gepubliceerd op 05 februari 2010
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de overgang van personeelsleden van het operationeel kader naar het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
12 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de overgang van personeelsleden van het operationeel kader naar het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121bis, 1°, ingevoegd bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 247/4 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 9 september 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 mei 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 2 juli 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 31 juli 2009;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies 47.303/2 van de Raad van State, gegeven op 9 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, die overgeplaatst worden naar een ambt van het administratief en logistiek kader nadat ze, overeenkomstig artikel IX.II.4, 5°, RPPol, door de commissie voor geschiktheid van het personeel van de politiediensten definitief ongeschikt werden bevonden om een betrekking van het operationeel kader uit te oefenen doch geschikt werden bevonden om een betrekking van het administratief en logistiek kader uit te oefenen. HOOFDSTUK 2. - Overplaatsing
Art. 2.De overplaatsing naar het administratief en logistiek kader geschiedt door de benoeming van het personeelslid in een statutaire betrekking van het administratief en logistiek kader, waarvan het profiel overeenstemt met het profiel van de betrokkene, via mobiliteit of ingevolge een herplaatsing met zijn toestemming.
In het niveau A kunnen de ambten, behalve die van de klasse A1, slechts bekomen worden in het raam van de mobiliteit.
Art. 3.In afwijking van de artikelen VI.II.10 en VI.II.88 RPPol, komt het personeelslid na de in artikel 1 bedoelde beslissing van de commissie voor geschiktheid van het personeel van de politiediensten, in aanmerking voor mobiliteit respectievelijk herplaatsing naar een betrekking van het administratief en logistiek kader.
Art. 4.§ 1. De personeelsleden die behoren tot het kader van de agenten van politie kunnen aangewezen worden voor de statutaire betrekkingen van niveau D. De personeelsleden die behoren tot het basiskader kunnen aangewezen worden voor de statutaire betrekkingen van niveau C. De personeelsleden die behoren tot het middenkader kunnen aangewezen worden voor de statutaire betrekkingen van niveau B. De personeelsleden die behoren tot het officierenkader kunnen aangewezen worden voor de statutaire betrekkingen van niveau A. § 2. De personeelsleden van een bepaald kader kunnen desgewenst worden aangewezen voor een lager niveau dan het in § 1 bepaalde overeenstemmende niveau. HOOFDSTUK 3. - Inschaling
Art. 5.Het personeelslid van het operationeel kader dat overgaat naar het administratief en logistiek kader wordt integraal onderworpen aan de bepalingen van het statuut van het administratief en logistiek kader.
Art. 6.Het personeelslid dat overgaat van het operationeel kader naar het administratief en logistiek kader verwerft de graad en, in voorkomend geval, de klasse verbonden aan zijn betrekking.
Art. 7.Komen in aanmerking voor de berekening van de niveauanciënniteit, alle periodes van werkelijke diensten vanaf de datum van de benoeming tot één van de graden van het operationeel kader die toegang geven tot het betrokken niveau.
Art. 8.Het overgeplaatste personeelslid van het operationeel kader behoudt de geldelijke anciënniteit die het heeft verworven als lid van het operationeel kader, tenzij de geldelijke anciënniteit berekend overeenkomstig de artikelen XI.II.3 tot XI.II.9 RPPol, voor hem voordeliger is.
Art. 9.Het personeelslid van het operationeel kader dat overgeplaatst wordt naar het niveau B, C of D van het administratief en logistiek kader verwerft de minimumloonschalengroep, zoals bedoeld in artikel II.III.4 RPPol, verbonden aan de graad bedoeld in artikel 6.
Het verwerft respectievelijk de eerste, de tweede, de derde of de vierde loonschaal van die minimumloonschalengroep : a) indien het over minder dan 6 jaar niveauanciënniteit bedoeld in artikel 7, beschikt;b) indien het over ten minste 6 jaar maar minder dan 12 jaar niveauanciënniteit bedoeld in artikel 7, beschikt;c) indien het over ten minste 12 jaar maar minder dan 18 jaar niveauanciënniteit bedoeld in artikel 7, beschikt;d) indien het over 18 jaar of meer niveauanciënniteit bedoeld in artikel 7 beschikt.
Art. 10.De loonschaalanciënniteit van het personeelslid bedoeld in artikel 9, wordt bepaald door de niveauanciënniteit bedoeld in artikel 7 verminderd met 6, 12 of 18 jaar indien het personeelslid respectievelijk de tweede, de derde of de vierde loonschaal van de betrokken loonschalengroep bekomt.
Art. 11.§ 1. Voor de functies van niveau A, verwerft het personeelslid de klasse verbonden aan zijn betrekking.
De loonschaal verbonden aan de klasse wordt toegekend op grond van de gecorrigeerde kaderanciënniteit van het personeelslid.
Het personeelslid verwerft respectievelijk de eerste, de tweede, de derde of, voor de klasse A1, de vierde of de vijfde loonschaal : a) indien hij over minder dan 6 jaar gecorrigeerde kaderanciënniteit als officier, beschikt;b) indien hij over ten minste 6 jaar maar minder dan 12 jaar gecorrigeerde kaderanciënniteit als officier, beschikt;c) indien hij over ten minste 12 jaar maar minder dan 18 jaar gecorrigeerde kaderanciënniteit als officier, beschikt;d) indien hij over ten minste 18 jaar maar minder dan 24 jaar gecorrigeerde kaderanciënniteit als officier, beschikt;e) indien hij over 24 jaar of meer gecorrigeerde kaderanciënniteit als officier beschikt. § 2. Onder de gecorrigeerde kaderanciënniteit moet begrepen worden de verworven kaderanciënniteit als officier respectievelijk verminderd : a) met 0 jaar voor een betrekking van klasse A1;b) met 3 jaar voor een betrekking van klasse A2;c) met 6 jaar voor een betrekking van klasse A3;d) met 9 jaar voor een betrekking van klasse A4;e) met 12 jaar voor een betrekking van klasse A5.
Art. 12.De loonschaalanciënniteit van het personeelslid bedoeld in artikel 11 wordt bepaald door de gecorrigeerde kaderanciënniteit verminderd met 6 of 12 jaar indien het personeelslid respectievelijk de tweede of de derde loonschaal van de betrokken loonschalengroep bekomt of, voor de klasse A1, met 18 of 24 jaar indien het personeelslid respectievelijk de vierde of de vijfde loonschaal bekomt.
Art. 13.De artikelen XIV.I.7, XIV.I.9 en XIV.I.10 RPPol, zijn mutatis mutandis van toepassing op het overgeplaatste personeelslid dat zich inschrijft voor een gecertificeerde opleiding vóór de eerste september die volgt op de datum van zijn overplaatsing.
Art. 14.Het niveau van talenkennis van het overgeplaatste personeelslid wordt in voorkomend geval bepaald door de toepassing van de equivalentietabel in bijlage 14 RPPol.
Art. 15.Elke maand dat de wedde lager is dan de in het tweede lid bedoelde beschermingswedde, geniet het overgeplaatste personeelslid de beschermingswedde.
De beschermingswedde is gelijk aan de wedde die het personeelslid normaal dient te ontvangen voor de maand vóór zijn overplaatsing, vermeerderd met, in voorkomend geval, de haard- of standplaatstoelage.
Het bedrag van deze wedde blijft onveranderd, met uitzondering van de indexering.
Telkens dat de wedde van het overgeplaatste personeelslid niet volledig verschuldigd is, wordt de beschermingswedde proportioneel verminderd.
Het personeelslid dat krachtens artikel 4, § 2, is overgeplaatst naar een betrekking van een lager niveau dan dat bedoeld in § 1 van datzelfde artikel geniet evenwel geen beschermingswedde. HOOFDSTUK 4. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 16.Artikel IX.II.4 RPPol wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende : « 5° de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van de personeelsleden van het operationeel kader om een betrekking van het operationeel kader uit te oefenen, en over hun geschiktheid om een betrekking van het administratief en logistiek kader uit te oefenen. ».
Art. 17.In artikel VI.II.85 RPPol wordt de bepaling onder 2° opgeheven.
Art. 18.In artikel VI.II.88 RPPol, worden de woorden « Onverminderd artikel VI.II.85, 2°, gebeurt de herplaatsing » vervangen door de woorden « De herplaatsing gebeurt ».
Art. 19.De Minister bevoegd voor Justitie en de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM