Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 mei 2014
gepubliceerd op 17 september 2014

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2014012034
pub.
17/09/2014
prom.
12/05/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 MEI 2014. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaan-deren, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2013 Arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (Overeenkomst geregistreerd op 13 september 2013 onder het nummer 116942/CO/102.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, de witzandexploitaties uitgezonderd.

Met "werklieden" worden : de arbeiders en arbeidsters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.De minimum uurlonen van de werklieden worden op 1 april 2013 op basis van een wekelijkse arbeidsduur van 40 uren als volgt vastgesteld :

EUR -

EUR

Categorie I, handlangers

14,4581

Catégorie I, manoeuvres

14,4581

Categorie IA, handlangers

14,6400

Catégorie IA, manoeuvres

14,6400

Categorie II, geoefenden

14,8235

Catégorie II, spécialisés

14,8235

Categorie III, vaklieden

14,1864

Catégorie III, hommes de métier

14,1864

Categorie IV, ploegbazen

15,5532

Catégorie IV, chefs d'équipe

15,5535


HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 3.De in artikel 2 vastgestelde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4.De in artikel 2 vastgestelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 120,21.

Telkens wanneer het vorig indexcijfer met 2 pct. stijgt of daalt, worden de laatst uitbetaalde lonen met 2 pct. verhoogd of verlaagd.

De indexcijfers die een loonsverhoging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : 120,21 - 122,56 - etc De indexcijfers die een loonsverlaging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : De loonsverlaging die uit een daling van het indexcijfer voortvloeit wordt slechts toegepast, wanneer het indexcijfer daalt met een halve schijf beneden de volgende waarde. 118,98 ...

Art. 5.De loonswijzigingen voortvloeiend uit de toepassing van artikel 4 gaan in de eerste dag van de maand volgend op die waarvan het indexcijfer aanleiding geeft tot aanpassing van de lonen. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremie

Art. 6.Er wordt vanaf 1 januari 1993, in de ondernemingen waar men in ploegen werkt, een ploegenpremie toegekend berekend op het minimum uurloon van categorie 1 van : 4 pct. voor de morgenploeg; 5,5 pct. voor de namiddagploeg; 10 pct. voor de nachtploeg.

Alleen het werk dat niet aanvangt tussen 7 uur en 9 uur geldt als ploegwerk, tenzij een andere arbeidsregeling ingevolge bepaalde omstandigheden wordt toegepast op verzoek van de werklieden. Indien de arbeidsprestaties vóór 7 uur aanvangen en aanleiding geven tot betaling van een supplement voor overwerk is er evenmin aanleiding tot betaling van de ploegenpremie. HOOFDSTUK V. - Zaterdagwerk

Art. 7.Voor het werk op zaterdag ontvangen de werklieden een bijkomende premie die gelijk is aan een derde van het basisuurloon per uur prestatie. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie

Art. 8.Uiterlijk op 25 december van het lopende jaar wordt een eindejaarspremie uitbetaald volgens de volgende modaliteiten : a) de referteperiode loopt van 1 december van het voorgaand jaar tot 30 november van het lopende jaar;b) elke gewerkte en/of begonnen maand tijdens de referteperiode geeft recht op 1/12de van een maandloon.Iemand die de hele referteperiode in dienst was heeft dus recht op een maand loon. Het in aanmerking genomen loon is dat van december van het lopende jaar; c) bij overlijden van de werklieden wordt de proportionele eindejaarspremie uitbetaald aan de rechtverkrijgenden;d) indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd tijdens de referteperiode, wordt de verschuldigde proportionele eindejaarspremie betaald samen met de eindafrekening;e) in geval van langdurige ziekte : - indien de werknemer meer dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, heeft hij recht op de volledige eindejaarspremie; - indien hij minder dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, ontvangt hij 1/12de per effectief begonnen maand.

Art. 9.Eventuele klachten betreffende de toepassing van artikel 8 kunnen op verzoek van de betrokken partijen voorgelegd worden aan het bevoegd paritair comité, dat als verzoeningscomité zetelt. HOOFDSTUK VII. - Anciënniteitsverlof

Art. 10.Aan alle werklieden die tien jaar anciënniteit hebben in een of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven die in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, zal één dag anciënniteitsverlof toegekend worden.

Voor de betrokkenen die 15 jaar anciënniteit hebben wordt dit twee dagen.

Voor de betrokkenen die 20 jaar anciënniteit hebben wordt dit drie dagen.

Voor de betrokkenen die 25 anciënniteit hebben wordt dit vier dagen.

Voor de betrokkenen die 30 jaar anciënniteit hebben wordt dit vijf dagen.

Voor de betrokkenen die 35 jaar anciënniteit hebben wordt dit zes dagen. HOOFDSTUK VIII. - Dienstjarenpremie

Art. 11.De werklieden die in de loop van het dienstjaar vijf jaren dienst tellen, hebben recht op een dienstjarenpremie van 43,92 EUR. Dit bedrag wordt vanaf het zesde dienstjaar verhoogd met 8,79 EUR per bijkomend dienstjaar, inclusief interim periode, zo deze op een ononderbroken periode slaat.

De arbeider die in de loop van het kalenderjaar om eender welke reden uit dienst treedt, heeft per gepresteerde maand recht op 1/12de van de dienstjarenpremie.

Wat de arbeiders betreft die tijdens de eerste helft van het dienstjaar uit dienst zijn getreden geeft bovenstaande regeling onmiddellijk aanleiding tot uitbetaling.

De betaling van deze dienstjarenpremie geschiedt samen met de afrekening van het loon voor de maand juli van het lopende dienstjaar. HOOFDSTUK IX. - Vakbondspremie

Art. 12.De werklieden, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen vanaf de betaling in 2009 een vakbondspremie van 135 EUR per jaar.

De werklieden die genieten van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen vanaf de betalingen 2009, een vakbondspremie van 87 EUR per jaar.

Het is een engagement van de partijen om een automatische aanpassing naar omhoog van de vakbondspremie indien het door de wetgever toegelaten wordt.

Hebben recht op de vakbondspremie, de werklieden die gedurende het betrokken jaar ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister van een in artikel 1 bedoelde onderneming, evenals de genieters van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, en die tezelfdertijd lid zijn geweest van een van de interprofessionele werknemersorganisaties, die op nationaal vlak verbonden zijn.

De rechthebbenden die aan deze voorwaarden niet voldoen gedurende het gehele jaar, ontvangen één twaalfde van de vakbondspremie per maand tijdens dewelke zij voldoen aan voornoemde voorwaarden.

Art. 13.De werkgevers overhandigen aan de rechthebbenden een kaart in drievoud waarop zij vermelden : a) de naam en het adres van de onderneming;b) de naam en het adres van de betrokken rechthebbende;c) het aantal in aanmerking te nemen maanden gedurende het jaar. Tezelfdertijd stort de werkgever een bedrag gelijk aan de in artikel 12, vastgestelde premie per in het personeelsregister ingeschreven werkman en per genieter van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag aan het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven" (rekening nr. 001-1862473-52), Mgr. Broekxplein 6, te 3500 Hasselt.

De rechthebbenden overhandigen hun kaart aan hun vakbond.

De vakbond vermeldt op de hem overhandigde kaarten de duur van het lidmaatschap van het betrokken lid bij de vakbond gedurende het dienstjaar en betaalt de premie aan de rechthebbende.

De vakbond zendt de ingevulde kaarten aan het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven".

Na ontvangst van de kaarten maakt het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven" aan de vakorganisaties de afrekening van de te storten bedragen. HOOFDSTUK X. - Bestaanszekerheid

Art. 14.Vanaf 1 mei 2011, hebben de werklieden recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 15,81EUR per dag wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.

In geval van werkloosheid wegens slecht weer, wordt voormeld bedrag verhoogd met 18,56 EUR per dag.

Vanaf 1 juli 2013, hebben de werklieden recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 16,76 EUR per dag (geïndexeerd) wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.

Vanaf 1 juli 2013, in geval van werkloosheid wegens slecht weer, wordt voormeld bedrag (geïndexeerd) verhoogd met 19,67 EUR per dag.

De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonbetaling.

Art. 15.In geval van tijdelijke werkloosheid zal de invoering van een beurtregeling besproken worden op het vlak van de onderneming. HOOFDSTUK XI. - Werkzekerheid binnen de sector

Art. 16.Ingeval tot ontslag om economische reden moet worden overgegaan zal voorafgaandelijk op bedrijfsvlak met de vakbondsafvaardigingen worden onderhandeld.

Zo deze procedure wordt toegepast, wordt uiteindelijk de beslissing van de werkgever als geldig aanvaard.

Zo deze procedure niet wordt toegepast, wordt het verzoeningscomité van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant samengeroepen. Bij het in gebreke stellen van de werkgever wordt als sanctie een mogelijke verdubbeling van de opzegperiode vooropgesteld. HOOFDSTUK XII. - Vervoerskosten

Art. 17.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, vanaf 1 mei 2009, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 110 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als trajectkaart (één maand/tweede klasse) voor de afstand langs de weg tussen de woonplaats en de werkplaats, zoals gepubliceerd in de officiële verzameling van de tarieven van de Maatschappij der Belgische Spoorwegen.

De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XIII. - Carenzdag

Art. 18.Vanaf 2001 wordt de carenzdag betaald. HOOFDSTUK XIV. - Kernactiviteit in onderaanneming

Art. 19.De kernactiviteit moet bij voorkeur uitgeoefend worden door personeel eigen aan het bedrijf.

Zo de noodzaak zich voordoet derden in te schakelen, wordt dit voorafgaandelijk en gemotiveerd gemeld aan de vakbondsafvaardigingen, of bij ontstentenis, aan de ondertekenende vakorganisaties. HOOFDSTUK XV. - Maaltijdcheques

Art. 20.Vanaf 2010, worden er maaltijdcheques toegekend aan de werknemers.

Vanaf 1 januari 2012 is de nominale waarde van de maaltijdcheques op 6 EUR/dag gebracht waarvan 1,09 EUR/dag ten laste is van de werknemer.

Met ingang op 1 juli 2013 zal de nominale waarde van de maaltijdcheques op 6,24 EUR/dag gebracht worden (indexaties bedrag 6 EUR collectieve arbeidsovereenkomst 2011-2012) waarvan 1,09 EUR/dag ten laste is van de werknemer.

Het aantal maaltijdcheques wordt berekend volgens de alternatieve berekening bepaald in artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad van 5 december 1969), zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van 12 maart 2009) en het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 (Belgisch Staatsblad van 23 november 2010). HOOFDSTUK XVI. - Veiligheidsvoorschriften

Art. 21.In een werkgroep van het paritair subcomité, zal een aanbeveling worden uitgewerkt omtrent specifieke veiligheidsvoorschriften, in het bijzonder voor werknemers die alleen tewerkgesteld worden op de arbeidsplaats. Voor 31 december 2013 zal de werkgroep verslag uitbrengen aan het paritair subcomité. HOOFDSTUK XVII. - Oprichting van een tweede pijler

Art. 22.Er wordt een sociaal sectorale tweede pijler opgericht.

Er wordt een sectoraal minimum basis vastgesteld : - voor 2013 : 100 EUR + 25 EUR van het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven"; - voor 2014 : 200 EUR + 50 EUR van het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven".

De administratiekosten worden opgenomen door het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven".

Daarentegen zal het "Sociaal fonds voor de grind- en zandgroeven" het beheer van het solidariteitsluik op zich nemen. HOOFDSTUK XVIII. - Geldigheid

Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2014.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2014.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^