gepubliceerd op 30 oktober 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, ter bevordering van de sociale dialoog in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging
12 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, ter bevordering van de sociale dialoog in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, ter bevordering van de sociale dialoog in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2000 Bevordering van de sociale dialoog in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging (Overeenkomst geregistreerd op 22 december 2000 onder het nummer 56074/CO/118) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebeid
Artikel 1.§ 1. Deze overeenkomst is van toepassing op alle werkgevers en arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité van de voedingsnijverheid waar geen vakbondsafvaardiging ingesteld is. § 2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen van de bakkerijen, banketbakkerijen en verbruikszalen bij een banketbakkerij (met uitzondering van het paritair subcomité 118.05). HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 2.§ 1. De ondertekenende organisaties bevestigen navolgende beginselen : - de werknemers erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de ondernemingshoofden en zij maken ervan een erepunt hun werk plichtsgetrouw uit te voeren; - de werkgevers eerbiedigen de waardigheid der werknemers en zij maken ervan een erepunt hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verbinden zich ertoe hun vrijheid van vereniging direct noch indirect te hinderen. § 2. De ondertekenende werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe hun aangeslotenen aan te bevelen op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om hen te beletten zich bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet-aangesloten werknemers geen andere voorrechten dan aan de aangesloten werknemers toe te kennen. § 3. De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze overeenkomst stroken, na te leven. § 4. De ondertekenende organisaties verbinden zich aan hun leden aan te bevelen : - in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die bepalend zijn voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming; - er over te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen ten einde de naleving ervan te verzekeren. HOOFDSTUK III. - Doelstelling
Art. 3.Deze overeenkomst stelt een efficiënte werkwijze vast om in de beoogde bedrijven de dialoog tussen werkgever en werknemersvertegenwoordiging efficiënt te organiseren om de goede verstandhouding tussen werkgever en arbeiders te bevorderen en om vlotter een geformaliseerde consensus te bereiken. HOOFDSTUK IV. - Dialoog
Art. 4.De rechtstreekse dialoog tussen werkgever en arbeiders is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkgever.
Evenwel, indien de werkgever of de vertegenwoordigers van de werknemersorganisatie vaststellen dat het resultaat van de rechtstreekse dialoog ontoereikend is kan de meest gerede partij de andere uitnodigen om de arbeidsorganisatie, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden of informatie aan de arbeiders nader te bespreken.
In dit geval zijn de partijen ertoe gehouden elkaar binnen een redelijke termijn te ontmoeten en te woord te staan met het oog op een betere verstandhouding en de oplossing van de eventuele problemen. HOOFDSTUK V. - Sociale economische informatie
Art. 5.De dialoog die aldus tot stand komt dient zo veel mogelijk ondersteund te worden door objectieve gegevens.
Op vraag van de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties verstrekt de werkgever hun sociale en financieel-economische informatie zoals hierna omschreven.
De sociale informatie betreft de sociale balans, aangevuld met de voorgaande evolutie en vooruitzichten inzake tewerkstelling en arbeidsorganisatie.
De financieel-economische informatie betreft de gedeponeerde jaarrekeningen, aangevuld met de vooruitzichten inzake verkoop en productie.
Commentaar : Aan de hand van de gegevens van de jaarrekeningen kunnen de betrokken partijen bijzondere aandacht besteden aan bepaalde ratio's zoals de evolutie van de toegevoegde waarde, de arbeidsproductiviteit, de kapitaalsproductiviteit, de kapitaalsintensiteit, de personeelskosten, de toegevoegde waarde, de bedrijfsopbrengsten en de rendabiliteit.
Met het materiaal ter beschikking gesteld door het Instituut voor Professionele Vorming beschikt de werkgever over een didactisch instrument om enkele belangrijke bedrijfsgegevens mee te delen. HOOFDSTUK VI. - Informatie aan het personeel
Art. 6.De werknemersorganisaties mogen, zonder dat hierdoor de werkorganisatie gestoord wordt, volgens de modaliteiten overeengekomen met de werkgever, mondeling of schriftelijk alle nuttige mededelingen aan de arbeiders en arbeidsters verschaffen. Deze mededelingen moeten van beroeps- of syndicale aard zijn, verband houden met de onderneming en, indien zij schriftelijk gebeuren, voorafgaandelijk ter kennis gebracht worden van het ondernemingshoofd. HOOFDSTUK VII. - Bijstand
Art. 7.§ 1. Indien de dialoog tussen werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties om één of andere reden mislukt of dreigt te mislukken, kan de meest gerede partij beroep doen op de tussenkomst of de bijstand van de nationale woordvoerders van de werkgeversorganisaties en/of van de werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair comité.
Na wederzijds overleg over de organisatie van de tussenkomst of bijstand stellen de betrokken werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties hun delegatie samen en organiseren zij een lokale vergadering. Deze moet binnen de vier weken na de datum van betekening van de aanvraag van tussenkomst plaats vinden. § 2. In geval van akkoord stellen de partijen een schriftelijk en ondertekend verslag op. De werkgever zal dat verslag op een goed zichtbare plaats in het bedrijf uithangen. § 3. Is er blijvende onenigheid dan kan de meest gerede partij beroep doen op de voorzitter van het paritair comité als sociaal bemiddelaar.
In geval van blijvende onenigheid zullen de ondertekenende partijen bij de betrokken partijen blijven aansturen om in alle omstandigheden eerst beroep te doen op alle middelen van overleg om conflicten op te lossen. HOOFDSTUK VIII. - Duur van deze overeenkomst
Art. 8.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 december 2000 en treedt buitenwerking op 30 juni 2003. Daarna wordt zij voor twee jaren stilzwijgend verlengd behoudens verzet van één van de partijen minstens twee maanden op voorhand. Dit verzet dient te gebeuren per aangetekend schrijven gericht tot de voorzitter van het paritair comité. HOOFDSTUK IX. - Opheffing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1993
Art. 9.De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1993 tot instelling van geschillencommissies bestemd voor ondernemingen die over geen syndicale afvaardiging beschikken (koninklijk besluit van 30 december 1993, Belgisch Staatsblad van 17 maart 1993) wordt opgeheven.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX