gepubliceerd op 02 juni 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar
12 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der harsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009 Conventioneel brugpensioen op 56 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 3 augustus 2009 onder het nummer 93249/CO/102.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen in de provincies Luik en Namen ressorteren.
Met "werknemers" worden : de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Bepalingen
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010.
Art. 3.In toepassing van sectie VI van hoofdstuk III van de wet van 26 maart 1999 met betrekking tot het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en houdende diverse bepalingen en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007) en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen in deze sector aanvaard voor het personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 2009 en 31 december 2010 de leeftijd van 56 jaar zal bereiken of bereikt heeft.
Art. 4.a) De leeftijd van het brugpensioen van de werknemers die 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsuitkeringen, wordt op 56 jaar gebracht vanaf 1 januari 2009. b) Voor de toepassingsmodaliteiten van dit beroepsverleden, wordt de gelijkstelling van de dagen van volledige werkloosheid beperkt tot een maximum van 5 jaar.
Art. 5.De toepassing van de verschillende bepalingen overeenkomstig de artikelen 3 en 4 is evenwel onderworpen aan volgende regelingen : a) het brugpensioen op 56 jaar zal toegestaan worden voor zover de werknemer een beroepsverleden van 33 jaar, gelijkstellingsperiodes inbegrepen, kan aantonen, en tenminste 20 jaar in een nachtarbeid omvattend ploegenstelsel heeft gewerkt zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;b) voor de werknemer die met brugpensioen wenst te gaan op 56 jaar onder de voorwaarden bepaald onder a) wordt een aanvullende vergoeding toegekend tot de leeftijd van 65 jaar;c) zowel voor de bruggepensioneerden als voor de bejaarde werklonen is er verplichting tot vervanging;
Art. 6.Werkgeversbijdrage Het netto maandelijks refertebedrag wordt berekend op basis van het brutojaarlijksloon vermeerderd met het gemiddeld brutowerkgeversaandeel in de maaltijdcheques en verminderd met de persoonlijke RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de NationaleArbeidsraad.
Art. 7.Het stelsel van conventioneel brugpensioen op 56 jaar is facultatief.
De werkgever verbindt er zich toe om te zijner tijd het brugpensioen voor te stellen aan de werknemer die er recht op heeft.
Art. 8.Het vertrek met brugpensioen wordt gelijkgesteld met een gewoon vertrek.
Art. 9.Met toepassing van de artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers die ontslagen werden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden ten laste van de vorige werkgever, wanneer deze werknemers het werk als loontrekkende hervatten bij een andere werkgever dan die welke hen ontslagen heeft en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.
Het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers die ontslagen zijn in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt eveneens behouden ten laste van de vorige werkgever in geval van uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit, op voorwaarde dat deze activiteit niet uitgeoefend wordt voor rekening van de werkgever die hen ontslagen heeft of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.
De werknemers beoogd in dit artikel behouden het recht op de aanvullende vergoeding zodra een einde werd gemaakt aan hun tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst of aan de uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit. Zij leveren in dit geval aan hun vorige werkgever (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel) het bewijs van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.
In het geval beoogd in de vorige paragraaf mogen werknemers geen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. Wanneer zij zich in de omstandigheden bevinden om verscheidene aanvullende stelsels te genieten, behouden zij het recht op het stelsel dat toegekend werd door de werkgever die hen ontslagen heeft (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel).
De persoonlijke sociale bijdragen die moeten worden ingehouden op het bruto referentieloon dat dient om het bedrag te bepalen van de aanvullende brugpensioenvergoeding worden in plaats van op 108 pct. op basis van 100 pct. van het loon berekend. HOOFDSTUK III. - Geldigheid
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET