gepubliceerd op 02 januari 2019
Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het tweede beheerscontract tussen de Belgische Staat en naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden"
12 DECEMBER 2018. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het tweede beheerscontract tussen de Belgische Staat en naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (BIO NV)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO NV);
Gelet op de goedkeuring door de raad van bestuur van 17 juli 2018;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 26 augustus 2018;
Gelet op het akkoord van de minister van Begroting van 5 november 2018;
Op de voordracht van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde tweede beheerscontract tussen de Federale Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (BIO NV), wordt goedgekeurd.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 2 april 2014 houdende instemming met het eerste beheerscontract tussen de Belgische Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" en het koninklijk besluit van 22 december 2016 betreffende de instemming met de bijkomende overeenkomst bij het eerste beheerscontract tussen de Belgische Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" van 1 april 2014 worden opgeheven.
Art. 3.Dit besluit en het bij dit besluit gevoegde beheerscontract treden in werking op de datum van hun publicatie en vervangen op die datum het beheerscontract tussen de Belgische Staat en de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO NV) van 1 april 2014, zoals gewijzigd door een bijkomende overeenkomst van 20 december 2016.
Art. 4.De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 december 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE CROO
Tweede beheerscontract tussen de Belgische Staat en naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (BIO) INHOUDSTAFEL Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Afdeling 1 - Definities
Afdeling 2 - Beleidskader
Hoofdstuk 2 - De bijzondere regels en voorwaarden volgens dewelke BIO haar maatschappelijk doel uitvoert Afdeling 1 - Opdracht en waarden
Afdeling 2 - Doelondernemingen
Afdeling 3 - Investeringen
Onderafdeling 1 - Interventieprincipes Onderafdeling 2 - Strategische prioriteiten Onderafdeling 3 - Geografische beperkingen Onderafdeling 4 - Nadere regels voor investering en toekenningscriteria voor financieringen Afdeling 4 - Nadere regels voor investeringen gefinancierd met
kapitaalsubsidies Afdeling 5 - Nadere regels voor toekenning van subsidies
Afdeling 6 - Nadere regels betreffende de rechtstreeks gesubsidieerde
programma's Afdeling 7 - Nadere regels van de samenwerking tussen de Belgische
Staat en BIO in het kader van de opdrachten bedoeld in artikel 3sexies van de BIO-wet Hoofdstuk 3 - Bepalingen betreffende organisatie en beheer Afdeling 1 - Organisatie
Afdeling 2 - Beheer
Afdeling 3 - Operationele doelstellingen
Hoofdstuk 4 - Samenwerking en communicatie Afdeling 1 - Algemeen
Afdeling 2 - De posten
Afdeling 3 - Samenwerking met DGD
Afdeling 4 - Samenwerking met Enabel en FINEXPO
Afdeling 5 - Communicatie
Hoofdstuk 5 - Financiële bepalingen Afdeling 1 - Algemene bepalingen
Afdeling 2 - Inbrengen in en buiten kapitaal
Afdeling 3 - Kapitaalsubsidies
Afdeling 4 - Subsidies
Afdeling 5 - Andere financiële modaliteiten
Hoofdstuk 6 - Rapportering Afdeling 1 - Jaarlijkse opmaak en goedkeuring van het meerjarig budget
van BIO Afdeling 2 - Rapportering aan de Minister van Begroting
Afdeling 3 - Rapportering aan DGD
Afdeling 4 - Verslag overeenkomstig artikel 7, eerste lid van de
BIO-wet Hoofdstuk 7 - Slotbepalingen Bijlage 1 - Uitsluitingslijst Bijlage 2 - Charter voor de bestuurder van BIO Tweede beheerscontract tussen de Belgische Staat en naamloze vennootschap van publiek recht "Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (BIO) Tussen De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, de heer Alexander De Croo, enerzijds;
En De Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO), naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Karmelietenstraat 24A, waarvan het ondernemingsnummer 0476.286.331 is (RPR Brussel), vertegenwoordigd door mevrouw Els Schelfhout, in haar hoedanigheid van dienstdoend voorzitster van de raad van bestuur, en door de heer Luuk Zonneveld zijn hoedanigheid van algemeen directeur, anderzijds; wordt, in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, het volgende beheerscontract afgesloten: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.In dit beheerscontract wordt verstaan onder: 1° "de onderneming": een onderneming bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;2° "de BIO-wet": de wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden;3° "de OESO": Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;4° "de ontwikkelingswet": de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;5° "de investering": elk financieel actief in de vorm van deelnemingen, aandelen en deelbewijzen tegen de aankoopwaarde, vastrentende effecten en schuldvorderingen;6° "doelondernemingen": de ondernemingen bedoeld in artikel 3, eerste lid 1° tot 4° van de BIO-wet, zoals nader toegelicht in artikel 6;7° "ondernemingen van de sociale economie": Ondernemingen waarvan de opdracht de volgende kenmerken vertoont: - Doel is dienstverlening aan de leden of aan de gemeenschap, eerder dan winstmaximalisatie; - Beheersautonomie; - Democratische besluitvorming; - Personen en werk primeren op kapitaal bij de verdeling van de inkomsten; - Financieel evenwicht.
Voorbeelden hiervan zijn coöperatieve vennootschappen, mutualiteiten, verenigingen en soortgelijke ondernemingen; 8° "EDFI": European Development Finance Institutions vzw;9° "de uitsluitingslijst": de meest recente lijst van uitgesloten activiteiten, zoals opgesteld door EDFI;10° "de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen": de 17 ontwikkelingsdoelstellingen van de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling, goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2015;11° "DAC": Comité voor Ontwikkelingshulp van de OESO;12° "de portfoliovennootschap": de vennootschap die een financiering van BIO ontvangt;13° "het partnerland": de partnerlanden van de gouvernementele samenwerking zoals bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit tot vastlegging van de partnerlanden van de gouvernementele samenwerking;14° "Enabel": Enabel, Belgisch Ontwikkelingsagentschap;15° "DBE" de dienst Bijzondere Evaluatie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;16° "de DGD": de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; 17° "operationele kosten": het geheel van de volgende kosten: a) personeelskosten (lonen, vergoedingen, sociale lasten, verzekeringen, ...); b) kosten voor tijdelijke arbeid;c) huur van kantoren en daarmee verbonden lasten en belastingen;d) telecommunicatiekosten;e) erelonen;f) bestuursorganen en comités;g) kosten van reizen en verzekeringen verbonden met reizen;h) communicatie en public relations;i) promotiekosten;j) kosten voor leasing van uitrusting;k) informatica- en kantoorvoorzieningen;l) documentatiekosten;m) opleidingskosten;n) afschrijvingen;18° "beheerskosten": het deel van de operationele kosten dat rechtstreeks verbonden is aan de voorbereiding en de opvolging van de dossiers;19° "de post": de Belgische diplomatieke zending of consulaire post;20° "de risicoportfolio": de openstaande leningenportfolio met een betalingsachterstand van 180 dagen of meer (uitgedrukt als een percentage van de openstaande leningenportfolio);21° "de provisie": het totaal bedrag van provisies voor risico's en lasten (algemeen en specifiek) en voor de waardeverminderingen op de portfolio;22° "de globale portfolio": het totale bedrag van de leningen en kapitaalparticipaties van BIO;23° "de openstaande leningenportfolio": het verschuldigd saldo (hoofdsom) van de nominale waarde van de als financiële activa geboekte schuldvorderingen";24° "de openstaande portfolio": de aankoopwaarde van de deelnemingen in kapitaal en openstaande leningenportfolio;25° "het netto-actief": het kapitaal, de reserves, de overgedragen resultaten en de kapitaalsubsidies. Afdeling 2. - Beleidskader
Art. 2.Dit beheerscontract kadert in de doelstellingen en principes van het Belgische ontwikkelingsbeleid, zoals bepaald in de wetgeving, de reglementering, de strategische documenten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en de internationale verbintenissen die de Belgische Staat is aangegaan inzake internationale samenwerking en ontwikkelingssamenwerking. HOOFDSTUK 2. - De bijzondere regels en voorwaarden volgens dewelke BIO haar maatschappelijk doel uitvoert Afdeling 1. - Opdracht en waarden
Art. 3.BIO heeft als opdracht bij te dragen tot de duurzame menselijke ontwikkeling in de interventielanden, door de privésector te ondersteunen door middel van rechtstreekse en onrechtstreekse investeringen in de ontwikkeling van doelondernemingen.
Art. 4.Volgende waarden worden door BIO in acht genomen in haar hele werking: 1° duurzaamheid: BIO is toekomstgericht, beoogt waardecreatie die ten goede komt aan al haar lokale stakeholders en realiseert interventies waarvan de positieve gevolgen verdergezet worden na de beëindiging van haar interventie;2° verantwoordelijkheid: BIO is geëngageerd, resultaatgericht, is verantwoordelijk voor de gevolgen van de interventies die zij realiseert en voert haar opdracht op integere en transparante wijze uit;3° vastberadenheid: BIO is ambitieus, dynamisch en proactief, stimuleert ondernemerschap en promoot initiatief en innovatie;4° openheid van geest: BIO promoot diversiteit en stelt respect voor de andere centraal, zowel binnen als buiten BIO.
Art. 5.Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit beheerscontract keurt de raad van bestuur de investeringsstrategie van BIO goed, die van toepassing is op alle interventies die door BIO worden gefinancierd. Afdeling 2. - Doelondernemingen
Art. 6.§ 1. BIO investeert uitsluitend, rechtstreeks of onrechtstreeks, met name via de kanalen beschreven in artikel 18, in de ontwikkeling van doelondernemingen : 1° de MKMO's en de ondernemingen van de sociale economie: a) MKMO's uit alle sectoren;b) ondernemingen van de sociale economie;2° de MKMO's en de ondernemingen die bijdragen tot de verbetering van de toegang tot energie en tot de digitale technologieën, evenals tot de strijd tegen de klimaatverandering: a) de ondernemingen die bijdragen tot de verbetering van de toegang tot energie en tot een betere energie-efficiëntie voor ondernemingen en de lokale bevolking ;b) de ondernemingen die bijdragen tot het verbeteren van de toegang tot digitale technologieën voor de ondernemingen en de lokale bevolking ;c) de ondernemingen die bijdragen tot de strijd tegen de klimaatverandering, door onder meer bij te dragen tot de vermindering van broeikasgassen, of die gericht zijn op de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;3° de MKMO's en de ondernemingen, die actief zijn in de productie, de verwerking, de handel of de vermarkting van landbouwgrondstoffen, landbouw- of voedingsproducten en die bijdragen tot de versterking van de voedselzekerheid;4° de MKMO's en de ondernemingen die tot doel hebben basisdiensten aan de bevolking te verstrekken. § 2. BIO zal niet investeren in doelondernemingen die activiteiten uitoefenen die worden opgesomd in de uitsluitingslijst opgenomen in bijlage 1. BIO deelt elke wijziging van die lijst onmiddellijk mee aan de Belgische Staat. § 3. BIO zal geen ondernemingen financieren bedoeld in paragraaf 1, 2° a) die energie produceren op basis van steenkool of turf. Afdeling 3. - Investeringen
Onderafdeling 1. - Interventieprincipes
Art. 7.§ 1. De interventies van BIO hebben een positieve ontwikkelingsimpact voor de interventielanden en dragen bij tot de realisatie van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. In het bijzonder streeft BIO de volgende doelstellingen na in haar interventies: 1° de ontwikkeling van het ondernemerschap en privé-initiatieven te stimuleren, zowel op formeel als op informeel niveau;2° de sectoren te versterken en te institutionaliseren door ondernemingen te ondersteunen die een leidende rol kunnen spelen in hun bedrijfsketen, die bereid zijn hoge standaarden te volgen op vlak van de eerlijke handelsrelaties, het milieu, sociale rechten en mensenrechten, die hoge kwaliteitsstandaarden hanteren en die een inclusieve benadering hebben ten aanzien van hun stakeholders, met inbegrip van de lokale bevolking en andere actoren;3° de infrastructuur te ontwikkelen die nodig is voor de lokale bevolking en de economische activiteit;4° bij te dragen tot de beheersing van de klimaatverandering en de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, door, onder meer, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie die de uitstoot van broeikasgassen beperkt, te bevorderen;5° een impuls te geven aan het gebruik van digitale technologieën teneinde de toegang tot basisdiensten te verbeteren. De bovenvermelde doelstellingen hebben als einddoel: 1° de lokale economische activiteit te steunen en op die manier duurzame tewerkstelling te creëren, de financiële armslag van de lokale bevolking te vergroten en fiscale inkomsten te genereren die de lokale overheden kunnen inzetten in publieke beleidsdomeinen;2° de competitiviteit van de lokale economische sectoren te verbeteren;3° de toegang tot basisdiensten, met inbegrip van financiële diensten, energie, onderwijs en gezondheid, te bevorderen voor de lokale bevolking. § 2. BIO meet de ontwikkelingsrelevantie van haar interventies op volgens de methodologie bedoeld in artikel 31. § 3. BIO ziet er op toe dat haar interventies voldoen aan de criteria bepaald door het DAC, met name de relevantie, de effectiviteit, de efficiëntie,de impact en de duurzaamheid.
Art. 8.§ 1. BIO beschikt over een beleid betreffende de bescherming van het milieu en van de sociale rechten en inzake goed bestuur (Environmental, Social and Governance" standaarden - ESG), dat zij toepast in al haar interventies teneinde het duurzame karakter ervan te waarborgen.
Op sociaal vlak ziet BIO toe op het waardige, productieve en duurzame karakter van de tewerkstelling die gecreëerd wordt. BIO eist de naleving van de lokale wetgeving en van de fundamentele sociale rechten, zoals bepaald in de acht basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Wat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen betreft, voert BIO een ambitieus en systematisch beleid, zoals verder uitgewerkt in de genderstrategie bedoeld in artikel 33.
Op milieugebied wordt elke interventie beoordeeld vanuit het oogpunt van het respect voor de bescherming of het behoud van het milieu.
Eventuele milieurisico's die een impact kunnen hebben op de duurzaamheid van de investering worden eveneens in rekening gebracht.
Waar nodig komt BIO actieplannen overeen om eventuele tekortkomingen te verhelpen.
Tijdens de volledige duur van haar interventies bevordert BIO de principes van goed bestuur overeenkomstig de nationale en internationale standaarden en eist van de portfoliovennootschappen dat zij de geldende boekhoudkundige en fiscale wetgeving naleven. § 2. BIO streeft naar de verbetering van de prestaties van de doelondernemingen in de domeinen bedoeld in paragraaf 1 over de duur van haar interventies, met als doelstelling te voldoen aan de internationale standaarden ter zake.
Art. 9.§ 1. Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit beheerscontract keurt de raad van bestuur fiscale richtlijnen goed die van toepassing zijn op het fiscaal onderzoek dat BIO voor alle interventies uitvoert en die ten minste de volgende regels omvatten: 1° de regels betreffende de analyse van de fiscale praktijken van de ondernemingen waarin BIO van plan is te investeren, evenals de beoordeling om te bepalen of die ondernemingen de fiscale regelgeving van de interventielanden naleven en of hun fiscale praktijken geen onrechtmatige winstverschuivingen tot doel of effect hebben;2° de specifieke regels waaraan de investeringen van BIO moeten voldoen wanneer deze plaatsvinden via tussenstructuren, in het bijzonder wanneer deze niet gevestigd zijn in de betrokken interventielanden;3° de regels betreffende de monitoring van de fiscale praktijken van de portfoliovennootschappen tijdens de duur van de investering en de rapportering die de portfoliovennootschappen in dit verband moeten leveren;4° de regels betreffende de fiscale gegevens die BIO verzamelt in het kader van haar investeringen, en de manier waarop deze gegevens verwerkt worden en hoe hierover wordt gerapporteerd. § 2. De fiscale richtlijnen bedoeld in paragraaf 1 houden rekening met: 1° de geografische beperkingen bedoeld in artikel 16;2° de initiatieven en principes inzake verantwoordelijk fiscaal gedrag en transparantie, ontwikkeld door internationale organisaties, waaronder het kader uitgewerkt door de OESO om grondslaguitholling en winstverschuiving (Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)) aan te pakken, de activiteiten van het Global Forum for Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes dat wordt gecoördineerd door de OESO, en de initiatieven van de Europese Commissie inzake niet-coöperatieve jurisdicties;3° de principes ontwikkeld door EDFI inzake verantwoordelijk fiscaal gedrag.
Art. 10.De investeringen van BIO vinden plaats tegen marktconforme voorwaarden. BIO heeft niet tot taak de markt te vervangen, maar deze aan te vullen. Haar interventies mogen niet tot een verstoring van de markt leiden.
Art. 11.§ 1. De investeringen van BIO bieden een voldoende perspectief op rendement. Bij de beoordeling van een investeringsvoorstel streeft BIO een evenwicht na tussen de ontwikkelingsrelevantie van de interventie en het financiële rendement ervan. De investeringen moeten redelijkerwijze in staat zijn een voldoende financieel rendement te genereren om hun levensvatbaarheid en duurzaamheid te verzekeren. § 2. Voor de investeringen gefinancierd met inbrengen in en buiten kapitaal streeft BIO een rendement na dat maakt dat de inbrengen steeds kunnen worden geclassificeerd als een deelneming binnen de overheidssector, overeenkomstig het Europees stelsel van nationale en regionale rekeningen. § 3. Voor de investeringen gefinancierd met kapitaalsubsidies streeft BIO de break-even na, zoals bedoeld in artikel 20.
Art. 12.§ 1. BIO komt enkel tussen wanneer tenminste twee van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° privé-investeerders ontbreken;2° de interventies van de privé-investeerders zijn onvoldoende om aan de behoeften van de doelondernemingen tegemoet te komen;3° de privé-investeerders bieden alleen financieringen aan waarvan de modaliteiten niet aangepast zijn aan de behoeften van de doelonderneming;4° door de kenmerken van haar interventie vervult BIO een specifieke rol, zoals de rol van katalysator voor de mobilisering van bijkomende financiering. Zonder afbreuk te doen aan de vereiste in het eerste lid, wordt het additionele karakter van de investeringen van BIO versterkt indien deze investering in het interventieland het naleven bevordert van internationale ESG-standaarden, die doorgaans niet worden nageleefd door actoren die activiteiten uitoefenen die vergelijkbaar of verbonden zijn met deze van de betrokken doelonderneming. § 2. BIO streeft ernaar een katalyserende rol te spelen en privékapitaal te mobiliseren voor het financieren van doelondernemingen. Dit doet zij door: 1° financieringen te verstrekken aan doelondernemingen, en de weg te openen voor privé-investeerders;2° bijzondere initiatieven op te zetten waarbij privé-investeerders deelnemen aan investeringsprojecten in doelondernemingen.BIO zal inspanningen leveren om dergelijke initiatieven te ontwikkelen tijdens de duur van dit beheerscontract.
Art. 13.BIO respecteert de principes van ongebonden Officiële Ontwikkelingshulp van het DAC. Onderafdeling 2. - Strategische prioriteiten
Art. 14.§ 1. BIO investeert prioritair in doelondernemingen in de sectoren bedoeld in de paragrafen 2 tot en met 8. § 2. BIO ondersteunt de financiële sector en draagt bij tot de financiële inclusie van: 1° de lokale bevolking door de toegang te verbeteren tot financiële basisdiensten;2° de doelondernemingen, door het aanbod te ondersteunen van financiële diensten aangepast aan hun behoeften en die bijdragen tot hun ontwikkeling. § 3. In de landbouwsector ondersteunt BIO doelondernemingen in elke schakel van de landbouwketen, van de producent tot de consument, waakt zij in dat kader over de coherentie van haar interventies voor het geheel van de keten en draagt bij tot de voedselzekerheid in de interventielanden. § 4. BIO financiert doelondernemingen op het vlak van energie en energie-efficiëntie die bijdragen tot de verbetering van de levenskwaliteit van de lokale bevolking en tot de ontwikkeling van hun economieën. BIO bevoorrecht in dat kader ondernemingen die energie produceren uit hernieuwbare bronnen. § 5. BIO financiert doelondernemingen die bijdragen tot de strijd tegen de klimaatverandering, met daarbij telkens een berekenbare doelstelling inzake de vermindering van CO2-uitstoot en/of de substitutie van fossiele energiebronnen. BIO schrijft zich in in het akkoord afgesloten tijdens de COP21, de conferentie van de Verenigde Naties betreffende de klimaatverandering georganiseerd te Parijs in december 2015, en ondersteunt de interventielanden in het behalen van hun doelstellingen in dit kader. § 6. In de infrastructuursector financiert BIO ondernemingen die projecten ontwikkelen die rechtstreeks relevant zijn voor de ontwikkeling van MKMO's en ondernemingen uit de sociale economie. § 7. In de digitale sector financiert BIO ondernemingen die het digitale tot kernactiviteit hebben of een digitaal of digitalisatie-element integreren in hun activiteiten. § 8. BIO financiert ondernemingen die basisdiensten leveren aan de lokale bevolking.
Art. 15.§ 1. Met het oog op een efficiënt gebruik van haar middelen concentreert BIO haar interventies in maximum 52 interventielanden, volgens een lijst vastgelegd door de raad van bestuur. Die lijst, evenals elke aanpassing ervan, wordt meegedeeld aan de Belgische Staat. BIO geeft in dit kader voorrang aan een regionale aanpak die de partnerlanden zoveel mogelijk betrekt. § 2. In al haar interventies heeft BIO een bijzondere aandacht voor de complementariteit en de synergie met andere ontwikkelingsactoren, zoals de DGD, de organisaties van de civiele maatschappij en ENABEL. § 3. BIO levert bijzondere inspanningen om investeringsopportuniteiten te identificeren in Afrika en in de partnerlanden.
Onderafdeling 3. - Geografische beperkingen
Art. 16.§ 1. BIO investeert niet in of via ondernemingen gevestigd in de staten bedoeld in artikel 3quinquies van de BIO-wet. § 2. BIO kan slechts investeren in een onderneming die niet zelf gevestigd in een staat bedoeld in paragraaf 1, maar waarvan meer dan vijfentwintig percent van de aandelen rechtstreeks of onrechtstreeks gehouden worden door personen gevestigd in de staten bedoeld in paragraaf 1, voor zover aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldaan is: 1° de betrokken staten zijn "largely compliant" of "compliant", overeenkomstig de rating toegewezen door het Global Forum for Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes conform de geldende standaard;2° de betrokken staten hebben zich verbonden tot de automatische uitwisseling van informatie overeenkomstig de OESO-standaard (Common Reporting Standard);3° na beoordeling overeenkomstig de fiscale richtlijnen bedoeld in artikel 9 werd er geconcludeerd dat er geen risico van winstverschuiving is of dat dit risico door passende maatregelen beheerst kan worden. De ontvankelijkheid van deze investeringen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het investeringscomité dat bijzondere aandacht besteedt aan de ontwikkelingsimpact ervan. § 3. De beperkingen bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2° zijn niet van toepassing wanneer de betrokken aandeelhouders multilaterale ontwikkelingsfinancieringsinstellingen zijn, dan wel ontwikkelingsfinancieringsinstellingen zijn die lid of een geassocieerd lid zijn van EDFI, dan wel een strategische overeenkomst met EDFI hebben.
Onderafdeling 4. - Nadere regels voor investering en toekenningscriteria voor financieringen
Art. 17.BIO realiseert investeringen op basis van een objectieve en nauwgezette analyse van de verschillende aspecten ervan. BIO neemt passende maatregelen voor de beheersing van de risico's verbonden met haar investeringen, waaronder het kredietrisico, het landenrisico en het wisselkoersrisico.
Art. 18.BIO investeert: 1° rechtstreeks in doelondernemingen;2° onrechtstreeks in doelondernemingen, met name via tussenstructuren of via ondernemingen die infrastructuurprojecten ontwikkelen ter ondersteuning van de doelondernemingen.
Art. 19.§ 1. BIO realiseert haar maatschappelijk doel door de handelingen te stellen opgesomd in artikel 3bis van de BIO-wet, zoals toegelicht in dit artikel. § 2. Wanneer BIO buitenlandse ondernemingen opricht zoals bedoeld in artikel 3bis, 1° van de BIO-wet, is zij over het algemeen een minderheidsaandeelhouder en speelt zij geen actieve rol in het dagelijkse operationele beheer.
BIO kan echter ook alleen een buitenlandse vennootschap oprichten met het oog op het structureren van een interventie in een doelonderneming, wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen die niet louter fiscaal van aard zijn. § 3. Indien BIO, overeenkomstig artikel 3bis, 5° van de BIO-wet en paragraaf 5 hieronder, een investeringsfonds opricht dat zij beheert, kan zij overeenkomstig artikel 3bis, 2° van de BIO-wet dit beheer organiseren via een afzonderlijke beheersvennootschap naar Belgisch recht die zij te dien einde opricht, wanneer dit wenselijk is om redenen die niet louter fiscaal van aard zijn. § 4. Bij de participatie in het kapitaal van bestaande ondernemingen, zoals bedoeld in artikel 3bis, 3° van de BIO-wet, is BIO een minderheidsaandeelhouder en speelt zij geen actieve rol in het dagelijkse operationele beheer, behoudens uitdrukkelijke afwijkende motivering in de initiële of follow-on investeringsbeslissing. § 5. De participatie van BIO in een fonds, een maatschappij of een holding bedoeld in artikel 3bis, 5° van de BIO-wet is niet groter dan vijfentwintig percent, behoudens uitdrukkelijke afwijkende motivering in de initiële of follow-on investeringsbeslissing. In ieder geval heeft BIO steeds een minderheidsaandeel in een dergelijke structuur, onder voorbehoud van de mogelijkheid voor BIO om de structuur alleen op te richten wanneer dit nodig is om praktische of reglementaire redenen, met de bedoeling dat andere investeerders zo snel mogelijk, en in ieder geval voor het begin van elke investeringsactiviteit, toetreden tot de structuur.
Bij ieder nieuw initiatief zoals bedoeld in artikel 3bis, 5° van de BIO-wet dat ter goedkeuring aan de raad van bestuur wordt voorgelegd, zal BIO aantonen dat de additionaliteit en complementariteit ten opzichte van privéinitiatieven afdoende werd onderzocht en wordt rekening gehouden met de lessen getrokken uit vorige initiatieven. BIO vergewist zich er daarenboven van dat het investeringsbeleid voorzien in de contractuele documenten in lijn is met de opdracht en interventiemodaliteiten van BIO zoals bedoeld in de BIO-wet en het beheerscontract § 6. BIO kan, overeenkomstig artikel 3bis, 6° /1 van de BIO-wet, de middelen van derden beheren met het oog op de realisatie van investeringen in de interventielanden of derden advies verlenen inzake investeringen in de interventielanden.
Voor elke afzonderlijke opdracht sluiten BIO en de betrokken derde een overeenkomst, waarin ten minste het volgende wordt bepaald: 1° een omschrijving van de diensten te leveren door BIO en de nadere regels volgens dewelke de opdracht wordt uitgevoerd;2° de vergoeding die BIO ontvangt, die marktconform moet zijn. BIO levert inspanningen om middelen van de Europese Unie te mobiliseren en te beheren ter ondersteuning van haar opdracht. § 7. Overeenkomstig artikel 3bis, 7° van de BIO-wet kan BIO waarborgen toekennen: 1° om het aantrekken van financieringen door doelondernemingen op de lokale markt te faciliteren, wanneer BIO niet rechtstreeks een krediet kan verstrekken of enkel tegen onaangepaste voorwaarden;2° in het kader van haar operationeel en financieel beheer. § 8. BIO stelt de handelingen bedoeld in artikel 3bis, 8° teneinde haar belangen in het kader van haar interventies optimaal te valoriseren en te beschermen.
Wanneer het gerechtvaardigd is in het belang van BIO en van de betrokken onderneming is BIO vertegenwoordigd in de beheers- en toezichtsorganen van de portfoliovennootschappen. § 9. De handelingen bedoeld in artikel 3bis, 10° van de BIO-wet betreffen de gebruikelijke en dagelijkse handelingen die BIO stelt in het kader van het verwezenlijken van haar maatschappelijk doel. Afdeling 4. - Nadere regels voor investeringen gefinancierd met
kapitaalsubsidies
Art. 20.§ 1. De bepalingen van afdeling 3 zijn van toepassing op investeringen gefinancierd met kapitaalsubsidies, zoals bedoeld in artikel 9 § 1, 3° van de BIO-wet, onder voorbehoud van de bepalingen van deze afdeling.
De kapitaalsubsidies worden aangewend om investeringen te financieren met een significante ontwikkelingsrelevantie en met een sterk potentieel op het vlak van financiële duurzaamheid, maar die onvoldoende rendabel of te risicovol worden geacht om, globaal genomen, te voldoen aan de rendementsdoelstelling bedoeld in artikel 9, § 2 van de BIO-wet § 2. BIO streeft als rendementsdoelstelling de break-even na voor de portfolio gefinancierd met kapitaalsubsidies, zonder rekening te houden met de beheerskosten bedoeld in artikel 55, § 2.
Art. 21.De interventies van BIO die gefinancierd worden met kapitaalsubsidies hebben de vorm van kapitaalparticipaties of leningen.
Art. 22.§ 1. De interventies gefinancierd met kapitaalsubsidies richten zich prioritair op de volgende doelondernemingen en sectoren: 1° de MKMO's, met inbegrip van de tussenstructuren gericht op de MKMO's, waaronder de venture capitalfondsen;2° de hernieuwbare energieprojecten en electrificatiesystemen;3° de ondernemingen die digitalisatieprojecten ontwikkelen en investeringsfondsen met een sterke digitale component;4° de financiële instellingen die bijdragen tot de financiële inclusie van kleine ondernemingen en van de lokale bevolking;5° de ondernemingen uit de landbouwsector en de structuren die deze ondernemingen ondersteunen;6° ondernemingen van de sociale economie. § 2. In zijn interventies streeft BIO naar meer complementariteit en synergie met de actoren van het ontwikkelingsbeleid.
Art. 23.De interventies die gefinancierd worden met kapitaalsubsidies zijn onderworpen aan volgende beperkingen: 1° het investeringsbedrag bedraagt minimum 500.000 euro en maximum 3.000.000 euro; 2° maximum twintig percent van het globaal bedrag aan kapitaalsubsidies kan worden aangewend in eenzelfde land.
Art. 24.Het investeringscomité van BIO spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van elke interventie die BIO overweegt te financieren met kapitaalsubsidies. Het investeringscomité kan het voorstel doorverwijzen naar de raad van bestuur, die zich vervolgens over de ontvankelijkheid uitspreekt. Afdeling 5. - Nadere regels voor toekenning van subsidies (artikel
3ter van de BIO-wet)
Art. 25.§ 1. Een subsidie is steeds gekoppeld aan een investering of een potentiële investering, waarmee de subsidie complementair moet zijn, dit wil zeggen dat de subsidie tot doel moet hebben bij te dragen tot het bereiken van de doelstellingen die BIO nastreeft met de (potentiële) investering. § 2. De subsidies van BIO zijn additioneel in die zin dat de interventie zonder financiering door BIO ofwel niet zou worden uitgevoerd ofwel niet in dezelfde vorm of volgens dezelfde kwalitatieve eisen of standaarden zou worden uitgevoerd. § 3. BIO selecteert interventies op basis van hun verwachte impact en mogelijke synergie en complementariteit met de actoren van het ontwikkelingsbeleid. § 4. De toekenning van subsidies vindt plaats overeenkomstig de procedure en beleidslijnen goedgekeurd door de raad van bestuur binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit beheerscontract. Afdeling 6. - Nadere regels betreffende de rechtstreeks gesubsidieerde
programma's (artikel 3quater van de BIO-wet)
Art. 26.De bepalingen van artikel 25 zijn van toepassing op de interventies bedoeld in artikel 3quater van de BIO-wet. BIO voert deze interventies zelf uit, door middel van experten die zij aanstelt. Afdeling 7. - Nadere regels van de samenwerking tussen de Belgische
Staat en BIO in het kader van de opdrachten bedoeld in artikel 3sexies van de BIO-wet
Art. 27.§ 1. De minister richt een verzoek tot interventie aan BIO, vergezeld van de referentietermen van de opdracht die moet worden gerealiseerd en de antwoordtermijnen. § 2. Binnen de afgesproken termijn bezorgt BIO de minister een voorstel van overeenkomst. In geval van weigering maakt BIO een formeel gemotiveerde weigeringsbeslissing aan de minister over binnen een termijn van 120 dagen. § 3. Indien nodig onderhandelt de minister over het voorstel met BIO. Binnen de afgesproken termijn betekent hij of zijn akkoord met het voorstel, of zijn formeel gemotiveerde weigeringsbeslissing aan BIO. § 4. Elke goedgekeurde opdracht maakt het voorwerp uit van een overeenkomst tussen de Belgische Staat en BIO. Deze overeenkomst bepaalt de marktconforme vergoeding die BIO ontvangt voor de opdracht, de referentietermen, het budget, de nadere regels voor de verlenging en de wijziging van de opdracht, alsook de nadere regels voor de rapportering. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen betreffende de organisatie en het beheer Afdeling 1. - Organisatie
Art. 28.§ 1. De beheerscapaciteit bedoeld in artikel 2quinquies van de BIO-wet, bestaat voor BIO uit het beschikken over de adequate strategieën, processen en procedures om een kwaliteitsvolle uitvoering van haar maatschappelijke doel en de opdrachten die haar worden toegewezen, te waarborgen.
De beheerscapaciteit groepeert zich rond vier domeinen: 1° het strategisch beheer;2° het operationeel en administratief beheer en de interne controle;3° het expertisebeheer;4° het beheer van de monitoring en de evaluatie. § 2. De capaciteit voor strategisch beheer wordt beoordeeld aan de hand van: 1° het jaarlijkse ondernemingsplan;2° de afrekenbaarheid op de doelstellingen opgenomen in het ondernemingsplan via het desbetreffende jaarlijks verslag van de directie aan de raad van bestuur. § 3. De capaciteit voor operationeel en administratief beheer en voor interne controle wordt beoordeeld via het verkrijgen van een accreditatie bedoeld in artikel 2quinquies, § 5 van de BIO-wet of, indien zo'n accreditatie niet bestaat, via een verificatie door een onafhankelijk organisme. § 4. BIO zal een systeem ontwikkelen teneinde zeker te stellen dat zij te allen tijde over de expertise beschikt die nodig is om haar activiteiten naar behoren uit te voeren, en zal dit systeem laten verifiëren door een onafhankelijk organisme. § 5. De capaciteit voor het beheer van de monitoring en de evaluatie wordt, voor de duur van dit beheerscontract, vastgesteld via de certificering van het beheer van de evaluaties door de DBE, zoals bedoeld in artikel 32. § 6. In het geval waar, tijdens de duur van dit beheerscontract, een regeringscommissaris vaststelt dat BIO niet meer volledig kan voldoen aan de criteria inzake beheerscapaciteit, stelt hij de raad van bestuur hiervan in kennis.
Indien de raad van bestuur, na onderzoek, tot dezelfde vaststelling komt, zal hij erover waken dat het management van BIO binnen de twee maanden na de kennisgeving een remediëringsplan voorlegt, samen met de uitvoeringstermijnen Indien blijkt dat het remediëringsplan niet de gewenste resultaten heeft, kan de regeringscommissaris, na bespreking door de raad van bestuur, aan de minister voorstellen om na te gaan of BIO nog over de vereiste beheerscapaciteit beschikt. De minister neemt een formeel gemotiveerde beslissing binnen de veertien dagen na de betekening van het advies van één of beide regeringscommissarissen. § 7. Bij de voorbereiding van een nieuw beheerscontract wordt nagegaan of BIO voldoet aan de criteria met betrekking tot de beheerscapaciteit.
Art. 29.Binnen de grenzen van de BIO-wet, de toepasselijke wet- en regelgeving, dit beheerscontract en de statuten, is BIO vrij alle activiteiten te ontwikkelen die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel.
De Belgische Staat verbindt zich ertoe de beheersautonomie van BIO te respecteren en zich niet te mengen in het bestuur van de onderneming, dat de verantwoordelijkheid is van de raad van bestuur. In dat opzicht beslist BIO over de menselijke en financiële middelen die zij inzet met het oog op het realiseren van haar maatschappelijk doel en het behalen van de doelstellingen bepaald in dit beheerscontract.
Art. 30.BIO verbindt zich ertoe haar personeel te sensibiliseren en op te leiden wat betreft de waarden, opdrachten en principes van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, zoals bedoeld in hoofdstukken 2 en 3 van de ontwikkelingswet. Daartoe zal BIO voldoende interne expertise inzake duurzame menselijke ontwikkeling voorzien met het oog op een optimalisatie van de relevantie en de doeltreffendheid van haar interventies.
Art. 31.§ 1. BIO beschikt over een methodologie gebaseerd op relevante ontwikkelingsdoelstellingen, die zij verder ontwikkelt, verspreidt, onderhoudt en aanpast waar nodig, om de ontwikkelingsrelevantie van elke investering te meten en te monitoren zowel ex ante, tijdens de interventie en ex post, op basis van geselecteerde ontwikkelingsindicatoren. De relevante indicatoren worden bepaald in overleg tussen BIO en de DGD. § 2. BIO schrijft zich in in de aanpak van de DGD inzake het gebruik van doelen gelinkt aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, rekening houdend met de eigenheid van BIO. Dit laat de Belgische Staat toe de bijdrage van BIO aan de Agenda 2030 op te volgen. § 3. BIO stelt jaarlijks een verslag op met de voornaamste verwezenlijkingen, de lessons learned en de aanbevelingen, dat wordt voorgelegd aan de raad van bestuur, vergezeld van een overzicht van de vooruitgang van de portfolio in het bereiken van de resultaten op output- en outcomeniveau.
Art. 32.Jaarlijks wordt een staal van de interventies van BIO geselecteerd, bestaande uit zowel lopende interventies als afgelopen interventies, voor een grondige evaluatie van de relevantie van deze interventies voor de lokale ontwikkeling.
De te evalueren interventies worden geselecteerd volgens een gekozen thema. Het aantal te selecteren interventies wordt bepaald in functie van het type interventie (rechtstreeks of onrechtstreeks, grootte), waarbij erop wordt toegezien dat het staal voldoende representatief is in functie van het gekozen thema.
De evaluatie wordt gestuurd door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van BIO, de DGD en de DBE. Het comité: 1° valideert de samenstelling van het staal;2° keurt de referentietermen van de opdracht van de experten belast met de evaluaties, goed;3° volgt de werken van de experten op en stuurt die waar nodig bij;4° beoordeelt de resultaten van de evaluatie. De resultaten van de evaluatie worden voorgelegd aan de raad van bestuur.
Art. 33.§ 1. BIO leeft de Belgische en Europese wetten en reglementeringen inzake gender en gendermainstreaming na, en verbindt zich ertoe bij te dragen tot de verwezenlijking van de internationale engagementen van België op dat vlak met, als doel, de gelijkheid van vrouwen en mannen. § 2. Om hierin te slagen, keurt de raad van bestuur een nieuwe genderstrategie goed, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit beheerscontract. Deze genderstrategie is van toepassing op de interventies van BIO en op haar interne werking. § 3. De verwezenlijking van de genderstrategie maakt het voorwerp uit van een planning via het ondernemingsplan vanaf 2020. Afdeling 2. - Beheer
Art. 34.De raad van bestuur keurt elk jaar het ondernemingsplan voor het volgende jaar goed voor 31 december.
Art. 35.BIO voert haar activiteiten uit met inachtneming van de geldende principes van goed bestuur, zoals weergegeven in het charter van de bestuurder van BIO, dat als bijlage bij dit beheerscontract gaat. Het charter wordt ondertekend door elk lid van de raad van bestuur van BIO.
Art. 36.§ 1. De raad van bestuur stelt het auditcomité samen, dat minstens één lid telt dat deskundig is op het vlak van interne audit en minstens één ander lid dat deskundig is op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. De raad van bestuur stelt het charter van het auditcomité op. § 2. Binnen BIO is er een interne auditdienst, die rapporteert aan de raad van bestuur. Deze onafhankelijke dienst werkt volgens de bepalingen van het charter voor interne audit, goedgekeurd door de raad van bestuur.
Art. 37.BIO ondertekent het Integriteitscharter van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en implementeert de hierin afgesproken maatregelen.
Art. 38.BIO ontwikkelt en implementeert een efficiënt en toegankelijk klachtenmechanisme, waarbij elke belanghebbende bij een vermeende schending van bepalingen omtrent integriteit in de ruime zin of in sociale en milieu-aangelegenheden een klacht kan indienen bij een centraal meldingspunt. BIO garandeert een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van de klachten.
Art. 39.BIO ontwikkelt en implementeert adequate procedures inzake de strijd tegen het witwassen van kapitaal en de financiering van het terrorisme, overeenkomstig de Belgische wetgeving ter zake. BIO evalueert deze procedures regelmatig en herziet ze indien nodig.
Art. 40.BIO verzekert de transparantie van haar activiteiten met respect voor de standaarden van het International Aid Transparency Initiative, volgens modaliteiten bepaald in overleg met de DGD. Afdeling 3. - Operationele doelstellingen
Art. 41.De verplichting voor BIO om de operationele doelstellingen te behalen is onderworpen aan de volgende voorafgaande voorwaarden: 1° de effectieve toekenning van de middelen zoals bepaald in dit beheerscontract;2° het niet in vraag stellen of ingrijpend wijzigen, tijdens de volledige looptijd van dit beheerscontract, van de toepasselijke regels die de interventies van BIO beheersen en die bepalend zijn voor de investeringsstrategie van BIO;3° de afwezigheid van onvoorziene omstandigheden die de activiteiten van BIO op significante wijze zouden beïnvloeden.
Art. 42.§ 1. De interventies van BIO passen in het algemene kader van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling en dragen bij tot de realisatie van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Op grond van de methodologie bedoeld in artikel 31 toont BIO in de rapportering bedoeld in artikel 60, § 1, 1° aan dat haar interventies hier effectief toe bijdragen . § 2. Het volume van de netto-engagementen op 31 december van elk jaar bedraagt minstens vijfenzeventig percent van de totale investeringsmiddelen. § 3. De netto-engagementen op 31 december van elk jaar in de prioritaire sectoren bedoeld in artikel 14 vertegenwoordigen minstens vijfenzeventig percent van de netto-engagementen van BIO. § 4. Het totale bedrag van de subsidies toegekend binnen de prioritaire sectoren bedoeld in artikel 14 tussen 1 januari en 31 december van elk jaar vertegenwoordigt minstens vijfenzeventig percent van het totale bedrag van de subsidies toegekend in dezelfde periode. § 5. De risicoportfolio overschrijdt tien percent van de openstaande leningenportfolio niet. § 6. Het provisieniveau van de globale portfolio overschrijdt zeven percent van de openstaande portfolio niet. § 7. Indien één van deze doelstellingen niet bereikt wordt, zal BIO een actieplan voorleggen aan de raad van bestuur binnen de drie maanden vanaf de vaststelling van de niet-naleving. HOOFDSTUK 4. - Samenwerking en communicatie Afdeling 1. - Algemeen
Art. 43.§ 1. De Belgische Staat faciliteert de dialoog en waakt over de optimale samenhang en synergie tussen de verschillende actoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
De Belgische Staat bevestigt de rol van BIO als sleutelactor van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in de ondersteuning van de ontwikkeling van de privésector en erkent BIO als bevoorrechte actor voor investeringen in de privésector van de interventielanden. § 2. De Belgische Staat ondersteunt BIO en zet alle nodige politieke stappen bij de interventielanden opdat de activiteiten van BIO er kunnen worden uitgevoerd in een aangepast juridisch en reglementair kader. § 3. De Belgische Staat zet alle nodige politieke stappen bij de interventielanden om de problemen op te lossen die zouden kunnen ontstaan in verband met de activiteiten van BIO. § 4. De Belgische Staat biedt aan alle expat-personeelsleden van BIO en hun gezin dezelfde garanties als deze die zijn expat-personeel geniet wat betreft de evacuatie en repatriëring om veiligheidsredenen. Afdeling 2. - De posten
Art. 44.§ 1. BIO past de procedure bedoeld in dit artikel toe voor elke interventie . § 2. De Directeur-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp deelt de opdracht van BIO en de door BIO goedgekeurde investeringsstrategie mee aan de posten, en coördineert de relaties van BIO met de posten.
De DGD ziet er op toe dat de posten het vertrouwelijke karakter respecteren van de informatie meegedeeld door BIO. Indien een interventie verschillende interventielanden betreft, wijst de DGD de te raadplegen post aan. § 3. Tijdens de analyse van financieringsdossiers zal BIO de post raadplegen over: 1° de lokale omstandigheden;2° de coherentie van de interventie met het lokale ontwikkelingsbeleid en met de interventies van de andere actoren van het ontwikkelingsbeleid;3° de reputatie van de lokale partner. De opdracht en investeringsstrategie van BIO worden niet in vraag gesteld door de posten.
De post wordt geacht om zijn advies aan BIO over te maken binnen 14 werkdagen na ontvangst van de vraag van BIO. Overigens heeft de post de mogelijkheid om geen advies te geven, indien hij zich daar, om welke reden dan ook, niet toe in staat acht.
BIO houdt rekening met de opmerkingen geformuleerd door de post bij de analyse van het financieringsdossier.
BIO informeert de post over de belangrijke ontwikkelingen van de financieringsdossiers waarover de post werd geraadpleegd, zoals de goedkeuring door de beslissingsorganen van BIO en het afsluiten van overeenkomsten. § 5. BIO brengt de post op de hoogte van elk bezoek in het interventieland in het kader van een mogelijke interventie.
Bij die bezoeken wordt een ontmoeting georganiseerd tussen de vertegenwoordigers van BIO en de post.
Art. 45.§ 1. BIO informeert de post van elk bezoek dat zij plant in een interventieland, ook buiten de raadplegingsprocedure. De vertegenwoordigers van BIO bezoeken telkens de post. § 2. BIO informeert de posten systematisch omtrent haar activiteiten en haar portfolio in een betrokken land.
De posten delen relevante informatie aan BIO in verband met een betrokken interventieland op verzoek van BIO of uit eigen initiatief.
Art. 46.De posten dragen bij tot de bekendmaking van de activiteiten van BIO en streven naar de visibiliteit van BIO in de interventielanden. Afdeling 3. - Samenwerking met de DGD
Art. 47.§ 1. BIO stemt haar investeringsstrategie en -prioriteiten af op het algemeen kader van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, in het bijzonder wat betreft initiatieven die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de ontwikkeling van de privésector. § 2. Op uitnodiging van de DGD, draagt BIO bij tot de programmatiecyclus voor de gouvernementele samenwerking, evenals tot de strategische reflecties en/of reflecties met betrekking specifieke dossiers. De bijdrage geleverd door BIO vindt plaats volgens nadere regels overeen te komen in onderling overleg. § 3. De DGD en BIO voeren periodiek overleg over de bepalingen in dit beheerscontract. Dit overleg vindt in principe plaats op een trimestriële basis, op basis van een agenda die afwisselend door de DGD en door BIO wordt voorbereid. Afdeling 4. - Samenwerking met Enabel en FINEXPO
Art. 48.§ 1. De Directeur-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp leidt een werkgroep, bestaande uit experten van BIO, FINEXPO en Enabel, die belast is met het vaststellen van de opportuniteiten van een mogelijke samenwerking tussen de drie instellingen met als doel om, onder andere, synergiën en coherente strategieën te ontwikkelen, complementariteit te benutten en overlappingen te voorkomen op het gebied van de ontwikkeling van het ondernemerschap in interventielanden. Deze werkgroep vergadert minstens tweemaal per jaar. § 2. In overleg met Enabel levert BIO inspanningen om opportuniteiten te identificeren voor interventies die complementair zijn met de activiteiten van Enabel. Afdeling 5. - Communicatie
Art. 49.§ 1. De Belgische Staat communiceert, via de tussenkomst van de DGD en zijn posten in de interventielanden, over het mandaat van BIO, haar voornaamste interventieassen en werkingsmodaliteiten, alsook over de sleutelelementen van de jaarlijkse rapportering die BIO verstrekt aan de DGD. § 2. De Belgische Staat zal de strategie en de interventies van BIO in zijn externe communicatie ondersteunen.
Art. 50.§ 1. BIO benadrukt in haar communicatieactiviteiten dat zij deel uitmaakt van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, en maakt dat ook bekend aan de begunstigden van haar interventies.
Deze verplichting geldt niet wanneer deze communicatie mogelijk schadelijk zou zijn voor het mandaat of de veiligheid van het personeel van BIO of van haar partners, of voor de veiligheid van de lokale gemeenschap. § 2. In haar digitale identiteit en overige publicaties vermeldt BIO duidelijk dat zij tot de Belgische Ontwikkelingssamenwerking behoort. § 3. BIO geeft de Belgische Staat toestemming om al haar informatiedocumenten bestemd voor het groot publiek te reproduceren en te gebruiken, met uitzondering van de illustraties waar mogelijk auteursrecht op berust.
Art. 51.Onder voorbehoud van de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens met een commercieel karakter beantwoorden de Belgische Staat en BIO de wederzijdse vragen om informatie betreffende hun activiteiten of binnen hun expertisegebied, met name betreffende de ontwikkeling van de privésector in interventielanden en de lokale situatie. De nadere regels van de informatie-uitwisseling worden geval per geval overeengekomen tussen de Belgische Staat en BIO. HOOFDSTUK 5. - Financiële bepalingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 52.§ 1. BIO beheert de middelen die haar zijn toegewezen met eerbied voor de principes van doelmatigheid, doeltreffendheid en zuinigheid. § 2. De vergoeding voor de opdrachten bedoeld in artikel 3bis, 6° /1 van de BIO-wet wordt bepaald in de overeenkomst met de betrokken opdrachtgevers.
De middelen van de Belgische Staat kunnen in geen geval dienen voor de financiering van de opdrachten bedoeld in artikel 3bis, 6° /1 van de BIO-wet. § 3 De vergoeding voor de opdrachten bedoeld in artikel 3sexies van de BIO-wet wordt bepaald in de overeenkomst met de Belgische Staat bedoeld in artikel 27, § 4. § 4. BIO respecteert de specifieke richtlijnen die worden opgelegd aan de entiteiten die door het Instituut voor de Nationale Rekeningen geclassificeerd worden onder de centrale overheid. § 5. De methode voor de bepaling van het ESR-vorderingensaldo van BIO wordt vastgelegd in overleg met de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning. Afdeling 2. - Inbrengen in en buiten kapitaal
Art. 53.Op de datum van de inwerkingtreding van dit beheerscontract bedraagt het maatschappelijk kapitaal van BIO 4.957.873 euro, vertegenwoordigd door 2.000 aandelen. Daarnaast heeft BIO [aantal aan te vullen op het moment van de ondertekening van het beheerscontract] winstbewijzen, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 2° van de BIO-wet, uitgegeven voor een totaalbedrag van [aanvullen op het moment van de ondertekening van het beheerscontract], waarvan een bedrag van [x] geoormerkt is voor klimaatfinanciering. Alle aandelen en winstbewijzen zijn volgestort en zijn eigendom van de Belgische Staat.
De inbrengen in en buiten kapitaal zijn bestemd om de investeringen van BIO te financieren en zijn onderworpen aan de rendementsdoelstelling bedoeld in artikel 9, § 2 van de BIO-wet.
Art. 54.§ 1. Tijdens de looptijd van dit beheerscontract zal de Belgische Staat inbrengen buiten kapitaal realiseren, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 2° van de BIO-wet, door in te schrijven op winstbewijzen, die ontwikkelingscertificaten genoemd worden, en dit voor een totaal bedrag van 60 miljoen euro.
In 2019 zal de inschrijving op de winstbewijzen 40 miljoen euro bedragen.
Tijdens de periode 2021 - 2022 zal de jaarlijkse inschrijving telkens 10 miljoen euro bedragen.
Deze spreiding kan in onderling overleg worden herzien. § 2. Indien de Belgische Staat specifieke middelen ontvangt voor klimaatfinanciering en indien die middelen een uitgave met een ESR-code 8 vereisen, kan de Belgische Staat bijkomend inschrijven op winstbewijzen.
Tijdens de periode 2019-2020 zal de Belgische Staat bijkomende inbrengen buiten kapitaal realiseren, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 2° van de BIO-wet door in te schrijven op winstbewijzen voor een maximaal bedrag van 50 miljoen euro. Deze middelen moeten worden aangewend voor investeringen in klimaatprojecten. § 3. Wanneer middelen worden toegewezen om te worden aangewend voor een specifieke doelstelling, komen de Belgische Staat en BIO de nadere regels overeen voor de aanwending van de betrokken middelen, evenals de bijzondere rapporteringsverplichtingen van BIO. § 4. De Belgische Staat betaalt, na ontvangst van een schuldvordering, de middelen bedoeld in paragraaf 1 uit voor 30 september van het betrokken jaar. De betaling van de middelen bedoeld in paragrafen 2 en 3 gebeurt op een tijdstip overeen te komen tussen de Belgische Staat en BIO en na ontvangst van een schuldvordering. Afdeling 3. - Kapitaalsubsidies
Art. 55.§ 1. Tijdens de looptijd van dit beheerscontract zal de Belgische Staat kapitaalsubsidies toekennen aan BIO zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 3° van de BIO-wet voor een totaal bedrag van 50 miljoen euro, met een jaarlijkse limiet van 12 miljoen euro, voor investeringen bedoeld in artikel 9, § 4 van de BIO-wet.
Het jaarlijks bedrag van de kapitaalsubsidies zal worden bepaald in de algemene uitgavenbegroting. § 2. De beheerskosten voor de investeringen bedoeld in artikel 9, § 4 van de BIO-wet mogen ten laste worden gelegd van de kapitaalsubsidies ten bedrage van vijf percent van de ontvangen kapitaalsubsidies over de duur van dit beheerscontract. § 3. De kapitaalsubsidies worden twee maal per jaar aangevraagd door BIO om de liquide middelen te verkrijgen die vereist zijn om de investeringen te kunnen doen en om de gemaakte kosten te kunnen dekken en dit nadat vijfenzeventig percent van de vorige schijf werd aangewend.
BIO kan haar liquide middelen, zoals vastgesteld op 31 december van het voorgaande jaar, aanwenden voor het verstrekken van leningen die vallen onder de investeringen bedoeld in artikel 9, § 4 van de BIO-wet, voor zover : 1° de liquide middelen steeds boven het vereiste minimum, bepaald door de raad van bestuur liggen;2° de stortingen van de leningen worden gedekt door een toekomstige kapitaalsubsidie; 3° een maximum van acht miljoen euro per jaar wordt gerespecteerd.. § 4. BIO voorziet een specifieke interne boekhoudprocedure voor de aanrekening van de transacties verbonden met de kapitaalsubsidies en dit conform het advies van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. Afdeling 4. - Subsidies
Art. 56.§ 1. Tijdens de looptijd van dit beheerscontract zal de Belgische Staat, voor de activiteiten bedoeld in de artikelen 3ter en 3quater van de BIO-wet, subsidies toekennen aan BIO voor een totaal bedrag van 10 miljoen euro, met een jaarlijkse limiet van 2 miljoen euro.
Het jaarlijks bedrag van deze subsidies zal worden bepaald in de algemene uitgavenbegroting. § 2. De beheerskosten voor de activiteiten bedoeld in de artikelen 3ter en 3quater van de BIO-wet mogen ten laste worden gelegd van de subsidies ten belope van twaalf percent van de ontvangen subsidies over de duur van dit beheerscontract. § 3. De middelen bedoeld in dit artikel worden gestort aan BIO in schijven van 1 miljoen euro.
Een eerste schijf kan pas aangevraagd en uitbetaald worden in 2019 als het niet besteed saldo van de reeds ontvangen middelen kleiner is dan 250.000 euro. Een volgende schijf kan pas worden uitbetaald na de ontvangst van een schuldvordering en van een bewijs dat aantoont dat de vorige schijf voor vijfenzeventig percent besteed werd. Afdeling 5. - Andere financiële modaliteiten
Art. 57.De operationele kosten, exclusief algemene provisies en waardeverminderingen, mogen op jaarbasis niet hoger liggen dan de som van de volgende elementen: 1° 1,2 percent van het netto-actief, zonder de kapitaalsubsidies, zoals vastgesteld aan het einde van het voorgaande boekjaar vermeerderd met het bedrag van de inbreng buiten kapitaal voorzien voor het betrokken jaar zoals bedoeld in artikel 54;2° de beheerskosten die ten laste worden gelegd van de subsidies en de kapitaalsubsidies;3° de som van de vergoedingen die BIO ontvangt voor de opdrachten bedoeld in de artikelen 3sexies en 3bis, 6° /1 van de BIO-wet. HOOFDSTUK 6. - Rapportering Afdeling 1. - Jaarlijkse opmaak en goedkeuring van het meerjarig
budget van BIO
Art. 58.§ 1. Vóór 15 april van elk jaar dat voorafgaat aan het te financieren boekjaar, deelt BIO haar meerjarig budget mee aan de Belgische Staat.
Vóór 15 september van elk jaar dat voorafgaat aan het te financieren boekjaar, bezorgt BIO de Belgische Staat, indien nodig, een herziening van het budget dat werd ingediend overeenkomstig het eerste lid. § 2. Het meerjarig budget omvat: 1° de geplande spreiding van de inschrijving op de winstbewijzen, van de kapitaalsubsidies en van de subsidies, alsook de motivering van deze spreiding;2° het gepland ESR-vorderingensaldo en de berekening ervan. § 3. De minister valideert het bedrag van de inbreng buiten kapitaal, van de kapitaalsubsidies en van de subsidies voorzien door BIO in het budget alsmede het geplande ESR-vorderingensaldo en voorziet, onder voorbehoud van de parlementaire goedkeuring en van de budgettaire beslissingen van de regering, de nodige kredieten in de algemene uitgavenbegroting van Ontwikkelingssamenwerking. § 4. BIO bezorgt de Belgische Staat eveneens haar budget volgens de instructies die worden opgelegd door de Minister van Begroting. Afdeling 2. - Rapportering aan de Minister van Begroting
Art. 59.BIO respecteert de rapporteringsverplichtingen die worden opgelegd door de Minister van Begroting. Afdeling 3. - Rapportering aan DGD
Art. 60.Voor 31 mei van elk jaar deelt BIO een jaarverslag mee aan de DGD, bestaande uit: 1° een activiteitenverslag van het vorige boekjaar, waarvan de vorm en de inhoud in overleg tussen BIO en de DGD wordt bepaald;2° een financieel verslag, dat de volgende informatie en documenten bevat: a) de jaarrekening van het vorige boekjaar, goedgekeurd door de algemene vergadering;b) het verantwoordingsrapport bedoeld in artikel 7, tweede lid van de BIO-wet;c) de realisatie ten opzichte van het financieel meerjarenplan in het ondernemingsplan.
Art. 61.De volgende informatie wordt door BIO aan de DGD meegedeeld volgens de nadere regels overeen te komen met de DGD: 1° de portfoliosituatie van BIO per 30 juni;2° een samenvattend overzicht van de interventies van BIO per partnerland. Afdeling 4. - Verslag overeenkomstig artikel 7, eerste lid van de
BIO-wet
Art. 62.BIO maakt het verslag bedoeld in artikel 7, eerste lid van de BIO-wet voor 30 juni van elk jaar over aan de minister. Dit verslag omvat een overzicht van de activiteiten en verwezenlijkingen van BIO in het voorgaande jaar en van de financiële resultaten van dat jaar. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 63.§ 1. Het beheerscontract wordt elk jaar getoetst door de raad van bestuur en de minister.
De objectieve parameters voor deze toetsing betreffen: 1° de elementen die voortvloeien uit een wijziging van: a) de wetgeving en de regelgeving die van toepassing is op BIO;b) b) de ontwikkeling van de sector waarin BIO werkt;2° de analyse van de doelstellingen/resultaten behaald door BIO;3° de evaluatie van de communicatie en de consultaties tussen de Belgische Staat en BIO;4° de toewijzing van bijkomende middelen aan BIO;5° een adequaat evenwicht tussen het personeelsbeleid en de rentabiliteit van BIO. § 2. Naar aanleiding van de toetsing bedoeld in paragraaf 1 kunnen de Belgische Staat en BIO wijzigingen overeenkomen aan het beheerscontract. Deze wijzigingen treden slechts in werking na hun goedkeuring door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vanaf de datum vastgesteld in dit besluit.
Art. 64.Dit beheerscontract wordt afgesloten voor een duur van vijf jaar.
Art. 65.§ 1. In geval van een gebrekkige uitvoering door een partij van één of meer van de verbintenissen die op haar rusten ingevolge dit beheerscontract, brengt de partij die zich benadeeld acht de andere partij op de hoogte van de niet-naleving van dit beheerscontract. § 2. De partijen overleggen te goede trouw met als doel het geschil in der minne te schikken.
Art. 66.Elke partij zal zich ervan onthouden de informatie die zij heeft ontvangen in het kader van de uitvoering van dit beheerscontract mee te delen aan derden zonder het voorafgaand schriftelijk akkoord van de andere partij, tenzij een dergelijke mededeling nodig is in het kader van de uitvoering van dit beheerscontract of vereist is overeenkomstig een toepasselijke wetgeving of regel.
Art. 67.De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn van toepassing op de interventies die goedgekeurd worden door de bevoegde instanties van BIO na de inwerkingtreding van dit beheerscontract. De lopende interventies blijven onderworpen aan de bepalingen van het eerste beheerscontract tussen de Belgische Staat en de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden NV van 1 april 2014.
De oprichting van het eerste fonds met privéinvesteerders blijft onderworpen aan de specifieke bepalingen onder artikel 4.1, e, ii Project "Fonds der Fondsen" van het eEerste beheerscontract tussen de Belgische Staat en de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden NV van 1 april 2014.
De bepalingen van artikel 43 zijn van toepassing op de interventies die goedgekeurd worden na de inwerkingtreding van dit beheerscontract.
Bijlage 1 - Uitsluitingslijst 1. Productie of activiteit waarbij sprake is van dwangarbeid of kinderarbeid.2. Productie of handel van elk illegaal product of illegale activiteit volgens de wetgevingen van de onthaallanden of volgens de internationale regelgeving, conventies of akkoorden.3. Handel in dieren, planten of alle natuurlijke producten gereglementeerd door de CITES.4. Visserij waarbij een drijfnet met een lengte van meer dan 2,5 km wordt gebruikt.5. Elke operatie die de vernietiging van een kritische habitat veroorzaakt of vereist en elk bosproject waarvoor geen plan voor ontwikkeling en duurzaam beheer wordt opgesteld.6. Productie, gebruik van of handel in gevaarlijke materialen zoals niet-gebonden asbestvezels of producten die PCB's bevatten.7. Productie, gebruik van of de handel in farmaceutische producten, pesticiden/herbiciden, producten die schadelijk zijn voor de ozonlaag of elk ander gevaarlijk product, onderworpen aan een internationaal verbod of uitfasering.8. Grensoverschrijdende handel in afval, met uitzondering van het afval dat door de Conventie van Basel en de ondersteunende regelgeving wordt aanvaard.9. Productie van of handel in : a) wapens en/of munitie;b) tabak;c) sterke alcohol bestemd voor menselijke consumptie.10. Speelhuizen, casino's of elke gelijkaardige onderneming.11. Elke handel verbonden met pornografie of prostitutie.12. Elke operatie die een belangrijke onomkeerbare wijziging of verplaatsing van een belangrijk element uit het culturele patrimonium veroorzaakt.13. Productie en verspreiding van of deelname aan racistische, antidemocratische media of media die tot discriminatie van een deel van de bevolking aanzetten.14. Exploitatie van diamantmijnen en handel in diamanten indien de Onthaalstaat niet bij het Kimberley Proces is aangesloten. Bijlage 2 - Charter voor de bestuurder van BIO Principe 1. - Respecteren van de voorafgaande voorwaarden bij de aanvaarding van het mandaat 1° De bestuurder heeft zich grondig geïnformeerd alvorens het mandaat te aanvaarden.2° Hij/zij beschikt over competenties en nuttige ervaringen voor de goede uitvoering van het bestuursmandaat.Hij/zij kent en respecteert het juridisch kader, de relevante governance code(s), de statuten van BIO en de beheersovereenkomst. Hij/zij neemt het jaarverslag zeer grondig door. 3° Hij/zij neemt kennis van het Belgische ontwikkelingsbeleid en streeft ernaar dat de raad van bestuur dit beleid als toetssteen hanteert bij de uitstippeling van zijn strategie.4° Als lid van de raad van bestuur moet de bestuurder ervoor ijveren dat elke vacature van een bestuursmandaat gepaard gaat met het gepast functieprofiel, in lijn met de (toekomstige) noden van de raad van bestuur, zoals die naar voor zijn gekomen in de evaluatie-oefening van de raad van bestuur.5° Een bestuursmandaat kost tijd en dient uitgeoefend te worden met het nodige professionalisme.De kandidaat-bestuurder neemt daarom enkel die mandaten op waarvoor hij/zij zich ten volle kan inzetten. 6° Alvorens een eventuele hernieuwing van zijn/haar mandaat te aanvaarden, stelt de bestuurder zich de vraag of hij/zij nog een toegevoegde waarde biedt voor BIO, met specifieke aandacht voor de resultaten van de evaluatie-oefening van de raad van bestuur.Hij/zij moet er zich bewust van zijn dat de hernieuwing van zijn/haar mandaat niet automatisch gebeurt.
Principe 2. - Zich concentreren op de taken eigen aan de bestuurder 1° De bestuurder waakt over een efficiënte werking van de raad van bestuur en van de gespecialiseerde comités.Als hij/zij het gevoel heeft dat de juridische verplichtingen niet worden gerespecteerd, dan heeft hij/zij de plicht om onmiddellijk te reageren, en hiermee zijn/haar burgerrechtelijke en strafrechtelijke verantwoordelijkheden te vervullen. 2° Hij/zij verifieert dat de raad van bestuur daadwerkelijk het dagelijks bestuur superviseert en de vennootschap controleert.3° Hij/zij vergewist zich ervan dat de raad van bestuur de strategische objectieven bepaalt (in lijn met het beheerscontract) en dat die in het ondernemingsplan worden vertaald.Hij/zij voorziet de nodige structuren en middelen om de objectieven te bereiken. 4° In geval de bestuurder deelneemt aan een gespecialiseerd comité, dan: (i) engageert hij/zij zich om dezelfde standaarden van betrokkenheid, integriteit en professionalisme te hanteren als diegene die vooropgesteld zijn in dit charter voor zijn/haar lidmaatschap van de raad van bestuur; (ii) zorgt hij/zij dat het comité op regelmatige tijdstippen bijeenkomt en zich focust op de toegewezen onderwerpen; (iii) zorgt hij/zij ervoor dat het gespecialiseerd comité geen beslissingen neemt zonder de goedkeuring van de raad van bestuur in zijn geheel; hij/zij engageert zich om op een adequate manier te rapporteren aan de raad van bestuur, aangezien deze laatste de finale verantwoordelijkheid draagt. 5° Bovenop de taken eigen aan de bestuurder vervult de voorzit(s)ter van de raad van bestuur de taken eigen aan zijn/haar specifieke rol: (i) hij/zij is verantwoordelijk voor de goede werking van de raad van bestuur.Hij/zij neemt de nodige maatregelen om een vertrouwensklimaat te ontwikkelen binnen de raad van bestuur door te zorgen voor open discussies, een constructieve benadering van uiteenlopende standpunten en de naleving van de beslissingen genomen door de raad van bestuur; (ii) hij/zij waakt erover dat er een efficiënte en constructieve samenwerking is tussen de raad van bestuur en het directiecomité.
Hij/zij onderhoudt een nauwe relatie met de algemene directeur(trice) en geeft hem/haar steun en advies, maar respecteert in dat kader de uitvoerende verantwoordelijkheden van de algemene directeur(trice); (iii) hij/zij waakt erover dat de bestuurders tijdig adequate en precieze informatie ontvangen voor de vergaderingen, en indien nodig, tussen de vergaderingen; (iv) hij/zij waakt erover dat alle bestuurders kunnen bijdragen aan de discussies binnen de raad van bestuur en dat de raad voldoende tijd neemt voor reflectie en discussie alvorens een beslissing te nemen; (v) hij/zij waakt erover dat de spreektijd evenwichtig verdeeld wordt onder alle leden van de raad van bestuur; (vi) hij/zij waakt erover dat de nieuwe bestuurders een adequate introductie krijgen en effectief volgen die hen toelaat om snel bij te dragen aan de discussies binnen de raad van bestuur; (vii) hij/zij neemt het initiatief om regels vast te leggen over de communicatie met de buitenwereld; (viii) hij/zij waakt erover dat de rol van iedereen (bestuurder, leden van het directiecomité,...) duidelijk vastgelegd wordt.
Principe 3. - Verdedigen van de belangen van BIO in lijn met diens specificiteit 1° De bestuurder behoudt in alle omstandigheden (van analyse over beslissing naar actie) zijn/haar onafhankelijkheid, en laat zich niet onder druk zetten.Hij/zij verdedigt steeds de belangen van BIO. Wanneer er een beslissing zou genomen worden door de raad van bestuur, die de vennootschap zou schaden, dan maakt de bestuurder zijn bezwaren duidelijk en zet hij/zij zich volledig om de anderen te overtuigen van zijn/haar idee. 2° De bestuurder waakt erover dat belangenconflicten op een professionele manier aangepakt worden binnen de raad van bestuur volgens de procedure beschreven in principe 4, 2°. Principe 4. - Streven naar een onafhankelijke positie 1° Elke bestuurder streeft voortdurend naar een onafhankelijke opstelling.De bestuurder laat zich in zijn/haar analyses of beslissingen niet beïnvloeden door persoonlijke belangen noch door eventuele relaties met de aandeelhouder of belanghebbenden. 2° Een belangenconflict doet zich voor wanneer de bestuurder die verschillende hoedanigheden bekleedt, onderscheiden belangen heeft in één hoedanigheid die onderscheiden en tegenstrijdig zijn (of kunnen zijn) met de andere hoedanigheid.3° Indien de bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de raad van bestuur, moet hij/zij dit mededelen aan de andere bestuurders vóór de raad van bestuur een besluit neemt.Zijn/haar verklaring, alsook de rechtvaardigingsgronden betreffende voornoemd strijdig belang, moeten worden opgenomen in de notulen van de raad van bestuur die de beslissing moet nemen.
Principe 5. - Volgen van hoge standaarden van integriteit 1° De bestuurder gedraagt zich integer.Hierbij is het belangrijk dat de bestuurder zichzelf uitdaagt om niet enkel naar de letter van de wet te handelen, maar ook belang hecht aan de geest van de wet.
Integriteit gaat verder dan de letterlijke bepalingen van de wet en dient door de bestuurder zo geïnterpreteerd te worden. 2° Hij/zij bezit de persoonlijke en professionele kwaliteiten die beantwoorden aan de hoogste standaarden van eerlijkheid en loyaliteit.3° Hij/zij is transparant over voordelen die hij/zij ontvangt en die kunnen worden beschouwd als een potentiële beïnvloeding van zijn/haar integriteit of beoordelingsvermogen.4° Concepten zoals ethiek en integriteit zijn moeilijk te vatten of te kwantificeren.Echter, wanneer een bestuurder zichzelf de vraag stelt of bepaald gedrag als onethisch zou kunnen aanzien worden, dan wijst dit er al op dat er waakzaamheid vereist is. 5° De bestuurder ijvert ervoor dat BIO een raamwerk of ethische code ontwikkelt, zodanig dat er overeenstemming is ten aanzien van wat als onethisch gedrag zou kunnen aanzien worden. Principe 6. - Zich gepast gedragen bij besluitvorming 1° De bestuurder van BIO woont regelmatig de vergaderingen van de raad van bestuur bij en, indien hij/zij er lid van is, van die van de gespecialiseerde comités.Hij/zij neemt actief deel aan de vergaderingen, aan de debatten en de besluitvorming. Hij/zij is punctueel en blijft gedurende de hele vergadering. 2° De bestuurder streeft naar consensus.Indien er, in uitzonderlijke gevallen, geen consensus kan bereikt worden, dan laat de bestuurder zijn/haar afwijkende positie optekenen in de notulen. Desalniettemin geeft de bestuurder naar buiten toe aan dat het een beslissing was die collegiaal genomen is, ongeacht zijn/haar persoonlijke mening. 3° Als college neemt de raad van bestuur collegiale beslissingen, die alle bestuurders binden.Elk bestuurder is wel individueel en hoofdelijk aansprakelijk voor de genomen beslissingen.
Principe 7. - Zich informeren over en respecteren van vertrouwelijke informatie 1° De bestuurder moet goed, tijdig en volledig geïnformeerd zijn.In samenspraak met de voorzit(s)ter van de raad van bestuur, zoekt de bestuurder de informatie die hem/haar toelaat om op een onderbouwde manier te debatteren en beslissingen te nemen. 2° Hi/zij besteedt voldoende tijd aan het doornemen van de ontvangen informatie.3° De bestuurder gaat in alle omstandigheden discreet om met vertrouwelijke informatie.De bestuurder behandelt de informatie met betrekking tot de vennootschap waarvan hij/zij weet of kan vermoeden dat deze vertrouwelijk is, als zodanig en gebruikt deze enkel bij de uitoefening van zijn/haar mandaat. 4° Hij/zij vergewist zich ervan dat alle informatie die naar buiten toe gecommuniceerd wordt, op voorhand is goedgekeurd door de voorzit(s)ter van de raad van bestuur.5° Hij/zij maakt geen misbruik van de informatie die hij/zij verkrijgt via zijn/haar bestuursmandaat, ongeacht of hij/zij er nu persoonlijk voordeel uithaalt of niet, en ongeacht of het de vennootschap schaadt of niet.6° Hij/zij respecteert het confidentieel karakter van de informatie, zelfs na het einde van zijn/haar mandaat als bestuurder.7° Gezien het openbare karakter van BIO, is het belangrijk om het juiste evenwicht te vinden tussen confidentialiteit en actieve openbaarheid van bestuur.De bestuurder heeft er alle belang bij dat BIO op voorhand de tijd neemt om dit evenwicht te definiëren in functie van de eigen karakteristieken van de vennootschap.
Principe 8. - Onderhouden van expertise 1° De bestuurder dient steeds over de nodige competenties en voldoende kennis te beschikken met betrekking tot de sector en de vennootschap.2° Hij/zij onderhoudt en versterkt zijn/haar expertise, waarbij hij/zij rekening houdt met de steeds veranderende context waarin BIO zich moet waarmaken.Hij/zij kan daarbij rekenen op de ondersteuning en hulp van BIO. 3° Hij/zij waakt erover dat er opleidingsplannen ontwikkeld worden voor de huidige en nieuw benoemde bestuurders, die gebaseerd zijn op de resultaten van de evaluatie-oefening van de raad van bestuur. Principe 9. - Onderhouden van adequate en constructieve relaties met het directiecomité, de aandeelhouder en andere belanghebbenden 1° De bestuurder hecht belang aan een goede, respectvolle samenwerking tussen de raad van bestuur (en in het bijzonder de voorzit(s)ter), het directiecomité, de aandeelhouder en andere belanghebbenden.2° Hij/zij waakt over adequate delegatiebevoegdheden en kent de delegatiebevoegdheden van de raad van bestuur ten opzichte van het directiecomité.3° In samenspraak met de voorzit(s)ter van de raad van bestuur, werkt hij/zij samen met het directiecomité, maar is hierbij waakzaam dat hij/zij zich niet inlaat met operationele zaken.4° De raad van bestuur beslist wie de communicatie met de aandeelhouder en de contacten met de belanghebbenden op zich neemt. Vervolgens is het belangrijk dat er regelmatig verslag uitgebracht wordt aan de raad van bestuur over dergelijke contacten. 5° De bestuurder dient transparant te zijn over substantiële contacten met belanghebbenden: hij/zij informeert de voorzit(s)ter.6° De voorzit(s)ter van de raad van bestuur zorgt ervoor dat er een procedure bestaat om zulke contacten en de rapportering ervan te omkaderen.In elk geval dient de voorzit(s)ter altijd op de hoogte te zijn wanneer er contact genomen wordt met de aandeelhouder of zijn vertegenwoordigers. 7° Hij/zij waakt erover dat de raad van bestuur een beleid opstelt ten opzichte van de aandeelhouder en andere belanghebbenden, zodat het directiecomité rekening kan houden met de legitieme verwachtingen van de aandeelhouder en de andere belanghebbenden.8° De term "belanghebbende" kan verschillende realiteiten omvatten. Het is daarom noodzakelijk dat de vennootschap nauwgezet identificeert wie de sleutel-belanghebbenden zijn. De bestuurder waakt erover dat BIO zijn belanghebbenden duidelijk identificeert en een goed dialoog ontwikkelt met hen.
Principe 10. - Bevorderen van de evaluatiecultuur. 1° De bestuurder waakt erover dat er, onder toezicht van de voorzit(s)ter, regelmatig en op gestructureerde wijze een evaluatie wordt uitgevoerd van de werking en de samenstelling van de raad van bestuur.2° Hij/zij waakt erover dat deze oefening objectief verloopt, indien nodig met behulp van een externe partij.3° Hij/zij participeert op actieve wijze in deze evaluatieoefening.4° Hij/zij moedigt aan om de resultaten van de evaluatie binnen de raad van bestuur te bespreken en een actieplan voor continue verbetering op te stellen. Opgemaakt te Brussel, op 11 december 2018, in twee originele exemplaren, waarbij elke partij uitdrukkelijk verklaart het voor haar bestemde exemplaar te hebben ontvangen.
In naam van de Belgische Staat, De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE CROO In naam van BIO, Au nom de BIO, De dienstdoende voorzitster van de raad van bestuur, E. SCHELFHOUT De algemene directeur, L. ZONNEVELD