13 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot vaststelling voor 1998 van het toewijzingspercentage van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde aan de sociale zekerheid en van de verdeelsleutel tussen het stelsel van de werknemers en het stelsel der zelfstandigen

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 89, § 1, derde lid, § 3 en § 4, gewijzigd bij de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 december 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 december 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, om de continuïteit van de financiering van de sociale zekerheid te waarborgen, het noodzakelijk is in het kader van de alternatieve financiering, zo snel mogelijk over te gaan tot de aanpassing voor 1998 van het toewijzingspercentage van de opbrengst van de verdeelsleutel tussen het stelsel van de werknemers en het stelsel der zelfstandigen;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor 1998 wordt het percentage « 17,83142 % » vooraf te nemen, overeenkomstig artikel 89, § 1, eerste lid van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, op de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde, op « 20,2411 % » gebracht.

Art. 2.Na aftrek van de bij artikel 89, § 2, van de voornoemde wet van 21 december 1994 bepaalde bedragen wordt het saldo van het gedeelte van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde, voorafgenomen op basis van het in artikel 1 bepaalde percentage, voor 94,46 % toegewezen aan de R.S.Z. - globaal beheer en voor 5,54 % aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen.

Art. 3.Het in artikel 1 vastgestelde percentage wordt maandelijks toegepast op de werkelijke ontvangsten inzake belasting over de toegevoegde waarde van de voorgaande maand.

Voor de maand januari 1998 wordt een voorschot betaald ten belope van het bedrag dat bekomen wordt door het vermelde percentage toe te passen op de werkelijke ontvangsten van december 1997 die als referte worden genomen.

In januari 1999, zal een verrekening gebeuren rekening houdend met het in januari 1998 gestorte voorschot, met de werkelijke ontvangsten van de belasting over de toegevoegde waarde van december 1998 en met de minimumbedragen vastgesteld bij artikel 89, § 1, tweede lid, § 3, van de voornoemde wet van 21 december 1994.

Art. 4.De betaling gebeurt de 24e van iedere maand. Indien deze dag samenvalt met een zaterdag of een wettelijke feestdag gebeurt de betaling op de eerstvolgende werkdag.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Art. 6.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT