Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 september 2007
gepubliceerd op 23 oktober 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012411
pub.
23/10/2007
prom.
12/09/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 september 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2007 Wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 11 april 2007 onder het nummer 82472/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de handel in voedingswaren. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.De gecoördineerde statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" zijn bijgevoegd in bijlage.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en wordt gesloten voor een periode van een jaar, welke telkens stilzwijgend van jaar tot jaar wordt verlengd.

Ze kan worden opgezegd mits een opzegging welke minstens zes maanden vóór de jaarlijkse vervaldag wordt betekend, bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Art. 4.Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1972 gesloten in het Paritair comité voor de handel in voedingswaren tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 december 1972.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten Gecoördineerde statuten van het fonds Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur Afdeling 1. - Benaming

Artikel 1.Er wordt, met uitwerking op 1 januari 1965, een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd : "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren".

Voor de toepassing van deze statuten wordt onder "fonds" verstaan : het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren". Afdeling 2. - Maatschappelijke zetel

Art. 2.De zetel van het fonds is gevestigd te 1160 Brussel, Edmond Van Nieuwenhuyselaan 8. Afdeling 3. - Doel

Art. 3.Het fonds heeft tot doel aanvullende sociale voordelen in te voeren, te financieren en toe te kennen, met name inzake het lidmaatschap bij een syndicale organisatie, evenals de beroepsopleiding en de syndicale vorming van werklieden en werksters.

Daarnaast kan het fonds de aanvullende vergoeding bij de werkloosheidsvergoeding aan sommige bejaarde werklieden en werksters die zijn ontslagen vergemakkelijken en waarborgen krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale arbeidsraad van 19 december 1974, ter invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975. Afdeling 4. - Duur

Art. 4.Het fonds wordt opgericht voor een periode van een jaar. Zij wordt stilzwijgend telkens van jaar tot jaar verlengd, behoudens opzegging door één van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die ten laatste, zes maanden vóór de jaarlijkse vervaldag moet worden betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van voornoemd paritair comité. HOOFDSTUK II. - Organisatie en werking Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing : a) op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;b) op de werklieden en werksters die door deze ondernemingen zijn tewerkgesteld. Afdeling 2. - Beheer

Art. 6.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit afgevaardigden van de werkgevers en van de werknemers.

Deze raad telt tien effectieve en tien plaatsvervangende leden, hetzij vijf effectieve en vijf plaatsvervangende afgevaardigden van de werkgevers en vijf effectieve en vijf plaatsvervangende afgevaardigden van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

De plaatsvervangende leden hebben slechts een beslissende stem wanneer ze een afwezig effectief lid vervangen.

De leden van de raad van bestuur worden aangeduid door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Hun mandaat eindigt bij beslissing van voornoemd paritair comité.

Art. 7.Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en een secretaris aan.

Art. 8.De raad van bestuur vergadert na samenroeping door de voorzitter. De voorzitter is gehouden de raad minstens één maal per jaar bijeen te roepen en ook telkens ten minste twee leden van de raad daarom verzoeken.

De oproepingen moeten de agenda vermelden. De notulen worden opgesteld door de secretaris en door hem, samen met de voorzitter of degene die de vergadering heeft voorgezeten, ondertekend.

De beslissingen worden eenparig genomen. Opdat de stemming geldig zou wezen, moeten ten minste zes leden aanwezig zijn, waarvan de helft de werkgeversorganisaties en de andere helft de werknemersorganisaties vertegenwoordigen.

Indien het quorum niet wordt bereikt, wordt de raad van bestuur opnieuw samengeroepen met dezelfde agenda.

Op de tweede vergadering beslist de raad geldig, ongeacht het aantal aanwezige bestuurders.

Er mag slechts worden gestemd over de punten die op de agenda staan.

Art. 9.De raad van bestuur heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor de goede werking ervan.

Hij beschikt over de ruimst mogelijke bevoegdheden om het beheer van het fonds waar te nemen.

De raad van bestuur wordt in al zijn acties en rechtshandelingen door de voorzitter of door een daartoe afgevaardigd bestuurder vertegenwoordigd.

De bestuurders zijn enkel verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat. Zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ingevolge hun beheer, ten opzichte van de verbintenissen aangegaan door het fonds.

Art. 10.De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overdragen aan één of meerdere van zijn leden of zelfs aan derden.

Art. 11.Het dagelijks beheer wordt waargenomen door de voorzitter en de secretaris. Afdeling 3. - Financiering

Art. 12.Het fonds beschikt over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 5, a) bedoelde werkgevers. 1. Basisbijdragen Art.13. § 1. Vanaf 1 januari 2007 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,50 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle arbeiders van de onderneming. Voor de volgende jaren zal het bedrag van de bijdrage van de werkgevers per collectieve arbeidsovereenkomst ter wijziging bepaald worden.

Opmerking - Historisch overzicht van de bijdragen De basisbijdrage der werkgevers is vastgesteld op 0,30 pct. van de lonen begrensd zoals voor de sociale zekerheid (sector werkloosheidsverzekering) voor alle werklieden en werksters van de onderneming.

Uitzonderlijk wordt, voor de vier kwartalen van het jaar 1965 en de eerste twee kwartalen van het jaar 1966, de basisbijdrage per kwartaal vervangen door een eenmalige basisbijdrage van 1,8 pct. die geïnd wordt volgens de bepalingen normaal voorzien voor de bijdragen van het tweede kwartaal 1966.

Vanaf 1 januari 1969 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,30 pct. van de lonen begrensd zoals voor de sociale zekerheid (grens ziekte- en invaliditeitsverzekering, dienst uitkeringen) voor alle werklieden en werksters van de onderneming.

Vanaf 1 januari 1972 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,50 pct. van de lonen begrensd zoals voor de sociale zekerheid (grens ziekte- en invaliditeitsverzekering, dienst uitkeringen) voor alle werklieden en werksters van de onderneming.

Vanaf 1 januari 1974 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,30 pct. van de lonen begrensd zoals voor de sociale zekerheid (grens ziekte- en invaliditeitsverzekering, dienst uitkeringen) voor alle werklieden en werksters van de onderneming.

Vanaf 1 oktober 1974 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,30 pct. van de lonen begrensd zoals voor de sociale zekerheid (grens werkloosheidsverzekering) voor alle werklieden en werksters van de onderneming.

Vanaf 1 april 1976 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,10 pct. van de lonen uitbetaald aan de werklieden en werksters van de onderneming, begrensd tot de laagste loongrens welke van kracht is voor de heffing van de bijdragen voor sociale zekerheid.

Vanaf 1 juli 1985 wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,25 pct. van de lonen uitbetaald aan de werklieden en werksters van de onderneming. (Ingevoerd door collectieve arbeidsovereenkomst van 8 december 1983, koninklijk besluit van 2 mei 1984, Belgisch Staatsblad van 23 mei 1984 en 29 juni 1984).

Vanaf 1 april 1988, zal de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld worden op 0,30 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle arbeiders en arbeidsters van de onderneming. 0,05 pct. van het bedrag wordt voorbehouden voor de kosten van de tussenkomsten in de aanwervings- en tewerkstellingskosten van de jonge werkzoekende arbeiders en arbeidsters.

Van 1 juli tot 31 december 1989, wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,61 pct. van het bedrag van de lonen, betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. 0,36 pct. van dat bedrag wordt voorbehouden voor de financiering van de tussenkomsten kosten van vorming en tewerkstelling van de werknemers, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 1989.

Van 1 januari tot 31 december 1990, wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,43 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. 0,18 pct. van dat bedrag zal voorbehouden worden aan de financiering van de tussenkomsten in de kosten van de vorming en tewerkstelling van de werknemers, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 1989.

Vanaf 1 januari 1991, wordt de basisbijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,25 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 1991) Van 1 oktober 1991 tot 31 december 1991 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,49 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming; van 1 januari tot 31 december 1992, wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,55 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming.

Met ingang van 1 januari 1993 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,18 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 september 1993) Van 1 januari 1994 tot 31 december 1994 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,45 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming; vanaf 1 januari 1995 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,15 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995) Van 1 januari 1996 tot 31 december 1996 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,50 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming; vanaf 1 januari 1997 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,15 pct. van hetzelfde bedrag. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1997) Van 1 januari 1998 tot 31 december 1998 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,35 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming; van 1 januari 1999 af wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,15 pct. van hetzelfde bedrag. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1998) Vanaf 1 april 1999 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,20 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 januari 2000) Van 1 januari 2000 tot 31 december 2000 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,40 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. Van 1 januari 2001 af wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,20 pct. van hetzelfde bedrag. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 januari 2004) Vanaf 1 januari 2004 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,25 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming. (Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2005) Vanaf 1 januari 2006 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld op 0,40 pct. van het bedrag van de lonen betaald aan alle werklieden en werksters van de onderneming.

Art. 14.De basisbijdragen worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Wanneer de inning en de invordering niet door deze instelling geschieden, wordt het fonds ermede belast overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 15, 16 en 17 van de statuten, die slechts in dat geval van toepassing zijn.

Art. 15.Behalve voor de uitzondering voor het jaar 1965 voorzien in artikel 13 zijn de basisbijdragen om het kwartaal verschuldigd. De voor elk vervallen kwartaal verschuldigde sommen moeten door de werkgever gestort worden op de postrekening van het fonds of op een door de raad van bestuur bepaalde bank en dit uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal.

Art. 16.De werkgever stuurt per kwartaal en uiterlijk vóór het einde van de maand volgend op dit kwartaal aan het fonds, een aangifte tot staving van de verschuldigde basisbijdragen, op formulieren die door het fonds worden verstrekt.

Art. 17.Vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op het kwartaal waarop de basisbijdragen betrekking hebben, is de werkgever verplicht een verhoging van 10 pct. te betalen op het bedrag der verschuldigde basisbijdragen verhoogd met een nalatigheidsintrest van 5 pct. op hetzelfde bedrag, zonder dat hiervoor ingebrekestelling vereist is.

Art. 18.Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958, betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid kan het bedrag der basisbijdragen slechts gewijzigd worden door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. 2. Bijzondere bijdragen Art.19. In uitvoering van een door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren aangenomen collectieve arbeidsovereenkomst, kan het fonds ook bijzondere bijdragen innen waarvan de bijdrageoplichtingen, het bedrag, de tijdstippen en de modaliteiten van heffing, evenals de bestemming die aan de opbrengst ervan moet gegeven worden, worden vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst in toepassing waarvan deze bijdragen worden geïnd. Het fonds beheert de opbrengst van deze bijzondere bijdragen en gebruikt ze voor het doel bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst die de betalingsplicht vastlegt, in het kader van een afzonderlijke begrotingspost, met dien verstande dat de uitgaven in geen geval hoger mogen zijn dan de aldus bekomen bijzondere inkomsten met inbegrip van de reserves die zouden gevormd zijn door het overschot van de vroegere inkomsten op de vroeger toegestane uitgaven. Afdeling 4. - Begrotingen, rekeningen

Art. 20.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 21.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgende jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Opmerking : (collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1988) In geval van bijzondere omstandigheden kan de raad van bestuur een andere periode vast stellen.

Art. 22.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. Zij dienen op rekenplichtig gebied voldoende omschreven te zijn.

De raad van bestuur, alsmede de door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.

De rekeningen, samen met hogergenoemde schriftelijke verslagen dienen uiterlijk tijdens de maand april ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren voorgelegd te worden. Afdeling 5. Rechthebbenden en aanvullende sociale voordelen

Art. 23.De organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren stellen de raad van bestuur van het fonds het voorwerp, de toekenningsvoorwaarden en het bedrag van de aanvullende sociale voordelen voor die bij toepassing van artikel 3 van deze statuten gekozen werden.

Art. 24.Binnen de grenzen van de beschikbare inkomsten gevormd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 3, van deze statuten, worden de aard, het bedrag en de betalingsmodaliteiten van de bij artikel 23 vermelde aanvullende sociale voordelen, vastgesteld op voorstel van de raad van bestuur van het fonds bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. Afdeling 6. - Ontbinding, vereffening

Art. 25.Het fonds kan enkel ontbonden worden volgens de procedure bepaald in artikel 4, of krachtens een eenparige beslissing van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun machten en bezoldiging en duidt de bestemming van het vermogen aan.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^