gepubliceerd op 17 januari 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"
12 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 25 juli 2001 onder het nummer 58062/CO/124)
Artikel 1.In uitvoering van artikel 13 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" worden de werkgevers, die overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 maart 1975 onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, met het oog op de vaststelling van het bedrag der algemene bijdrage, verschuldigd aan het voornoemde fonds, in vier categorieën gerangschikt, naargelang de aard van hun activiteit.
Art. 2.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die, overeenkomstig artikel 16 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", belast is met de inning en de invordering van de in artikel 1 bedoelde bijdrage, kent daartoe een kencijfer-bouwbedrijf toe, dat overeenstemt met de categorie, waarin de onderneming gerangschikt wordt, krachtens artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De activiteit, die in aanmerking genomen wordt, is deze beschreven overeenkomstig de wetten betreffende het handelsregister, en vermeld in de aanvraag tot inschrijving of tot wederinschrijving bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, of vastgesteld door de ambtenaren en beambten, die vermeld worden in artikel 1 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art. 3.Op grond van het principe dat de bijkomstige activiteit, de hoofdactiviteit volgt, wordt slechts één kencijfer aan een onderneming toegekend.
Twee of meer kencijfers kunnen nochtans toegekend worden, in geval een onderneming verschillende activiteiten uitoefent, die onder verschillende categorieën ressorteren met werklieden die uitsluitend aan ieder ervan toegewezen zijn.
Art. 4.Wanneer de overeenkomstig artikel 2 beschreven of vastgestelde activiteit, niet kan gerangschikt worden onder de opsomming van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zal de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het dossier voor administratieve beslissing overmaken aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. In afwachting kent de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voorlopig het meest geschikte kencijfer toe.
Art. 5.De ondernemingen worden in categorieën gerangschikt, overeenkomstig de hiernavolgende lijsten, die werden opgemaakt op grond van de in het koninklijk besluit van 4 maart 1975 opgesomde activiteiten, vergeleken, in zoverre als nodig met de overeenkomstige lijs der activiteiten, die in het handelsregister moeten opgegeven worden onder de vermelding "bouwnijverheid", opgenomen in de bijlage tot het koninklijk besluit van 16 oktober 2000. 1° Worden onder meer gerangschikt in categorie A, kencijfer-bouwbedrijf 24, de ondernemingen met de volgende normale activiteit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° Worden onder meer gerangschikt in categorie B, kencijfer-bouwbedrijf 54, de ondernemingen met de volgende normale activiteit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3° Worden onder meer gerangschikt in categorie C, kencijfer-bouwbedrijf 44, de ondernemingen met de volgende normale activiteit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4° Worden onder meer gerangschikt in categorie D, kencijfer-bouwbedrijf 26, de ondernemingen met de volgende normale activiteit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.6. De bijdragen die door de in artikel 1 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" worden, berekend op basis van het loon der werklieden, dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de bijdrage ter financiering van het vakantiegeld van de werklieden overeenkomstig de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971.
Art. 7.Het bedrag van de bijdragen wordt als volgt vastgesteld : - 20,70 pct. van het bedrag van het loon, vastgesteld zoals in artikel 6, voor de werkgevers van de ondernemingen die gerangschikt zijn in categorie A, kencijfer-bouwbedrijf 24; - 20,20 pct. van het bedrag van het loon, vastgesteld zoals in artikel 6, voor de werkgevers van de ondernemingen die gerangschikt zijn in categorie B, kencijfer-bouwbedrijf 54, en in categorie C, kencijfer-bouwbedrijf 44; - 17,20 pct. van het bedrag van het loon, vastgesteld zoals in artikel 6, voor de werkgevers van de ondernemingen die gerangschikt zijn in categorie D, kencijfer-bouwbedrijf 26.
Art. 8.De in artikel 7 vastgestelde bedragen worden met 1,5 pct. vermeerderd voor de werkgevers die op 30 juni van het vorige jaar minder dan tien werknemers tewerkstelden.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 maart 1980 tot vaststelling van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders van de bouwnijverheid", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 juni 1980 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 1980), zoals laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1999, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 2001 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2001).
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001.
Ze wordt gesloten voor een onbepaalde tijd, met dien verstande dat ze te allen tijde in overeenstemming mag worden gebracht met de bepalingen van andere door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.
Mits eenparig akkoord van de partijen mag ze worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN