenkader, bestaande uit verpleegkundigen-diensthoofden, te worden voorzien. Het middenkader wordt er gevormd door tenminste één gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of één bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde die bovendien een bijkomende opleiding heeft gevolgd van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering.
In de psychiatrische ziekenhuizen met 150 bedden of meer wordt het aantal middenkaders verhoudingsgewijs bepaald, op basis van één gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of één bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde die bovendien een bijkomende opleiding heeft gevolgd van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering, per 150 bedden.
Het middenkader kan, naar gelang van de organisatiestructuur van het ziekenhuis, met bepaalde opdrachten worden belast, inzonderheid met het onthaal en de vorming van personeelsleden, met de problemen die verband houden met ziekenhuishygiëne, met de evaluatie van de kwaliteit van de verpleegkundige zorgen, met de patiëntenvoorlichting en met de invoering van nieuwe werkmethodes en procedures.
Het hoofd van het verpleegkundig departement van het ziekenhuis overlegt tenminste tien keer per jaar met de verpleegkundigen-diensthoofden teneinde : - de strategische visie van het verpleegkundig departement te omschrijven; - de coherentie ervan met de algemene strategie van het ziekenhuis te evalueren, meer bepaald inzake de verbetering van de kwaliteit van de zorgen; - de opvolging van de ontwikkeling en de implementatie ervan te verzekeren.
Op het niveau van het ziekenhuis dient een organogram van het verpleegkundig departement te bestaan waarin de verantwoordelijken van het departement en van de onderscheidene diensten en verpleegafdelingen worden aangeduid.
Naast dit organogram moet het ziekenhuis ook beschikken over een lijst van alle verpleegkundigen die in het ziekenhuis werkzaam zijn, met vermelding van het diploma of brevet en de bijkomende kwalificaties.
Het aantal met de zorgen belaste personen moet voldoen aan de bijzondere voorwaarden die voor de verschillende diensten gesteld worden. ».
Art. 2.Punt 12° van rubriek « III. Organisatorische normen » van onderdeel « Algemene normen die op al de inrichtingen toepasselijk zijn », gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen moeten worden nageleefd, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1987, wordt vervangen als volgt : « 12° Per verpleegafdeling wordt één hoofdverpleegkundige aangeduid.
De hoofdverpleegkundige is een gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of een bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde die bovendien een bijkomende kaderopleiding in de verpleegkunde, of een bijkomende opleiding van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering heeft gevolgd.
Deze scholing dient betrekking te hebben op het geven van leiding aan een verpleegkundige equipe.
De hoofdverpleegkundige werkt mee aan de integratie van de verpleegkundige activiteit in het geheel van de activiteit van het ziekenhuis, en voert zijn opdracht uit onder de hiërarchie van het hoofd van het verpleegkundig departement en in nauw contact met de artsen en de verantwoordelijken van de onderscheiden aspecten van de activiteiten van de afdeling.
Doorheen alle dagen van het jaar moet, naast de hoofdverpleegkundige, permanent per afdeling en maximum per 30 zieken, de aanwezigheid van een gegradueerde of gebrevetteerde verpleegkundige of een bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde gewaarborgd zijn, zodat de continuïteit en de kwaliteit van de zorg verzekerd zijn.
De verhouding deeltijds werk/voltijds werk dient in overleg met het hoofd van het verpleegkundig departement van het ziekenhuis op zo een niveau vastgelegd te worden dat de continuïteit en de kwaliteit van de zorg verzekerd blijven.
Het verpleegkundig werk dient op de afdelingen op die wijze georganiseerd te worden dat op elk ogenblik kan vastgesteld worden welke verpleegkundige voor welke patiënt verantwoordelijk is. ».
Art. 3.Punt 12°quater van rubriek « III. Organisatorische normen » van onderdeel « Algemene normen die op al de inrichtingen toepasselijk zijn », gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen moeten worden nageleefd, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1987, wordt vervangen als volgt : « 12quater Het hoofd van het verpleegkundig departement, de verpleegkundigen-diensthoofden en de hoofdverpleegkundigen dienen een permanente vorming te volgen van tenminste 60 uur over een periode van 4 jaar, teneinde hun kennis en competenties te onderhouden in de volgende domeinen : - ziekenhuiswetgeving, met inbegrip van wetgeving betreffende de ziekenhuisfinanciering; - organisatie en beheer van personeel, met inbegrip van coaching; - sociale wetgeving; - principes van bedrijfsbeheer; - epidemiologie; - beheer van ziekenhuisgegevens; - efficiëntie en kwaliteit van de zorg. ».
Art. 4.De verpleegkundigen die, op de datum van publicatie van dit besluit, de functie van hoofd van het verpleegkundig departement, verpleegkundige-diensthoofd of hoofdverpleegkundige reeds uitoefenen, mogen hun functie verder blijven uitoefenen.
Art. 5.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE