Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 september 2023
gepubliceerd op 27 oktober 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2023045442
pub.
27/10/2023
prom.
12/09/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 106 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten sluiten betreffende de Civiele veiligheid.

De toepassing van de bepalingen betreffende de tuchtregeling van boek 10 en het beroep voor de federale beroepskamer van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, heeft aangetoond dat het noodzakelijk is de tekst op een aantal punten aan te passen. Onderstaande wijzigingen kwamen tot stand na besprekingen met de verschillende stakeholders en na onderhandeling met de vakorganisaties.

Artikel 1 De definitie van afgevaardigde van de commandant wordt ingevoegd. De afgevaardigde kan een operationeel of administratief personeelslid zijn, zoals een personeelslid van human resources.

Deze afvaardiging kan eenmalig of permanent zijn.

Artikelen 2, 3, 4 Deze artikelen werden ingevoegd naar aanleiding van het avies nr 73.623/2 van de Raad van State van 11 juli 2023 dat verzoekt om de nummering van het nieuwe boek 10- Tuchtregeling te herzien.

Deze nieuwe nummering heeft gevolgen voor de verwijzingen die gebruikt worden in het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, die zodoende werden aangepast.

Artikel 5 De schorsende werking van het beroep voor de beroepskamer blijft behouden voor de beroepen ingediend tegen: - twee vermeldingen "onvoldoende" bedoeld in artikel 169; - tuchtsancties tegen het operationeel personeel (artikel 259) en tuchtsancties tegen de zonecommandant (artikel 261).

De schorsende werking wordt daarentegen geschrapt voor het beroep tegen de schorsing in het belang van de dienst. De schorsing in het belang van de dienst tegen een personeelslid heeft immers als doel het personeelslid uit zijn functies te weren. Er kan het voorbeeld aangehaald worden van de zone die ernstige in de pers verschenen feiten vaststelt en het personeelslid wil schorsen gedurende de tijd die nodig is om over de nodige informatie te beschikken om eventueel een tuchtprocedure op te starten. Er kan ook het voorbeeld aangehaald worden van de zone die een sanctie van ontslag van ambtswege uitspreekt. Indien het personeelslid een beroep indient voor de beroepskamer en dit beroep een schorsende werking heeft, neemt het personeelslid zijn functies in de zone opnieuw op. Door een schorsing in het belang van de dienst uit te spreken, streeft de zone ernaar het personeelslid uit de dienst te weren omdat zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst. Het is dus noodzakelijk dat het beroep tegen de schorsing in het belang van de dienst geen schorsende werking heeft.

Tijdens de schorsing in het belang van de dienst wordt het personeelslid in dienstactiviteit gehouden.

Artikelen 6, 9 Deze wijziging voert de mogelijkheid in voor het personeelslid om zich te laten vertegenwoordigen en om niet persoonlijk te moeten deelnemen aan de procedure.

Artikelen 7, 10, 11 Het advies nr. 73.623/2 van de Raad van van 11 juli 2023 stelt: dat het geen zin heeft de term "kalenderdagen" boven de term "dagen" te verkiezen voor het formuleren van de regel dat de termijn niet in werkdagen uitgedrukt wordt. De term "dagen" volstaat in dat verband.

Zodoende worden alle termijnen van de procedure (met inbegrip van de termijnen in de boeken 10 en 12) in dagen vermeld, zonder verdere precisering. Het betreft kalenderdagen.

Er zijn bijkomende termijnen opgenomen in de boeken 10 en 12 om de procedure te versnellen, met andere woorden om de procedure binnen redelijke termijnen tot een goed einde te brengen.

Artikel 8 Het woord "verhoor" werd gewijzigd door het woord "zitting" zodat de Nederlandstalige en Franstalige versie van de tekst identiek zijn.

Het is inderdaad mogelijk dat er verschillende zittingen nodig zijn, zonder dat deze systematisch een verhoor inhouden.

Er wordt eveneens gepreciseerd dat de door artikel 173/6 voorziene termijn van 6 weken een termijn van orde is. Er is geen sanctie (nietigverklaring of vervallenverklaring) voorzien indien deze termijn wordt overschreden. Een uitzonderlijke omstandigheid waardoor de beroepskamer deze termijn niet kan naleven, kan immers niet als gevolg hebben dat er geen beslissing is.

Er wordt een termijn voorzien waarin de kennisgeving van de beslissing moet plaatsvinden. Die termijn is reeds gepreciseerd in het ministerieel besluit van 22 juni 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/06/2018 pub. 05/07/2018 numac 2018012985 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van de beroepskamer voor het operationeel personeel van de hulpverleningszones type ministerieel besluit prom. 22/06/2018 pub. 21/02/2023 numac 2023040469 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van de beroepskamer voor het operationeel personeel van de hulpverleningszones. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van de beroepskamer voor het operationeel personeel van de hulpverleningszones. Deze termijn wordt opgenomen in het statuut zodat alle termijnen van de procedure in éénzelfde reglementaire tekst worden geregeld.

Artikel 10 Het boek 10 betreffende de tuchtprocedure wordt integraal vervangen.

De artikelen 247 en 248 voeren de mogelijkheid in om een waarschuwing uit te spreken. Het betreft geen tuchtsanctie. Indien een waarschuwing uitgesproken wordt, kan het personeelslid geen tuchtsanctie meer krijgen voor hetzelfde feit. Het doel is de aandacht van het personeelslid te vestigen op een ongepast gedrag en een spoor na te laten in zijn persoonlijk dossier. Indien het personeelslid opnieuw ongepast gedrag vertoont (al dan niet identiek aan het gedrag waarvoor hij een waarschuwing heeft gekregen) dat leidt tot het openen van een tuchtprocedure, kan er gewag worden gemaakt van de waarschuwing in het kader van de tuchtprocedure.

Over de artikelen 249, 254, 256, 257, 277, 278, 279, 279/2, 279/4, 279/6 worden geen opmerkingen gemaakt en/of ze worden niet gewijzigd.

Artikel 250 geeft toelichting bij de tuchtsancties uitgesproken tegen operationeel beroepspersoneel en vrijwillig operationeel personeel, maar eveneens tegen de zonecommandant.

De sanctie van tuchtschorsing tegen het beroepspersoneel wordt uit de sancties geschrapt. De tuchtschorsing blijft daarentegen behouden voor het vrijwillig personeel, omdat het tuchtrechtelijk geschorst personeelslid niet kan komen presteren en dus niet voor zijn prestaties zal worden betaald.

De schorsing voor het vrijwillige operationele personeelslid is dientengevolge mutatis mutandis vergelijkbaar met de inhouding van wedde voor het operationele beroepspersoneel.

Aangezien de vrijwilliger vrij is om zijn of haar eigen verbintenissen aan te gaan, is een inhouding van wedde geen passende sanctie, want als een inhouding van wedde wordt toegepast, bestaat de kans dat de vrijwilliger niet meer komt werken. Daarom is de inhouding van wedde niet voorzien voor de vrijwilliger.

De beëindiging van het mandaat van de zonecommandant is niet opgenomen in de tuchtsancties die kunnen uitgesproken worden tegen de commandant, omdat het niet gaat om een eigenlijke tuchtsanctie, maar om een bijkomende maatregel die door de raad genomen kan worden krachtens artikel 13, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 26 maart 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/03/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014000401 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie sluiten tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie.

Artikel 251 voert de mogelijkheid in om rekening te houden met verzachtende omstandigheden (zoals een brandweerman die een medisch of verslavingsprobleem heeft en die zich ertoe verbindt een behandeling te volgen opdat het probleem niet meer voorkomt) of verzwarende omstandigheden (zoals wanneer het feit werd gepleegd met als doel schade toe te brengen aan iemand anders).

Artikel 252 maakt een inhouding van wedde tot achttien maanden mogelijk. Deze sanctie maakt een grotere variatie van de sanctie (van 1 tot 18 maanden) en een betere gradatie met betrekking tot de andere sancties, zoals de lagere inschaling of de terugzetting, mogelijk.

Artikel 253 maakt een tuchtschorsing tot twaalf maanden mogelijk. Deze sanctie maakt een grotere variatie van de sanctie (van 1 tot 12 maanden) en een betere gradatie met betrekking tot de sanctie van de terugzetting mogelijk.

Artikel 255 bepaalt de terugzetting. In geval van terugzetting moet op het beroepspersoneelslid of vrijwillig personeelslid automatisch het nieuw geldelijk statuut worden toegepast (net als voor de vrijwillige terugzetting).

De artikelen 258 en 260 preciseren dat het de taak is van de zonecommandant of de voorzitter om de tuchtprocedure al dan niet op te starten. Deze beslissing en het onderzoek van het dossier hebben als gevolg dat zij niet meer de vereiste waarborgen inzake onpartijdigheid bieden om een beslissing te nemen die dan ook zal moeten worden genomen door respectievelijk het college of de raad.

De artikelen 259 en 261 verdelen de beslissingsbevoegdheid tussen het college en de raad. Om de tuchtprocedures sneller te kunnen behandelen, worden de lichte sancties (blaam, inhouding van wedde, tuchtschorsing, lagere inschaling of terugzetting) uitgesproken door het college dat op meer regelmatige basis samenkomt dan de raad aan wie alleen de zware sancties (ontslag van ambtswege en afzetting) worden toevertrouwd.

Artikel 262 werd verduidelijkt. Het verhoor bedoeld in dit artikel is het formele verhoor bedoeld in artikel 267. Een bespreking of uitwisseling met de commandant die net na de feiten zou plaatsvinden, worden hier dus niet bedoeld. Na de persoon onmiddellijk na de feiten te hebben gehoord, zou de commandant immers kunnen beslissen om geen tuchtprocedure op te starten.

Het onderzoek wordt à charge en à décharge gevoerd.

De wijziging aangebracht aan de artikelen 263, 265, 269, 271, 273 stelt het personeelslid in staat om zich te laten vertegenwoordigen en om niet persoonlijk te moeten deelnemen aan de procedure.

In artikel 264 wordt bepaald dat een inleidend verslag kan worden opgesteld als de feiten rechtstreeks ter kennis worden gebracht van de commandant of diens afgevaardigde. Er is dan geen informatieverslag nodig.

Artikel 264 stelt eveneens dat als het personeelslid ook andere taken uitvoert dan de operationele opdrachten, de persoon die voor die andere taken leiding geeft aan de betrokkene, een informatieverslag mag opstellen.

Artikel 266 bepaalt dat de commandant het verhoor van het personeelslid mag uitvoeren. Het stelt de commandant/diens afgevaardigde of het personeelslid in staat om "een antwoord te bieden" op de ingediende documenten of op de vragen die tijdens zijn verhoor werden gesteld (mogelijkheid om een tegengetuigenis af te leggen of aanvullende stukken voor te leggen).

Artikel 267 voert de mogelijkheid in voor een administratief personeelslid om het verhoor van het operationeel personeelslid bij te wonen samen met de commandant of zijn afgevaardigde.

Het doel van artikel 268 is dat het proces-verbaal onmiddellijk op het moment van het verhoor wordt opgesteld om het proces-verbaal af te sluiten, ongeacht of het ondertekend wordt met of zonder opmerkingen of met vermelding van de weigering tot ondertekening. Indien het proces-verbaal niet op het moment van het verhoor kan worden opgesteld, moet het voor akkoord of opmerkingen worden opgestuurd. In dat geval is het proces-verbaal afgesloten na verloop van de aan het personeelslid gegeven termijn van 14 dagen voor het terugsturen ervan.

Artikel 270 bepaalt dat wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden, de commandant of diens afgevaardigde het dossier aan het college bezorgt. Aangezien de commandant of diens afgevaardigde het dossier aanlegt, kan hij onvoldoende garanderen dat hij onpartijdig is om te beslissen over de zwaarte van een sanctie. Hij dient dus niet langer te beslissen over de zwaarte van de sanctie, maar enkel te beslissen of er al dan niet dient te worden bestraft. Deze beslissing moet worden genomen binnen de veertien dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal, op straffe van verval van de tuchtvordering.

De artikelen 271 tot en met 279 behandelen de procedure voor het college of de raad.

In artikel 271 wordt de inhoud van de oproeping verduidelijkt. Deze oproeping mag het inleidend verslag van de procedure hernemen dat kan worden aangevuld, of kan bestaan uit een nieuw inleidend verslag opgesteld door het college of de raad.

Het doel van artikel 272 is dat het proces-verbaal onmiddellijk op het moment van het verhoor wordt opgesteld om het proces-verbaal af te sluiten, ongeacht of het ondertekend wordt met of zonder opmerkingen of met vermelding van de weigering tot ondertekening. Indien het proces-verbaal niet op het moment van het verhoor kan worden opgesteld, moet het voor akkoord of opmerkingen worden opgestuurd. In dat geval is het proces-verbaal afgesloten na verloop van de aan het personeelslid gegeven termijn van 14 dagen voor het terugsturen ervan.Het college of de raad kan slechts een beslissing nemen tijdens de volgende zitting, wat problemen kan opleveren met het quorum omdat enkel de leden die aanwezig zijn bij het verhoor, kunnen deelnemen aan de beslissing.

Artikel 274 bepaalt dat de commandant of diens afgevaardigde, alsook de afgevaardigde van het college die aan het verhoor van het personeelslid heeft deelgenomen, niet deelneemt aan de beraadslaging van de door het college of de raad genomen beslissing teneinde de onpartijdigheid van de beraadslaging te waarborgen. In de beraadslaging van het college of van de raad zal moeten worden vermeld dat deze personen de zaal hebben verlaten en niet hebben deelgenomen aan de beraadslaging.

De artikelen 274 en 275 hebben betrekking op de beslissingname. Na de commandant of zijn afgevaardigde en het personeelslid gehoord te hebben, beslist het college ofwel om een lichte sanctie uit te spreken (blaam, inhouding van wedde, tuchtschorsing, lagere inschaling of terugzetting) ofwel om het dossier over te zenden naar de raad voor een zware sanctie (ontslag van ambtswege of afzetting).

Artikel 276 voorziet dat de raad een lichte sanctie (blaam, inhouding van wedde, tuchtschorsing, lagere inschaling of terugzetting) kan uitspreken indien hij oordeelt dat de feiten niet bestraft moeten worden met een ambtshalve ontslag of afzetting.

De termijn voorzien in artikel 279/1 om beroep in te dienen voor de federale beroepskamer werd verlengd tot 20 dagen.

De schorsing van het verstrijken van de in artikel 279/3 bepaalde termijnen stelt de commandant in staat om inlichtingen in te winnen over de lopende strafvordering of, met inachtneming van een redelijke termijn, te wachten op de strafrechtelijke beslissing alvorens een tuchtprocedure op te starten. Artikel 279/3, § 2 voorziet overigens in de mogelijkheid om in geval van onverenigbaarheid met de strafrechtelijke beslissing de tuchtbeslissing in te trekken.

Artikel 279/5 voert de mogelijkheid in om nieuwe feiten die samenhangen met een lopende tuchtprocedure, bij te voegen voor zover het personeelslid ten laatste 14 dagen vóór het verhoor op de hoogte kon worden gebracht van die feiten.

De artikelen 279/7 tot 279/23 voeren een procedure in die betrekking heeft op de zonecommandant. Deze procedure is gebaseerd op de procedure die van toepassing is op de andere operationele leden. Er wordt dus verwezen naar de commentaren bij deze artikelen.

Artikel 11 Het boek 12 betreffende de schorsing in het belang van de dienst wordt integraal vervangen.

De bevoegdheid om te beslissen over een schorsing in het belang van de dienst wordt toegewezen aan het college dat op meer regelmatige basis samenkomt, waardoor de procedure sneller kan worden behandeld.

In artikel 291 wordt een derde reden ingevoerd waarom de schorsing in het belang van de dienst kan worden uitgesproken: "wanneer de aanwezigheid van het personeelslid onverenigbaar is met het belang van de dienst".

We denken bijvoorbeeld aan de volgende gevallen: het personeelslid dat slecht functioneert en zijn collega's tijdens interventies in gevaar brengt, de dronken toestand van een brandweerman, pesterijen van een brandweerman ten aanzien van zijn collega's, de vertrouwensrelatie die verbroken is met zijn oversten en/of zijn collega's, gedrag dat de burger die een beroep doet op de hulpdiensten, in gevaar kan brengen, ...

De zone moet kennis kunnen nemen van de feiten en inlichtingen kunnen inwinnen alvorens de beslissing te nemen om een tuchtprocedure op te starten, zonder het risico te lopen de veiligheid van iemand anders in gevaar te brengen.

De schorsing in het belang van de dienst kan eveneens worden uitgesproken wanneer een sanctie van ontslag van ambtswege of afzetting wordt uitgesproken en het personeelslid een beroep indient bij de beroepskamer. Dit beroep heeft een schorsende werking, wat betekent dat het personeelslid zijn functies in de zone opnieuw opneemt. Na een dergelijke sanctie te hebben uitgesproken, is het voor de zone evenwel moeilijk om het personeelslid opnieuw op te nemen.

Indien de commandant op basis van de feiten beslist om het personeelslid niet langer op missie te laten vertrekken en hem andere taken in de kazerne toewijst, kan dat worden opgevat als een verdoken sanctie. Door deze reden in te voeren, kan de zone het personeelslid uit de dienst verwijderen gedurende de tijd die nodig is om informatie over haar beslissing te verzamelen.

Tijdens de schorsing in het belang van de dienst wordt het personeelslid in dienstactiviteit gehouden en ontvangt het personeelslid zijn wedde die eventueel verminderd wordt.

Net als voor de tuchtprocedure wordt de mogelijkheid ingevoerd om zich te laten vertegenwoordigen en om niet persoonlijk aan de procedure te moeten deelnemen.

Over de artikelen 292, 295, 296 worden geen opmerkingen gemaakt en/of ze worden niet gewijzigd.

Artikel 293 werd gewijzigd om na een termijn van zes maanden de situatie te kunnen evalueren, teneinde de schorsing in het belang van de dienst te verlengen of op te heffen.

Artikel 294 voert een termijn van dertig kalenderdagen in waarin de beslissing van de commandant tot schorsing, die in uiterste hoogdringendheid werd genomen, door het college moet worden bevestigd.

Indien de schorsing niet binnen de voorziene termijn wordt bevestigd door het college, eindigt de door de commandant uitgesproken schorsing van rechtswege.

Artikelen 12 en 13 Deze artikelen vergen geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 73.623/2 van 11 juli 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones' Op 12 mei 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd van dertig dagen * een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van [het] administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 11 juli 2023 . De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, en Esther Conti, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier Miny, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Patrick Ronvaux .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 11 juli 2023. _____________ * Bij e-mail van 12 mei 2023.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP DISPOSITIEF Artikel 4 Het heeft geen zin de term "kalenderdagen" boven de term "dagen" te verkiezen voor het formuleren van de regel dat de termijn niet in werkdagen uitgedrukt wordt. De term "dagen" volstaat in dat verband.

In het ontworpen artikel 173/4, derde lid, schrijve men dan ook gewoon "dagen" in plaats van "kalenderdagen".

Deze opmerking geldt voor heel het ontwerp.

Artikel 7 Aangezien artikel 7 ertoe strekt in het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten `tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones' een onderdeel in te voegen dat een volledige regeling omvat aangaande de zaak waarop dat onderdeel betrekking heeft (een boek 10, met als opschrift "Tuchtregeling"), moeten de artikelen ervan in principe doorlopend genummerd worden. Er dient dan ook vermeden te worden daarin artikelen op te nemen die als volgt genummerd worden: " .../1", ".../2", ".../3" of ".../4", enz. Dat is thans het geval met de ontworpen artikelen 246/1, 246/2, 248/1, 250/1, 256/1, 279/1 tot 279/17. Van die werkwijze dient afgezien te worden tenzij ze onvermijdelijk is, wegens het feit dat er, als eerste bepaling van het volgend onderdeel (in casu boek 11), een artikel is waarvan de nummering in acht genomen moet worden (in casu een artikel 280).

De nummering van de ontworpen bepalingen, te beginnen met artikel 246/1, moet dienovereenkomstig herzien worden. De verwijzingen, in de huidige tekst van het te wijzigen koninklijk besluit of in de bepalingen ervan die gewijzigd worden, bijvoorbeeld in artikel 171, dat gewijzigd wordt bij artikel 2 van het ontwerp, moeten bijgevolg eveneens herzien worden. (Ontworpen artikel 247) Het is niet aanvaardbaar dat de redenen waarom een tuchtsanctie opgelegd kan worden, niet exhaustief opgesomd worden.

Bijgevolg moet het tweede lid weggelaten worden. (Ontworpen artikel 257) In de context van de fase van de tuchtprocedure die bij het ontworpen artikel 257 geregeld wordt, kan er nog niet van uitgegaan worden dat de "inbreuk" waarop die procedure betrekking heeft, bewezen is. Het is dan ook beter om in de Franse tekst van artikel 257, § 1er, 1°, in fine, niet te schrijven "la transgression [est] retenue à [l]a charge [de la personne poursuivie]".

Voorgesteld wordt om deze bepaling van de Franse tekst, in fine, als volgt te redigeren: "1° [...] connaissance de la transgression qui lui est reprochée ;".

Dezelfde opmerking geldt voor de ontworpen artikelen 260, § 2, eerste lid, d., en 266, § 2, eerste lid, d. (Ontworpen artikel 274) De verplichting tot uitdrukkelijke motivering vervat in het ontworpen artikel 274 van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten vloeit reeds voort uit de wet van 29 juli 1991 `betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen'.

Die verplichting behoort dan ook niet herhaald te worden in de voorliggende bepaling.

Het bijvoeglijk naamwoord "gemotiveerde" moet dan ook geschrapt worden.

Dezelfde opmerking geldt voor het ontworpen artikel 279/15. (Ontworpen artikel 279/16) Het woord "federale" is overbodig en moet geschrapt worden.

Artikel 8 Naar het voorbeeld van de huidige tekst van artikel 294 van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten, welk artikel bij dit ontwerp gewijzigd wordt, dient in dit besluit bepaald te worden dat indien na afloop van de procedure geen enkele tuchtsanctie opgelegd wordt, alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst opgeheven worden.

SLOTOPMERKING Bij het ontworpen artikel 277 (artikel 7 van het ontwerp) worden aan de tuchtoverheid twee verplichtingen opgelegd waarbij gebruikgemaakt wordt van de uitdrukking "ertoe gehouden zijn" en van het werkwoord "moeten".

Teneinde deze bepaling meer in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen van de wetgevingstechniek, is het aan te bevelen het werkwoord dat de handeling in kwestie weergeeft in de tegenwoordige tijd te vervoegen (1).

De Griffier, De Voorzitter, Esther CONTI Pierre VANDERNOOT _______ Nota (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 3.5.2, a).

12 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten sluiten betreffende de civiele veiligheid, artikel 106;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;

Gelet op het advies van Inspectie van Financiën van 07 juli 2022 ;

Gelet op de betrokkenheid van de gewesten;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatsecretaris voor Begroting, gegeven op 15 maart 2023 ;

Gelet op het protocol nr. 2022/15 van 24 maart 2023 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies nr. 73.623/2 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt 4° /1 ingevoegd, luidende: "4° /1 de afgevaardigde van de commandant: het lid van het operationeel of administratief personeel van de zone dat door de commandant werd aangeduid als zijn afgevaardigde."

Art. 2.In artikel 57, § 1, achtste lid van hetzelfde besluit, worden de woorden « artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5° « vervangen door de woorden "artikel 250, eerste lid, 2° tot 5°, of artikel 250, tweede lid, 2° tot 4° ".

Art. 3.In artikel 71, vijfde lid van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5° « vervangen door de woorden "artikel 250, eerste lid, 2° tot 5".

Art. 4.In artikel 93, vijfde lid van hetzelfde besluit, worden de woorden artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5° « vervangen door de woorden "artikel 250, tweede lid, 2° tot 4".

Art. 5.In artikel 171 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de artikelen 255 en 296" worden vervangen door de woorden "de artikelen 259 en 261";2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "De beroepskamer spreekt zich uit over de beroepen tegen de schorsing in het belang van de dienst uitgesproken overeenkomstig artikel 295. Het beroep is niet schorsend."

Art. 6.Artikel 173/3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « Het personeelslid kan beslissen om zich te laten vertegenwoordigen en om niet persoonlijk deel te nemen aan de beroepskamer. Zijn vertegenwoordiger zal de beroepskamer hiervan op de hoogte moeten brengen. »

Art. 7.In artikel 173/4 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen als volgt: « Indien het personeelslid een of beide bijzitters wil wraken, stuurt hij een schriftelijke motivering hiervoor aan de beroepskamer binnen een termijn van zeven dagen vanaf de ontvangst van het schrijven dat de gegevens van de bijzitters meedeelt. Wanneer de hiervoor bepaalde termijn van zeven dagen is verstreken, wordt het personeelslid geacht af te zien van zijn recht om een bijzitter te wraken. »

Art. 8.In artikel 173/6 van hetzelfde besluit wordt : 1° het eerste lid vervangen als volgt: "De beroepskamer beslist definitief binnen de zes weken na de laatste zitting.De beslissing van de beroepskamer vervangt de beslissing waartegen beroep werd aangetekend." 2° in het tweede lid worden de woorden "binnen een termijn van veertien dagen" ingevoegd tussen de woorden "wordt" en "via aangetekende "brief".

Art. 9.In artikel 173/7 van hetzelfde besluit worden de woorden "of hem vertegenwoordigt," ingevoegd tussen de woorden "persoon die hem bijstaat" en de woorden "niet verschijnt op de zitting".

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt boek 10 vervangen door het volgende boek dat de artikelen 247 tot 279/23 bevat, luidende: BOEK 10. - TUCHTREGELING TITEL 1. - Waarschuwing

Art. 247.Alvorens een tuchtsanctie uit te spreken tegen het personeelslid, kan de commandant een waarschuwing uitspreken na het personeelslid te hebben gehoord. Het personeelslid kan zich tijdens zijn verhoor laten bijstaan.

Het personeelslid wordt verzocht om het proces-verbaal te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan het betrokken personeelslid opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

De waarschuwing, waarin de feiten en het proces-verbaal van de hoorzitting worden vermeld, wordt per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum naar het personeelslid verstuurd. Deze documenten worden ook bij zijn persoonlijk dossier gevoegd.

De waarschuwing wordt doorgehaald in het dossier van het personeelslid twee jaar na het versturen van de uitspraak.

Art. 248.Alvorens een tuchtsanctie uit te spreken tegen de commandant, kan de voorzitter een waarschuwing uitspreken na de zonecommandant te hebben gehoord. De commandant kan zich tijdens zijn verhoor laten bijstaan.

De commandant wordt verzocht om het proces-verbaal te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan de commandant opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

De waarschuwing, waarin de feiten en het proces-verbaal van de hoorzitting worden vermeld, wordt per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum naar de commandant verstuurd. Deze documenten worden ook bij zijn persoonlijk dossier gevoegd.

De waarschuwing wordt doorgehaald in het dossier van de commandant twee jaar na het versturen van de uitspraak.

TITEL 2. - Tuchtsancties

Art. 249.De tuchtsancties kunnen worden opgelegd omwille van de volgende redenen: 1° tekortkomingen aan de beroepsplichten;2° handelingen die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengen;3° overtredingen van de verbodsbepalingen, vermeld in het statuut.

Art. 250.De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het beroepspersoneelslid zijn: 1° de blaam;2° de inhouding van wedde;3° de terugzetting of de lagere inschaling;4° het ontslag van ambtswege;5° de afzetting. De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het vrijwillig personeelslid zijn: 1° de blaam;2° de tuchtschorsing;3° de terugzetting;4° het ontslag van ambtswege. De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van de commandant zijn: 1° de blaam;2° de inhouding van wedde;3° de terugzetting of de lagere inschaling;4° het ontslag van ambtswege;5° de afzetting.

Art. 251.Bij de bepaling van de sanctie kan rekening gehouden worden met verzachtende of verzwarende omstandigheden.

Art. 252.De inhouding van wedde mag niet langer dan achttien maanden duren en mag de inhouding, vermeld in artikel 23, vierde lid, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers, niet overschrijden.

Art. 253.De tuchtschorsing mag niet langer dan twaalf maanden duren.

Art. 254.Zolang de tuchtschorsing niet is doorgehaald, kan het personeelslid zijn rechten op bevordering niet doen gelden.

Art. 255.De lagere inschaling is de toekenning van de onmiddellijk lagere weddeschaal binnen dezelfde graad.

De terugzetting is de toekenning van de onmiddellijk lagere graad.

Art. 256.De aard, de reden en de datum van elke uitgesproken tuchtsanctie worden vermeld in het persoonlijke dossier van het betrokken personeelslid.

Art. 257.De doorhaling van de tuchtsancties in het persoonlijk dossier van het betrokken personeelslid gebeurt automatisch na een termijn van: 1° twee jaar voor de blaam;2° vier jaar voor de inhouding van wedde, de tuchtschorsing, de terugzetting en de lagere inschaling. De termijn begint te lopen op de twintigste dag na de uitspraak van de tuchtsanctie.

TITEL 3. - Bevoegde overheden om de tuchtsancties uit te spreken

Art. 258.De commandant kan beslissen om de tuchtprocedure zoals bepaald in de artikelen 264 en volgende al dan niet op te starten.

Art. 259.Het college kan de blaam, de inhouding van wedde, de tuchtschorsing, de terugzetting of de lagere inschaling uitspreken.

Onverminderd artikel 276, kan de raad het ontslag van ambtswege of de afzetting uitspreken.

Art. 260.De voorzitter kan beslissen om de tuchtprocedure al dan niet op te starten zoals bepaald in de artikelen 279/7 en volgende.

Art. 261.In geval van een tuchtprocedure ingesteld tegen de commandant, kan het college de blaam, de inhouding van wedde, de terugzetting of de lagere inschaling uitspreken.

Onverminderd artikel 279/18 kan de raad het ontslag van ambtswege of de afzetting uitspreken.

TITEL 4. - Rechten van de verdediging

Art. 262.§ 1. Er mag geen tuchtsanctie worden opgelegd: 1° zonder dat het betrokken personeelslid voorafgaand op de hoogte werd gesteld van de inbreuk die hem ten laste wordt gelegd;2° zonder dat het personeelslid werd gehoord door de bevoegde tuchtoverheid en zijn verweermiddelen heeft kunnen doen gelden. § 2. Het betrokken personeelslid en de persoon vermeld in artikel 263 kunnen op hun verzoek het tuchtdossier in elke fase van de procedure raadplegen en daarvan kosteloos een kopie ontvangen.

Voorafgaand aan het verhoor vermeld in artikel 267, legt de commandant of diens afgevaardigde een tuchtdossier aan.

Het tuchtdossier bevat alle stukken met betrekking tot de ten laste gelegde feiten evenals elementen die in het voordeel zijn van het personeelslid en getuigenissen.

Art. 263.Het betrokken personeelslid mag zich, telkens hij gehoord wordt, laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar keuze.

TITEL 5. - Procedure

Art. 264.§ 1. Iedere hiërarchische of functionele meerdere die van oordeel is dat een tuchtrechtelijke inbreuk is gepleegd, zendt aan de commandant een informatieverslag met een relaas van de feiten. Een informatieverslag kan eveneens worden opgesteld door een lid van de algemene inspectie, vermeld in artikel 168 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten sluiten.

Op straffe van nietigheid van de procedure, moet het informatieverslag naar de commandant gestuurd worden binnen de dertig dagen na het plegen van de feiten of na de kennisneming ervan door de persoon die het verslag opstelt. Wanneer het betrokken personeelslid geen andere hiërarchische of functionele meerdere dan de commandant heeft of ingeval de commandant of zijn afgevaardigde rechtstreeks op de hoogte is van de feiten, kan de commandant of diens afgevaardigde zonder informatieverslag een inleidend verslag opstellen zoals bedoeld in artikel 265, § 1.

Indien het betrokken personeelslid ook administratieve of technische taken uitvoert, mag het informatieverslag ook opgesteld worden door een lid van het administratief personeel dat leiding geeft aan het betrokken personeelslid. § 2. De auteur van het informatieverslag wordt op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de zaak gegeven wordt.

Art. 265.§ 1. De commandant of diens afgevaardigde, die op de hoogte is van de feiten waarvan hij meent dat zij aanleiding moeten geven tot tuchtrechtelijke vervolgingen, stelt een tuchtvordering in tegen het betrokken personeelslid door hem per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum een kopie van het inleidend verslag te betekenen en hem op te roepen voor verhoor bedoeld in artikel 267. Op straffe van nietigheid van de procedure, dient de betekening van het inleidend verslag te gebeuren binnen de zestig dagen volgend op de kennisneming van de feiten door de zonecommandant of diens afgevaardigde. § 2. Het inleidend verslag vermeldt: a. de identiteit van het betrokken personeelslid, b.het recht om het verhoor van getuigen voorafgaand aan het verhoor van het betrokken personeelslid, evenals de openbaarheid van dit verhoor te vragen, c. in voorkomend geval de identiteit van de getuigen, d.de ten laste gelegde tuchtinbreuken, e. het feit dat een tuchtsanctie wordt overwogen met vermelding van de mogelijke sancties en dat een tuchtdossier wordt aangelegd, f.de plaats en de termijn binnen dewelke het tuchtdossier kan worden geraadpleegd, g. de termijn waarbinnen een verweerschrift kan worden ingediend, h.de plaats, de dag en het uur van het verhoor, i. het recht van het betrokken personeelslid om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een verdediger naar keuze. Het inleidend verslag mag het dienovereenkomstig aangevulde informatieverslag zijn. § 3. Het betrokken personeelslid beschikt over minstens veertien dagen om zijn verdediging voor te bereiden en een verweerschrift in te dienen.

Het betrokken personeelslid dient ten laatste op de dag van zijn verhoor zijn verweerschrift evenals elk ander stuk in bij de commandant of diens afgevaardigde. § 4. Op gemotiveerd verzoek van het betrokken personeelslid kan het verhoor worden uitgesteld binnen een redelijke termijn. De nieuwe datum wordt meegedeeld aan het betrokken personeelslid.

Art. 266.§ 1. De commandant of diens afgevaardigde kan, zowel vóór als na het opstellen van een inleidend verslag, een onderzoek instellen, of door een meerdere van het betrokken personeelslid of door een lid van het administratief personeel laten instellen, dat kan leiden tot het ontdekken van de waarheid, onder meer het ambtshalve of op vraag van het betrokken personeelslid afnemen van iedere nuttige getuigenis. § 2. De schriftelijke of mondelinge getuigenissen of nieuwe stukken die door de commandant of door het betrokken personeelslid bij het dossier worden bijgevoegd na het versturen van het inleidend verslag, worden ten laatste veertien dagen na het verhoor meegedeeld aan het betrokken personeelslid of aan de commandant. Deze beschikken over een termijn van veertien dagen om hun opmerkingen schriftelijk mee te delen.

Art. 267.Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 263, vindt het verhoor van het betrokken personeelslid voor de commandant of diens afgevaardigde plaats in aanwezigheid van een personeelslid dat bekleed is met een hogere graad dan de zijne of dat behoort tot het leidinggevend administratief personeel en dat het informatieverslag niet heeft opgesteld.

Wanneer het betrokken personeelslid geen andere hiërarchische meerdere heeft dan de commandant, is het de commandant of diens afgevaardigde en een lid van het college, aangeduid door de voorzitter, die het verhoor uitvoeren.

Indien het betrokken personeelslid erom verzoekt, wordt het gehoord in afwezigheid van het personeelslid of het lid van het college bedoeld in het eerste of het tweede lid.

Art. 268.Er wordt een proces-verbaal van het verhoor opgesteld, dat getrouw de verklaringen van de gehoorde persoon weergeeft.

Een secretaris kan belast worden met de opmaak van het proces-verbaal tijdens het verhoor.

Het proces-verbaal wordt opgemaakt tijdens het verhoor en wordt onmiddellijk voorgelezen. Het betrokken personeelslid wordt verzocht om het te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan het betrokken personeelslid opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

Als het proces-verbaal wordt opgemaakt na het verhoor, wordt het binnen de veertien dagen volgend op het verhoor meegedeeld aan het betrokken personeelslid met het verzoek om het te ondertekenen. De begeleidende brief bij het proces-verbaal vermeldt dat de betrokkene opmerkingen kan formuleren en dat hij het proces-verbaal ondertekend moet terugsturen binnen de veertien dagen vanaf de datum van het versturen van de brief. Indien het proces-verbaal niet of niet ondertekend wordt teruggestuurd, wordt dit vermeld in het proces-verbaal van verhoor.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten bij de ondertekening door het betrokken personeelslid bedoeld in het derde lid of bij afloop van de termijn van veertien dagen voor het terugsturen van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid.

Art. 269.Als het betrokken personeelslid er schriftelijk van afgezien heeft gehoord te worden of niet verschenen is of zich niet heeft laten vertegenwoordigen zonder geldige reden, stelt de commandant of diens afgevaardigde binnen de veertien dagen vanaf het schriftelijke afzien in het eerste geval, en vanaf het verhoor in het tweede geval, een proces-verbaal van weigering of van niet-verschijning op.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten op de datum dat het wordt opgesteld.

Art. 270.Wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden, bezorgt de commandant of diens afgevaardigde het tuchtdossier aan het college binnen de veertien dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal.

Indien de commandant zich niet uitspreekt binnen de veertien dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal, wordt ervan uitgegaan dat geen enkele tuchtvordering wordt ingesteld.

Art. 271.§ 1. De voorzitter van het college of van de raad in toepassing van artikel 275 roept, na het ontvangen van een tuchtdossier, het betrokken personeelslid op om gehoord te worden. De oproeping gebeurt per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum. Op straffe van nietigheid van de procedure, dient de betekening van de oproeping te gebeuren ten laatste binnen de zestig dagen volgend op de ontvangst van het tuchtdossier en ten minste achtentwintig dagen vóór het verhoor. § 2. De oproeping vermeldt: a. de identiteit van het betrokken personeelslid, b.het recht om het verhoor van getuigen voorafgaand aan het verhoor van het betrokken personeelslid, evenals de openbaarheid van dit verhoor te vragen, c. in voorkomend geval de identiteit van de getuigen, d.de ten laste gelegde tuchtinbreuken, e. het feit dat een tuchtsanctie wordt overwogen met vermelding van de mogelijke sancties, f.de plaats en de termijn binnen dewelke het tuchtdossier kan worden geraadpleegd, g. de termijn waarbinnen een verweerschrift kan worden ingediend, h.de plaats, de dag en het uur van het verhoor, i. het recht van het betrokken personeelslid om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een verdediger naar keuze. De oproeping mag het dienovereenkomstig aangevulde inleidend verslag zijn. § 3. Het betrokken personeelslid beschikt over minstens veertien dagen om zijn verdediging voor te bereiden en ten laatste veertien dagen vóór zijn verhoor een verweerschrift, evenals elk ander rechtvaardigingsstuk bij het college of bij de raad in te dienen. § 4. Op gemotiveerd verzoek van het betrokken personeelslid kan het verhoor worden uitgesteld binnen een redelijke termijn. De nieuwe datum wordt meegedeeld aan de betrokkene.

Art. 272.Er wordt een proces-verbaal van het verhoor opgesteld, dat getrouw de verklaringen van de gehoorde persoon weergeeft.

Een secretaris kan belast worden met de opmaak van het proces-verbaal tijdens het verhoor.

Het proces-verbaal wordt opgemaakt tijdens het verhoor en wordt onmiddellijk voorgelezen. Het betrokken personeelslid wordt verzocht om het te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan de betrokkene opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

Als het proces-verbaal wordt opgemaakt na het verhoor, wordt het binnen de veertien dagen volgend op het verhoor meegedeeld aan het betrokken personeelslid met het verzoek om het te ondertekenen. De begeleidende brief bij het proces-verbaal vermeldt dat de betrokkene opmerkingen kan formuleren en dat hij het proces-verbaal ondertekend moet terugsturen binnen de veertien dagen vanaf de datum van het versturen van de brief. Indien het proces-verbaal niet of niet ondertekend wordt teruggestuurd, wordt dit vermeld in het proces-verbaal van verhoor.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten bij de ondertekening door het betrokken personeelslid of bij afloop van de termijn van veertien dagen voor het terugsturen van het proces-verbaal.

Art. 273.Als het betrokken personeelslid er schriftelijk van afgezien heeft gehoord te worden of niet verschenen is of zich niet heeft laten vertegenwoordigen zonder geldige reden, stelt de voorzitter van het college of van de raad binnen de veertien dagen vanaf het schriftelijke afzien in het eerste geval, en vanaf het verhoor in het tweede geval, een proces-verbaal van weigering of van niet-verschijning op.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten op de datum dat het wordt opgesteld.

Art. 274.Het college of de raad in toepassing van het artikel 275 doet uitspraak na de commandant of diens afgevaardigde en het betrokken personeelslid te hebben gehoord. De commandant en het door de voorzitter aangeduide lid van het college dat overeenkomstig artikel 267, tweede lid, heeft deelgenomen aan het verhoor, nemen niet deel aan de beraadslaging van het college of van de raad.

Art. 275.Wanneer het college van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een ontslag van ambtswege of een afzetting, verwijst het de procedure naar de raad binnen de veertien dagen vanaf de datum van de afsluiting van het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning.

Art. 276.Wanneer de raad van mening is dat de feiten niet bestraft dienen te worden met een ontslag van ambtswege of een afzetting, spreekt het een lichtere sanctie uit zoals bepaald in artikel 250, eerste lid, 1° tot 3° en artikel 250, tweede lid, 1° tot 3°.

Art. 277.Op straffe van nietigheid van de procedure, doet het college of de raad uitspraak over de op te leggen tuchtsanctie binnen de zestig dagen vanaf de datum van de afsluiting van het proces-verbaal.

Art. 278.Het lid van het college of van de raad dat niet gedurende alle verhoren voor het college of de raad aanwezig was, mag niet deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtsanctie.

Art. 279.De gemotiveerde beslissing wordt binnen de veertien dagen aan het betrokken personeelslid meegedeeld, hetzij per ter post aangetekend schrijven, hetzij via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.

Art. 279/1.Binnen de twintig dagen volgend op de datum van kennisneming van de beraadslaging van het college of van de raad waarin beslist wordt over een tuchtsanctie, kan het personeelslid een beroep indienen bij de beroepskamer vermeld in de artikelen 171 tot 173.

Art. 279/2.§ 1. Het personeelslid kan niet het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure voor feiten die reeds gesanctioneerd werden, onder voorbehoud van nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen en die zich voordoen tijdens de verjaringstermijn van de tuchtvordering. § 2. De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of die zijn vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

Art. 279/3.§ 1. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van artikel 265 en van artikel 279/2, § 2, gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid ingelicht wordt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van gewijsde is getreden. De tuchtoverheid stelt zich op de hoogte met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing. § 2. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtsanctie uit te spreken. Indien een opgelegde tuchtsanctie onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, trekt de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie in en dit met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtsanctie is uitgesproken.

Art. 279/4.Indien meer dan één feit wordt aangerekend aan het personeelslid, kan dit slechts aanleiding geven tot één procedure en tot de uitspraak van één tuchtsanctie.

Art. 279/5.Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.

Indien de nieuwe feiten echter samenhangen met de feiten waarvoor de reeds lopende tuchtprocedure werd opgestart, kunnen deze bij de procedure worden bijgevoegd vóór het verhoor voorzien in artikel 267 en dat voor zover het betrokken personeelslid ten laatste veertien dagen vóór het verhoor op de hoogte kon worden gebracht van die feiten.

Art. 279/6.De sanctie mag geen gevolgen hebben vooraleer ze uitgesproken werd.

De beslissing tot een tuchtsanctie moet binnen een redelijke termijn worden genomen vanaf de datum van kennisneming van de feiten door de commandant of diens afgevaardigde.

TITEL 6. - De tuchtprocedure tegen de commandant

Art. 279/7.§ 1. De voorzitter die kennis heeft van feiten door het informatieverslag opgemaakt door een lid van de algemene inspectie, bedoeld in artikel 168 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten sluiten of die op de hoogte is van feiten waarvan hij meent dat zij aanleiding moeten geven tot een tuchtrechtelijke vervolging, stelt een tuchtvordering in tegen de commandant door hem per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum, een kopie van het inleidend verslag te betekenen en hem op te roepen voor verhoor.

Op straffe van nietigheid van de procedure, moet het informatieverslag opgemaakt door een lid van de algemene inspectie naar de voorzitter worden gestuurd binnen de dertig dagen die volgen op het plegen van de feiten of na de kennisneming ervan door de persoon die het verslag opstelt.

Op straffe van nietigheid van de procedure, dient de betekening van het inleidend verslag te gebeuren binnen de zestig dagen volgend op de kennisneming van de feiten door de voorzitter. § 2. Het inleidend verslag bevat de vermeldingen opgesomd in artikel 265, § 2. § 3. De commandant beschikt over minstens veertien dagen om zijn verdediging voor te bereiden en een verweerschrift in te dienen bij de voorzitter.

De betrokken commandant bezorgt zijn verweerschrift evenals elk ander stuk ten laatste op de dag van zijn verhoor. § 4. Op gemotiveerd verzoek van de commandant kan het verhoor worden uitgesteld binnen een redelijke termijn. De nieuwe datum wordt meegedeeld aan de commandant.

Art. 279/8.De schriftelijke of mondelinge getuigenissen of nieuwe stukken die door de commandant of door de voorzitter bij het dossier worden bijgevoegd na het versturen van het inleidend verslag, worden ten laatste veertien dagen na het verhoor meegedeeld aan de voorzitter of aan de commandant. Deze beschikken over een termijn van veertien dagen om hun opmerkingen schriftelijk mee te delen.

Art. 279/9.Onverminderd de toepassing van artikel 263, gebeurt het verhoor van de commandant door de voorzitter of een lid van de raad aangeduid door de voorzitter, in aanwezigheid van een ander lid van de raad dat daartoe eveneens werd aangeduid door de voorzitter.

Op zijn vraag wordt de commandant verhoord in afwezigheid van het lid van de raad bedoeld in het eerste lid.

Art. 279/10.Er wordt een proces-verbaal van het verhoor opgesteld, dat getrouw de verklaringen van de verhoorde persoon weergeeft.

Een secretaris kan belast worden met de opmaak van het proces-verbaal tijdens het verhoor.

Het proces-verbaal wordt opgemaakt tijdens het verhoor en wordt onmiddellijk voorgelezen. De commandant wordt verzocht om het te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan de commandant opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

Als het proces-verbaal wordt opgemaakt na het verhoor, wordt het binnen de veertien dagen volgend op het verhoor meegedeeld aan de commandant met het verzoek om het te ondertekenen. De begeleidende brief bij het proces-verbaal vermeldt dat de commandant opmerkingen kan formuleren en dat hij het proces-verbaal ondertekend moet terugsturen binnen de veertien dagen vanaf de datum van het versturen van de brief. Indien het proces-verbaal niet of niet ondertekend wordt teruggestuurd, wordt dit vermeld in het proces-verbaal van verhoor.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten bij de ondertekening door de commandant bedoeld in het derde lid of bij afloop van de termijn van veertien dagen voor het terugsturen van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid.

Art. 279/11.Als de commandant er schriftelijk van afgezien heeft gehoord te worden of niet verschenen is zonder geldige reden, stelt de voorzitter binnen de veertien dagen vanaf het schriftelijke afzien in het eerste geval, en vanaf de hoorzitting in het tweede geval, een proces-verbaal van weigering of van niet-verschijning op.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten op de datum dat het wordt opgesteld.

Art. 279/12.Wanneer de voorzitter van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden, bezorgt hij het tuchtdossier aan het college binnen de veertien dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal.

Wanneer de voorzitter zich niet uitspreekt binnen de veertien dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal, wordt aangenomen dat geen enkele tuchtvordering wordt ingesteld.

Art. 279/13.§ 1. De voorzitter roept de commandant op om door het college of de raad in toepassing van het artikel 279/17 gehoord te worden. De oproeping gebeurt per aangetekend schrijven of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum. Op straffe van nietigheid van de procedure, dient de betekening van de oproeping te gebeuren ten laatste binnen de zestig dagen volgend op de ontvangst van het tuchtdossier en ten minste twintig dagen vóór het verhoor. § 2. De oproeping bevat de vermeldingen opgesomd in artikel 271, § 2. § 3. De commandant beschikt over minstens veertien dagen om zijn verdediging voor te bereiden en om een verweerschrift of een ander rechtvaardigingsstuk in te dienen bij de voorzitter, en dit ten laatste veertien kalenderdagen vóór zijn verhoor. § 4. Op gemotiveerd verzoek van de commandant kan het verhoor worden uitgesteld binnen een redelijke termijn. De nieuwe datum wordt hem meegedeeld.

Art. 279/14.Er wordt een proces-verbaal van het verhoor opgesteld, dat getrouw de verklaringen van de gehoorde persoon weergeeft.

Een secretaris kan belast worden met de opmaak van het proces-verbaal tijdens het verhoor.

Het proces-verbaal wordt opgemaakt bij afloop van het verhoor en wordt onmiddellijk voorgelezen. De commandant wordt verzocht om het te ondertekenen. Op het moment van de ondertekening kan de commandant opmerkingen formuleren. Indien hij weigert om te tekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor, dat, in voorkomend geval, de reden van deze weigering vermeldt.

Als het proces-verbaal wordt opgemaakt na het verhoor, wordt het binnen de veertien dagen volgend op het verhoor meegedeeld aan de commandant met het verzoek om het te ondertekenen. De begeleidende brief bij het proces-verbaal vermeldt dat de commandant opmerkingen kan formuleren en dat hij het proces-verbaal ondertekend moet terugsturen binnen de veertien dagen vanaf de datum van het versturen van de brief. Indien het proces-verbaal niet of niet ondertekend wordt teruggestuurd, wordt dit vermeld in het proces-verbaal van verhoor.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten bij de ondertekening door de commandant bedoeld in het derde lid of bij afloop van de termijn van veertien dagen voor het terugsturen van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid.

Art. 279/15.Als de commandant er schriftelijk van afgezien heeft gehoord te worden of niet verschenen is zonder geldige reden, stelt de voorzitter binnen de veertien dagen vanaf het schriftelijke afzien in het eerste geval, en vanaf de hoorzitting in het tweede geval, een proces-verbaal van weigering of van niet-verschijning op.

Het proces-verbaal wordt beschouwd als afgesloten op de datum dat het wordt opgesteld.

Art. 279/16.Het college of de raad in toepassing van het artikel 279/17 doet uitspraak na de voorzitter en de betrokken commandant te hebben gehoord. Noch de voorzitter en de leden van de raad die hebben deelgenomen aan het verhoor overeenkomstig artikel 279/9, noch de commandant, nemen deel aan de beraadslaging van het college of de raad.

Art. 279/17.Wanneer het college van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een ontslag van ambtswege ou een afzetting, verwijst het de procedure naar de raad binnen de veertien dagen vanaf de datum van de afsluiting van het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning.

Art. 279/18.Wanneer de raad van mening is dat de feiten niet bestraft dienen te worden met een ontslag van ambtswege ou een afzetting, spreekt het een lichtere sanctie uit zoals bepaald in artikel 250, derde lid, 1° tot 3°.

Art. 279/19.Op straffe van nietigheid van de procedure, doet het college of de raad uitspraak over de op te leggen tuchtsanctie binnen de zestig dagen vanaf de datum van het sluiten van het proces-verbaal.

Art. 279/20.Het lid van de college of de raad dat niet aanwezig was gedurende alle verhoren voor de raad mag niet deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtsanctie.

Art. 279/21.De beslissing wordt binnen de veertien dagen bezorgd aan de commandant, hetzij per ter post aangetekend schrijven, hetzij via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.

Art. 279/22.Binnen de twintig dagen volgend op de datum van kennisneming van de beraadslaging van de college of de raad waarin beslist wordt over een tuchtsanctie, kan de commandant een beroep indienen bij de beroepskamer vermeld in de artikelen 171 tot 173.

Art. 279/23.De beslissing tot een tuchtsanctie moet binnen een redelijke termijn worden genomen vanaf de datum van kennisneming van de feiten door de voorzitter."

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt boek 12 vervangen door het volgende boek dat de artikelen 291 tot 296 bevat, luidende: BOEK 12. - SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST

Art. 291.Het personeelslid kan door het college als ordemaatregel in zijn ambt worden geschorst in de volgende gevallen: 1° wanneer het personeelslid het voorwerp uitmaakt van strafrechtelijke vervolgingen;2° wanneer het personeelslid het voorwerp uitmaakt van tuchtvervolgingen wegens een zware fout waarbij de betrokkene op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn;3° wanneer de aanwezigheid van het personeelslid onverenigbaar is met het belang van de dienst. De schorsing wordt door de commandant aan het college voorgesteld.

Het personeelslid wordt gehoord door het college. Het mag worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een persoon naar keuze in elke fase van de procedure. De oproeping vermeldt de feiten die aan de oorsprong van de procedure liggen. De oproeping voor het verhoor wordt aan het personeelslid verstuurd minstens veertien dagen voor de datum van het verhoor.

In afwijking van artikel 184, heeft het personeelslid tijdens de schorsing in het belang van de dienst geen recht op bevordering door verhoging in graad.

Art. 292.In afwijking van artikel 184, kan het college het geschorste personeelslid de mogelijkheid ontnemen om zijn rechten op bevordering in weddeschaal te doen gelden en, voor het beroepspersoneelslid, zijn wedde verminderen.

De vermindering van de wedde mag niet hoger liggen dan deze vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 293.Behalve in geval van strafrechtelijke vervolgingen of een beroep voor de beroepskamer bedoeld in de artikelen 171 tot 173, duurt de schorsing in het belang van de dienst niet langer dan zes maanden.

Indien na afloop van de procedure geen enkele tuchtsanctie opgelegd wordt, worden alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst opgeheven.

Bij afloop van elke periode van zes maanden, in geval van strafrechtelijke vervolgingen of een beroep voor de beroepskamer bedoeld in de artikelen 171 tot 173, wordt het dossier opnieuw ter evaluatie voorgelegd aan het college. Op dat moment beslist het college om de schorsing in het belang van de dienst te verlengen of op te heffen.

Art. 294.In geval van uiterste hoogdringendheid kan de commandant onmiddellijk de schorsing in het belang van de dienst uitspreken.

Deze beslissing moet binnen de dertig dagen bevestigd worden door het college volgens de procedure vermeld in de artikelen 291 tot 293.

Ingeval de schorsing in het belang van de dienst niet binnen de termijn van dertig dagen wordt bevestigd door het college, eindigt de door de commandant uitgesproken schorsing van rechtswege.

Art. 295.De beslissing waarin de schorsing in het belang van de dienst wordt uitgesproken, wordt bezorgd aan het betrokken personeelslid, hetzij per ter post aangetekend schrijven, hetzij via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum binnen de veertien dagen.

Art. 296.Binnen de veertien dagen volgend op de datum van kennisneming van de beraadslaging van het college waarin de schorsing in het belang van de dienst wordt uitgesproken, kan het personeelslid een beroep indienen bij de beroepskamer bedoeld in de artikelen 171 tot 173."

Art. 12.Dit besluit treedt in werking 30 dagen nadat het in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt.

Dit besluit is niet van toepassing op de tuchtprocedures die zijn opgestart vóór de inwerkingtreding ervan.

Art. 13.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 september 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN

^