Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 januari 2001
gepubliceerd op 08 maart 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000013009
pub.
08/03/2001
prom.
12/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/12/2000013009/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995 Recht op beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 10 juli 1995 onder het nummer 38266/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Verwijzing

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst verleent uitvoering aan de beschikking van hoofdstuk IV, afdeling 5 "Onderbreking van de beroepsloopbaan", voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, houdende sociale bepalingen en aan de terzake getroffen uitvoeringsbesluiten, voor wat de toepassing ervan betreft in de in artikel 1 vermelde ondernemingen. HOOFDSTUK III. - Recht op volledige beroepsloopbaanonderbreking

Art. 4.§ 1. Alle voltijds en deeltijds werkende werklieden, verbonden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, kunnen hun loopbaan onderbreken naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind, op voorwaarde dat zij een anciënniteit van twaalf maanden in dezelfde onderneming hebben en op voorwaarde dat de onderbreking een aanvang neemt binnen een termijn van twaalf maanden na de geboorte of adoptie van het kind. § 2. Dit recht heeft enkel betrekking op de formule van de volledige beroepsloopbaanonderbreking.

Art. 5.§ 1. De duur van de beroepsloopbaanonderbreking bedraagt minimum zes maanden en maximum één jaar. § 2. Opeenvolgende loopbaanonderbrekingen (van maximum één jaar) zijn mogelijk, mits de aanvraag hiertoe drie maanden voor het einde van de vorige loopbaanonderbreking geschiedt. § 3. De totale termijn van zestig maanden (vijf jaar) mag echter niet overschreden worden. § 4. De oorspronkelijk aangevraagde duur van de beroepsloopbaanonderbreking kan, op vraag van de werknemer en met het akkoord van de werkgever, worden ingekort. HOOFDSTUK IV. - Recht op beroepsloopbaanonderbreking in de formule van vermindering van prestaties tot een halftijdse werktijd voor werklieden van minstens 55 jaar

Art. 6.De werklieden verbonden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, kunnen hun beroepsloopbaan halveren, op voorwaarde dat zij een anciënniteit van twaalf maanden in dezelfde onderneming hebben en op voorwaarde dat zij in die periode voltijds of minimum 3/4-tijds waren tewerkgesteld.

Dit recht op beroepsloopbaanonderbreking heeft enkel betrekking op de formule van de vermindering van de prestaties tot een halftijdse werktijd.

Art. 7.§ 1. De duur van de beroepsloopbaanonderbreking bedraagt bij halvering van een voltijdse arbeidsovereenkomst van een werkman van 55 jaar of ouder minimum zes maanden en maximum tot aan de pensioenleeftijd. § 2. Het recht op de maximaal voorziene onderbrekingsuitkering is eenmalig : het gaat verloren van zodra de periode van halvering van de loopbaan onderbroken wordt. HOOFDSTUK V. - Recht op volledige beroepsloopbaanonderbreking van twaalf weken

Art. 8.Alle voltijds en deeltijds werkende werklieden, verbonden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, kunnen hun loopbaan onderbreken naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind op voorwaarde dat zij een anciënniteit van twaalf maanden in dezelfde onderneming hebben.

De schorsing moet in geval van geboorte : - onmiddellijk volgen op de periode bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, indien het een vrouwelijke werknemer betreft; - ten laatste een aanvang nemen de eerste dag na de periode van acht weken die een aanvang neemt de dag van de geboorte van het kind indien het een mannelijke werknemer betreft.

De schorsing moet in geval van adoptie : - ten laatste een aanvang nemen de eerste dag na de periode van acht weken volgend op de adoptie.

Dit recht heeft enkel betrekking op de formule van de volledige beroepsloopbaanonderbreking.

Art. 9.De minimumduur van de beroepsloopbaanonderbreking bedraagt twaalf weken. HOOFDSTUK VI. - Weigering van de beroepsloopbaanonderbreking

Art. 10.De werkgever kan in de in artikelen 4, 6 en 8 opgesomde gevallen, de beroepsloopbaanonderbreking weigeren mits akkoord van de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis, van de werknemersorganisaties, en zo hij aantoont dat er geen gekwalificeerde vervanger op de arbeidsmarkt voorhanden is.

De werkgever dient in voorkomend geval de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis de werknemersorganisaties, te raadplegen binnen de maand na de aanvraag tot beroepsloopbaanonderbreking. HOOFDSTUK VII. - Aanvraag

Art. 11.De aanvraag tot beroepsloopbaanonderbreking moet schriftelijk bij de werkgever ingediend worden, twee maanden voor de effectieve beroepsloopbaanonderbreking. Bij wederzijds akkoord tussen werkgever en werkman kan deze termijn van twee maanden ingekort worden.

Art. 12.De aanvraag voor de onderbrekingsvergoeding gebeurt door de werkman binnen de dertig dagen na de onderbreking bij aangetekende brief aan het gewestelijke bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. HOOFDSTUK VIII. - Schorsing van de arbeidsovereenkomst en bescherming tegen ontslag

Art. 13.§ 1. Tijdens de duur van de beroepsloopbaanonderbreking is de arbeidsovereenkomst geschorst. Behoudens in het geval van dringende reden of "voldoende reden", mag de werkgever de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig verbreken tijdens de periode die aanvangt drie maanden voor de aanvangsdatum van de beroepsloopbaanonderbreking en die eindigt drie maanden na de einddatum van de beroepsloopbaanonderbreking. § 2. Als "voldoende reden" geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde schorsing. § 3. Eventuele inbreuken op dit verbod geven aanleiding tot het betalen door de werkgever van een "forfaitaire vergoeding" ten belope van zes maanden loon, onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werkman moeten worden betaald. § 4. Deze "forfaitaire vergoeding" mag niet worden gecumuleerd met de vergoeding bedoeld bij artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met de vergoeding ingeval van "afdanking" tijdens een aangekondigde periode van zwangerschap, en met de vergoeding voorzien bij artikel 21, § 7, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, bij artikel 1bis, § 7, van de wet van 10 juni 1952, betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, of de vergoeding die moet worden betaald ingeval een vakbondsafgevaardigde wordt ontslagen. HOOFDSTUK IX. - Regels bij terugkeer na de beroepsloopbaanonderbreking

Art. 14.Bij zijn terugkeer na de beroepsloopbaanonderbreking wordt de werknemer terug opgenomen in zijn vroegere functie en op zijn vroegere werkpost, behoudens in geval van overmacht.

De beroepsloopbaanonderbreking, voorzien in artikel 4 en in artikel 5, schorst de optelling van de door de werknemer bereikte dienstjaren in de onderneming of in de sector. HOOFDSTUK X. - Vervangingsplicht

Art. 15.De werkgever is ertoe gehouden de werkman die zijn loopbaan onderbreekt te vervangen door een volledig vergoede of een daarmee gelijkgestelde werkloze.

Hiertoe sluit hij tussen de dertigste kalenderdag vóór het begin van de schorsing en de vijftiende kalenderdag erna een arbeidsovereenkomst ter vervanging van de werkman in loopbaanonderbreking.

Bij de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan dient het werkrooster van de vervanger gemiddeld ten minste hetzelfde aantal arbeidsuren per arbeidscyclus te omvatten als dat van de loopbaanonderbreker. HOOFDSTUK XI. - Algemene beschikkingen

Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 maart 1991 betreffende de beroepsloopbaanonderbreking in uitvoering van het protocol van nationaal akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 juli 1992 (Belgisch Staatsblad van 16 september 1992). HOOFDSTUK XII. - Duurtijd

Art. 17.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1995 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^