gepubliceerd op 08 augustus 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen
12 JULI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 oktober 1983, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot wijziging van de beslissing van 29 juli 1964 van het Nationaal Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juli 1984, inzonderheid op artikel 2 van de statuten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1987, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 april 1988;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 23 september 1994, inzonderheid op hoofdstuk VIII;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juli 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staasblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 24 juli 1984, Belgisch Staatsblad van 11 augustus 1984.
Koninklijk besluit van 12 april 1988, Belgisch Staatsblad van 25 mei 1988.
Koninklijk besluit van 23 september 1994, Belgisch Staatsblad van 24 november 1994.
Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1998 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen (Overeenkomst geregistreerd op 14 mei 2002 onder het nummer 62488/CO/126)
Artikel 1.In uitvoering van het protocol van akkoord, artikel 3.3, gesloten op 14 mei 1997 vervangen de ondertekenende partijen het hoofdstuk VIII van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 september 1994, door de tekst opgenomen in artikel 3.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten en heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997.
Zij kan door één der partijen worden opgezegd mits een opzegging van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief die de reden van opzegging bevat, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.
Art. 3."Wijzigende bepalingen". « HOOFDSTUK VIII. Vergoeding aan gepensioneerden
Art. 36.Een vergoeding wordt toegekend aan de gepensioneerde werklieden die tijdens hun beroepsloopbaan tewerkgesteld zijn geweest in een onderneming welke ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.
Art. 37.§ 1. 1°. Om het recht te openen op deze vergoeding dienen de werklieden gelijktijdig aan volgende voorwaarden te voldoen : - hun laatste werkgever ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking; - ten minste de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt; - een rustpensioen genieten overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers; - ten minste 10 volledige jaren tewerkstelling in het arbeidersstatuut bewijzen in een onderneming uit de sector stoffering en houtbewerking, tijdens de periode van 30 jaar voorafgaand aan de rustpensioenleeftijd.
Met tewerkstelling wordt bedoeld de effectief gepresteerde dagen en daaraan gelijkgestelde dagen. 2°. Bij afwijking van wat voorafgaat, kunnen ook bedienden het recht op de vergoeding openen op voorwaarde dat : 1. zij alle onder § 1, 1° gestelde voorwaarden vervullen;2. zij tijdens de periode van 10 jaar die voorafgaat aan hun pensionering het statuut van bediende verwerven bij de werkgever waar zij voordien het arbeidersstatuut hadden. § 2. Wanneer het recht is geopend, wordt de loopbaan bepaald die in aanmerking komt voor het vaststellen van het jaarbedrag.
Deze loopbaan wordt bepaald door samenvoeging van alle gepresteerde en gelijkgestelde dagen in het arbeidersstatuut. § 3. Voor de toepassing van § 1 en § 2 komen als "gelijkgestelde" dagen in aanmerking, de dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst, zoals vermeld in art. 16, 17, 18 en 19 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967).
Periodes buiten de arbeidsovereenkomst worden niet gelijkgesteld.
Onder "volledig jaar" wordt verstaan : minimum 220 effectief gepresteerde of gelijkgestelde dagen in de 5 dagenweek.
Art. 38.De vergoeding § 1. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de bewezen loopbaan als arbeider in de sector.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor het begrip "volledig jaar" wordt verwezen naar hetgeen is bepaald in artikel 37, § 3. § 3. De vergoeding wordt voor de eerste maal uitbetaald op het einde van de maand juni van het jaar volgend op het jaar waarin het wettelijk rustpensioen een aanvang nam.
De eerste uitbetaling wordt geproratiseerd naar verhouding van 1/12 per maand pensionering van het voorgaande jaar. § 4. De vergoeding zoals voorzien in art. 38, § 1 wordt de daaropvolgende jaren uitgekeerd op het einde van de maand juni en dit totdat 15 volledige vergoedingen werden betaald. § 5. De vergoeding is slechts verschuldigd aan de werklieden die op 30 juni van ieder jaar waarin de vergoeding wordt uitbetaald, nog in leven zijn.
Art. 39.Aanvraag § 1. De rechthebbenden dienen de aanvraag tot toekenning van bedoelde vergoeding in op een daartoe bestemd formulier.
De rechthebbenden die lid zijn van één der in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, dienen hun aanvraag in via deze werknemersorganisatie.
De andere rechthebbenden dienen hun aanvraag rechtstreeks in het fonds voor bestaanszekerheid. § 2. Hernieuwing De rechthebbenden die de vergoeding reeds een eerste maal ontvingen, moeten de daaropvolgende jaren geen nieuwe aanvraag indienen. In de loop van het eerste kwartaal ontvangen zij van het fonds voor bestaanszekerheid een formulier "hernieuwing" hetwelk ingevuld teruggestuurd wordt aan hun werknemersorganisatie of rechtstreeks aan het fonds voor bestaanszekerheid. Een attest "leven" dient te worden bijgevoegd.
Het paritair beheerscomité kan echter beslissen over te stappen naar een geautomatiseerd systeem van hernieuwing.
Art. 40.Uitbetaling § 1. Voor de rechthebbenden die hun aanvraag hebben ingediend via één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, geschiedt de betaling door toedoen van hun werknemersorganisaties, voor de anderen gebeurt de betaling rechtstreeks door het fonds voor bestaanszekerheid. § 2. Erfgenamen die aanspraak maken op de uitbetaling van de in het vermogen van de overledene begrepen vergoeding, dienen bij het formulier "aanvraag" of "hernieuwing", ter staving volgende attesten te voegen : - een uittreksel uit de akte van overlijden; - bewijs van hun hoedanigheid van erfgenaam of van gevolmachtigde van de erfgenamen.
Art. 41.Cumul § 1. De rechthebbenden die reeds eenzelfde vergoeding ontvangen, uitbetaald door een ander fonds voor bestaanszekerheid dan dat van de stoffering en de houtbewerking, ontvangen maximum de vergoeding bedoeld in artikel 38, verminderd met de vergoeding die zij reeds ontvangen. § 2. Sinds 1 januari 1990 bestaat er een overeenkomst tussen het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden uit het bouwbedrijf" en het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders van de stoffering en houtbewerking", voor werknemers die beurtelings werden tewerkgesteld bij werkgevers ressorterend onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, hetzij onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Art. 42.Toepassingsdatum § 1. De vergoeding, zoals omschreven in dit hoofdstuk, wordt toegekend aan de rechthebbenden van wie het wettelijk rustpensioen een aanvang nam vanaf 1 juli 1997. § 2. Op de gepensioneerden die de vergoeding genieten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 en op de werknemers die op rustpensioen gegaan zijn vóór 1 juli 1997 is volgend overgangsregime van toepassing : - de gepensioneerden van wie het recht op de vergoeding geopend werd vóór 1985, ontvangen in 1998 uitzonderlijk nog eenmaal het bedrag waarop zij ingevolge de toepassing van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 recht konden laten gelden; - de gepensioneerden van wie het recht op de vergoeding geopend werd in de periode vanaf 1 januari 1985 tot en met 30 juni 1997, ontvangen jaarlijks het bedrag waarop zij ingevolge de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 recht konden laten gelden, tot wanneer zij aldus 15 keer de jaarlijkse vergoeding hebben ontvangen.
Daarna vervalt hun individueel recht op de vergoeding.
Voor het overige blijven alle beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 volledig van toepassing op deze gepensioneerden. » Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN