gepubliceerd op 14 februari 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming
12 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2005 Maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming (Overeenkomst geregistreerd op 23 juni 2005 onder het nummer 75300/CO/129) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton (PC 129).
Zij is afgesloten in toepassing van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen
Art. 2.Dit hoofdstuk is afgesloten in toepassing van hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1 van de (hoger genoemde) wet van 26 maart 1999.
Overeenkomstig artikel 106 van deze wet, wordt de inspanning van 0,10 pct., bedoeld in artikel 105 van dezelfde wet, langs het fonds voor bestaanszekerheid gebruikt om de aanwerving-, vormings- en omscholingsmogelijkheden van de arbeiders en arbeidsters aan te zwengelen. Deze 0,10 pct. inspanning ten voordele van risicogroepen, die reeds verhoogd werd tot 0,15 pct. door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 17 februari 2002, en door de collectieve arbeidsovereenkost van 25 juni 2003, geregistreerd onder het nummer 67899, wordt op 0,15 pct. gehandhaafd.
Art. 3.De volgende personen behoren tot de risicogroepen : 1. De laaggeschoolde werkloze/werknemer : de werkzoekende/werknemer, die noch houder is van een diploma van universitair onderwijs, noch van een diploma of van een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of van het korte type, noch van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.2. De langdurige werkloze : - de werkzoekende, die gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week; - de werkzoekende die gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, uitsluitend deeltijds of als interimair heeft gewerkt om aan de werkloosheid te ontkomen. 3. De gehandicapte werkloze : de werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming, bij een « Fonds voor de sociale integratie van de mindervaliden » is ingeschreven.4. De deeltijds leerplichtige : de werkzoekende van minder dan 18 jaar, die nog onder de leerplicht valt en die geen secundair onderwijs met volledig leerplan meer volgt.5. De herintreder : de werkzoekende, die geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekings-uitkeringen heeft genoten en die geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend gedurende de periode van drie jaar die aan de indienstneming voorafgaat.Bovendien, moet deze werkzoekende, vóór deze periode van drie jaar zijn beroepsactiviteiten onderbroken hebben of ze nooit aangevat hebben. 6. De bestaansminimumtrekker : de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming het bestaansminimum ontvangt.7. De oudere werkloze : vanaf 50 jaar.8. De werknemer die ontslagen of werkloos is ten gevolge van een faillissement of een collectief ontslag : De werknemer, die naar aanleiding van een faillissement of een collectief ontslag werkzoekende is geworden en die door een langdurige werkloosheid de verworven professionele ervaring zou kunnen verliezen.9. De werknemer met een onaangepaste of ontoereikende beroepsbekwaamheid, die een bijscholing of opleiding moet volgen om zich, op korte of lange termijn, in zijn functie te kunne handhaven.10. De doelgroep jongeren die met een startbaan aangeworven worden.
Art. 4.De praktische toepassing van deze maatregel, via het reglement, behoort tot de verantwoordelijkheid van het beheercomité van fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling - geldigheidsduur
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN