Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 december 2000
gepubliceerd op 29 december 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2000014297
pub.
29/12/2000
prom.
12/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/12/2000014297/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In de conclusies van de bijzondere Europese Raad van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 wordt opgemerkt dat als Europa volledig wil profiteren van het potentieel voor groei en werkgelegenheid dat wordt geboden door de digitale kenniseconomie, het bedrijfsleven en de burgers toegang moeten krijgen tot een goedkope communicatie-infrastructuur van wereldklasse en tot een breed dienstengamma. Daartoe worden de lidstaten opgeroepen om zich samen met de Commissie « te beijveren voor meer concurrentie op het gebied van lokale toegangsnetten vóór eind 2000 en voor het opsplitsen van het aansluitnet, om de kosten in verband met het gebruik van internet aanzienlijk te verminderen ». De Europese Raad van Feira van 20 juni 2000 heeft het voorgestelde e-Europe onderschreven, waarin ontbundelde toegang tot het aansluitnet als een prioriteit op korte termijn wordt omschreven.

Onder het « aansluitnet » worden de getwiste metaaldraden in het lokale toegangsnet verstaan die het netwerkaansluitpunt in de ruimten van de klant verbinden met het hoofdverdelingsraster, de wijkcentrale, de concentrator of soortgelijke voorziening van de exploitant. Zoals opgemerkt in het vijfde verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving is het lokale toegangsnet nog steeds een van de onderdelen van de geliberaliseerde telecommunicatiemarkt waar de minste concurrentie bestaat. Nieuwe aanbieders beschikken niet over wijdverbreide alternatieve netwerkstructuren en zijn niet in staat om met traditionele technologieën de schaalvoordelen en de dekkingsgraad te evenaren van exploitanten die zijn aangemeld als beschikkende over een aanmerkelijke marktmacht op het vaste netwerk (« aangemelde exploitanten »). Dit is het gevolg van het feit dat de exploitanten hun oude metalen aansluitnetten hebben opgezet terwijl zij exclusieve rechten genoten, hetgeen zeer lang heeft geduurd, zodat zij hun investeringskosten konden financieren uit de opbrengsten van hun monopoliepositie.

De Europese verordening inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet bevat slechts een minimale regelgeving en laat een aantal praktische regelingen over aan de lidstaten.

Dit koninklijk besluit legt de nadere regels vast die nodig zijn om ontbundelde toegang tot het aansluitnet mogelijk te maken.

Dit koninklijk besluit legt eveneens de nadere regels vast die een operator met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefonienetwerken moet in acht nemen inzake toegang tot een binair debiet.

Toegang tot binair debiet is een vorm van toegang tot de eindgebruiker die evenwel niet beschouwd kan worden als een vorm van ontbundelde toegang zoals bepaald in de Europese verordening terzake : het gaat om een bijzondere toegang waarbij de hogere bandbreedte van de toegangslijn naar de eindgebruiker benut wordt voor het aanbieden van hogesnelheidstoegangsdiensten en die verschilt van gedeeld gebruik zoals bedoeld in de eerder genoemde Europese verordening in die zin dat bij toegang tot binair debiet een toegang wordt verleend tot een bitsnelheid als transmissiecapaciteit waarbij de operator als toegangsleverancier zelf de technische specificaties beheert, zowel van de apparatuur die direct is verbonden aan het koperpaar en geplaatst is in zijn lokalen, als van de interface die aangeboden wordt aan de kant van de eindgebruiker. (Bij gedeeld gebruik worden deze technische specificaties anders gedefinieerd.) In mededeling 2000/C 272/10 van de Europese Commissie (PB.C 272/60) staat te lezen dat snelle bitstreamdiensten vallen onder artikel 16, lid 4, van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat.

In de huidige Belgische wetgeving komt bijzondere toegang aan bod in de artikelen 109ter, § 3, 106, § 1, eerste lid, 4° en 92bis, § 1, tweede lid, n), van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Uit artikel 16, lid 4, van eerdervernoemde richtlijn 98/10/EG en ingevolge artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991 is de Koning gemachtigd om bijzondere verplichtingen vast te stellen voor organisaties met een sterke positie op de markt van vaste openbare telefoonnetwerken, op het stuk van toegang tot binair debiet.

Artikelgewijze commentaar Artikel 1 geeft een precieze definitie van wat begrepen moet worden onder « toegang tot binair debiet ».

Doordat toegang tot binair debiet een vorm van bijzondere toegang is, is de Kamer vermeld in artikel 79ter van de wet van 21 maart 1991 bevoegd om betwistingen terzake te behandelen.

Artikel 2 voegt de artikelen 6bis tot 6quinquies in in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken.

Artikel 6bis geeft als principe aan dat iedere operator geacht wordt de Europese verordening terzake te respecteren. Door het opnemen van deze bepaling worden inbreuken op de Europese verordening ook inbreuken op het koninklijk besluit van 22 juni 1998.

Artikel 6ter regelt de vertrouwelijkheid van de gegevens die de operatoren aan mekaar moeten verstrekken om de ontbundelde toegang mogelijk te maken.

Artikel 6quater moet gelezen worden in het licht van de verplichte kostenoriëntering van de tarieven. De kosten moeten berekend worden in functie van het behoud van de infrastructuur over een lange termijn met een marge die overeenstemt met een normaal rendement van het kapitaal.

Artikel 6quinquies geeft aan het BIPT de mogelijkheid tot 28 februari om het referentieaanbod te analyseren en eventueel wijzigingen op te leggen. In het kader van de beoordeling van het referentieaanbod kan het BIPT een publieke consultatie organiseren. Geïnteresseerde marktdeelnemers zijn evenwel niet verplicht om de goedkeuring van het BIPT van het referentieaanbod af te wachten alvorens erop in te gaan.

Het referentieaanbod blijft één jaar geldig en kan door de aangemelde exploitant niet gewijzigd worden dan na goedkeuring door het BIPT. Artikel 3 voegt de nieuwe onderafdeling 5 in. Deze onderafdeling beschrijft de verplichtingen waaraan een operator met sterke positie op de markt van vaste openbare telefoonnetwerken moet voldoen teneinde een eerlijke concurrentie op het vlak van bitstreamdiensten mogelijk te maken.

Deze verplichtingen houden in dat de betreffende operator : a) jaarlijks een gedetailleerd referentieaanbod publiceert;b) op eerlijke wijze antwoordt op redelijke verzoeken tot toegang tot een binair debiet;c) kostengeoriënteerde tarieven hanteert die niet discriminerend of mededingingsverstorend zijn. Het referentieaanbod moet goedgekeurd worden door het Instituut. Deze goedkeuring gebeurt voor de publicatie behoudens voor wat betreft het referentieaanbod dat gepubliceerd wordt op 31 december 2000 : dat referentieaanbod wordt door het Instituut voor 1 maart 2001 beoordeeld.

Bij de goedkeuring van het referentieaanbod heeft het Instituut de mogelijkheid om iedere wijziging op te leggen die het nodig acht.

Indien de betreffende operator deze voorgestelde wijzigingen negeert, wordt hij geacht geen referentieaanbod te hebben gepubliceerd. In dat geval stelt hij zich onder meer bloot aan de sancties die voorzien zijn in artikel 109quater van de wet.

De artikelen 4 en 5 behoeven geen commentaar.

Het advies over de Raad van State over dit ontwerp werd integraal gevolgd met dien verstande dat de bepalingen die betrekking hebben op de Kamer voor interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, in een koninklijk besluit zullen opgenomen worden dat het koninklijk besluit wijzigt dat de procedure voor deze Kamer regelt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

ADVIES 30.770/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 10 oktober 2000 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden in-zake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken", heeft op 22 november 2000 het volgende advies gegeven : Voorafgaande opmerking In de adviesaanvraag wordt aan de afdeling wetgeving in hoofdzaak gevraagd of ervan uitgegaan moet worden dat de bepalingen waarbij in het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot vaststelling van de termijnen en de algemene principes van toepassing op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieovereenkomsten te sluiten en tot vaststelling van de nadere regels voor publicatie van het referentie-interconnectieaanbod en tot vaststelling van de voorwaarden die geregeld moeten worden in de interconnectieovereenkomst bepaalde aspecten van de procedure vóór de Kamer voor interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik (hierna te noemen "de Kamer") worden geregeld, impliciet zijn opgeheven bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 houdende de werking van en de procedure voor de Kamer voor Interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik (1).

In tegenstelling tot de afdeling administratie van de Raad van State (2) is de afdeling wetgeving alleen bevoegd om adviezen te geven over ontwerpen van wetten of verordeningen.Ze is niet bevoegd om adviezen te geven over aangelegenheden die te maken hebben met geldende wetgeving.

Ze kan de gestelde vraag dan ook niet beantwoorden.

Algemene opmerkingen 1. Zoals in het Verslag aan de Koning wordt vermeld, is een verordening van het Europees Parlement en de Raad in de maak dat een soortgelijk onderwerp heeft als dat van het onderhavige ontwerp, namelijk de ontbundelde toegang tot het aansluitnet van vaste openbare telefoonnetten.(1) Deze vraag is gesteld door de inspecteur van financiën.Zowel de Minister van Begroting als de Ministerraad hebben evenwel hun fiat gegeven, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de opmerkingen van de inspecteur van financiën. (2) Zie artikel 9 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Uit de uitleg van de gemachtigde ambtenaar blijkt dat het Europees Parlement zojuist een geamendeerde versie van deze ontwerpverordening in eerste lezing heeft aangenomen. Voordat deze amendementen zijn aangenomen, is daarover informeel contact gelegd met de Commissie en de Raad, zodat het heel waarschijnlijk is dat deze versie op een volgende vergadering van de Raad definitief zal worden aangenomen.

Hoewel het in theorie beter was geweest te wachten tot de Europese verordening definitief was goedgekeurd alvorens de afdeling wetgeving om advies over het onderhavige ontwerp te verzoeken, is het evenwel ook zo dat het onderhavige ontwerp het best zo snel mogelijk wordt onderzocht, gelet op de zeer korte termijn waarbinnen de exploitanten moeten voldoen aan de verplichtingen die bij de verordening worden opgelegd.

De ontwerpverordening heeft immers tot doel de exploitanten die worden beschouwd als beschikkende over een aanmerkelijke marktmacht op de markt van vaste openbare telefoonnetten te verplichten om vóór 31 december 2000 een referentieaanbod voor de ontbundelde toegang tot hun aansluitnet en bijbehorende faciliteiten bekend te maken en bij te houden. Als het ontwerp aangenomen wordt, zijn dezelfde exploitanten verplicht om vanaf 31 december 2000, onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden, alle redelijke verzoeken in te willigen van exploitanten die gemachtigd zijn om telecommunicatiediensten aan te bieden en die om ontbundelde toegang tot het aansluitnet en bijbehorende faciliteiten vragen.

Richtlijnen moeten in het interne recht worden omgezet. Verordeningen daarentegen zijn rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten (1).

Bijgevolg is het overnemen van bepalingen van verordeningen in het interne recht overbodig. Het kan ook aanleiding geven tot problemen, aangezien het verwarring doet ontstaan over de juridische aard en de datum van inwerkingtreding van de geldende bepalingen (2).

Aangezien de goedkeuring van de Europese verordening niet lang meer zal uitblijven, moeten uit het onderhavige ontwerp dus alle bepalingen worden weggelaten die louter een weergave van de bepalingen van de ontwerpverordening zijn of dezelfde strekking hebben. De verplichtingen inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet die aan de exploitanten worden opgelegd, zullen immers rechtstreeks voortvloeien uit de Europese verordening. (1) Artikel 249, lid 2, van het EG-Verdrag. (2) Advies van de advocaat-generaal dat voorafgaat aan het arrest Variola d.d. 10 oktober 1973 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, Jurisprudentie, 1973, blz. 997. 2. Het is echter niet omdat een materie bij een Europese verordening wordt geregeld dat geen enkele interne rechtsregel over die materie meer kan worden uitgevaardigd. Het is immers mogelijk dat een EG-verordening moet worden aangevuld met nationale regelgeving, inzonderheid wanneer de lidstaat, met het oog op de uitvoering van die verordening, bestuursregels moet uitvaardigen om de naleving van die verordening te waarborgen, alsook om straffen te stellen op eventuele overtredingen ervan.

Krachtens artikel 10 van het EG-Verdrag zijn de lidstaten immers verplicht om passende maatregelen te nemen om de doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht te verzekeren (1).

In casu houdt de ontwerpverordening in dat de lidstaten bepalen welke straffen worden opgelegd als exploitanten hun verplichtingen inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet niet nakomen. (1) Zie in die zin considerans (13) van de ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet. Een mogelijkheid daarbij is dat het naleven van de verplichtingen die in de genoemde ontwerpverordening worden opgelegd, één van de voorwaarden wordt om toestemming te kunnen krijgen om een vast openbaar telefoonnetwerk te exploiteren. Op die manier worden de straffen toepasselijk die gelden in geval van niet-naleving van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken.

Desondanks is het niet nodig de bepalingen van de verordening over te nemen. Gelet op wat hierboven over de rechtstreekse toepasselijkheid van verordeningen is gezegd, moet men er zich toe beperken naar de verordening te verwijzen en te bepalen dat de betrokken exploitanten deze moeten naleven als voorwaarde voor hun vergunning. 3. Bovendien bepaalt artikel 1, lid 4, van de ontwerpverordening : « Deze verordening laat de rechten van de lidstaten onverlet om, overeenkomstig het communautaire recht, maatregelen te handhaven of in te voeren die uitgebreidere voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening voorkomen en/of buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, onder meer ten aanzien van andere soorten toegang tot lokale infrastructuren.» Verschillende bepalingen van het ontwerp betreffende de verplichtingen van de betrokken exploitanten wijken sterk af van wat in de verordening wordt bepaald. Er dient te worden onderzocht of die bepalingen als uitgebreidere voorschriften omtrent de maatregelen van de verordening bedoeld zijn, of ze de werkingssfeer van de verordening te buiten gaan, dan wel of ze integendeel voor de exploitanten verplichtingen bevatten die niet verenigbaar zijn met die in de verordening.

Terwijl artikel 2, d), van de Europese ontwerpverordening de "ontbundelde toegang tot het aansluitnet" omschrijft als : « volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnet en gedeelde toegang tot het aansluitnet;", wordt datzelfde begrip in het ontworpen artikel 1, 12°, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 als volgt omschreven : « een bijzondere toegang die de vorm kan aannemen van volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk of toegang tot een binair debiet;".

De laatste definitie verschilt dus op twee punten : aan de ene kant wordt ontbundelde toegang tot het aansluitnet daarin als een vorm van bijzondere toegang aangemerkt en aan de andere kant wordt in dezelfde definitie als mogelijke vorm van ontbundelde toegang ook "toegang tot een binair debiet" genoemd.

In het bij de adviesaanvraag gevoegde advies van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie over het onderhavige ontwerp wordt de "bijzondere toegang" als volgt gewettigd : « Zoals het BIPT voorgesteld heeft, wordt thans voorzien dat ontbundeling van het aansluitnet een vorm is van bijzondere toegang.

Deze vermelding is noodzakelijk in het licht van de bevoegdheid van de Kamer. » Volgens de Europese Commissie is ontbundelde toegang tot het aansluitnet, wanneer die de vorm aanneemt van een volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnet, echter geen "bijzondere toegang" in de zin van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (1).

Bij de toegang tot een binair debiet rijst de vraag of dit soort toegang, in de zin van de verordening, moet worden beschouwd als een vorm van "volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnet", als een vorm van "gedeelde toegang tot het aansluitnet" of als een vorm van toegang tot het aansluitnet die niet in de verordening wordt vermeld. (1) Mededeling (2000/C 272/10) van de Commissie - Ontbundelde toegang tot het aansluitnet : de voorwaarden scheppen voor een volledig gamma elektronische communicatiediensten waaronder breedbandmultimediadiensten en snelle internetdiensten, PB.C 272/60 van 23 september 2000.

Op dat punt zijn de regelingen van de Europese instellingen niet erg duidelijk.

In de aanhef of het dispositief van de ontwerpverordening wordt "toegang tot een binair debiet" immers niet vermeld als een vorm van toegang tot het aansluitnet.

In mededeling 2000/C272/10 van de Commissie worden echter drie "vormen van toegang tot het aansluitnet" onderscheiden, namelijk "volledige ontbundeling van het aansluitnet", "gedeeld gebruik van de koperlijn" en "snelle bitstreamtoegang" (1). (1) Volgens de gemachtigde ambtenaar doelen "snelle bitstreamtoegang" en "toegang tot een binair debiet" op dezelfde soort toegang. In verband met deze laatste vorm van toegang wordt in de voornoemde mededeling het volgende gepreciseerd : « Bij deze vorm van toegang wordt het koperpaar in het aansluitnet eigenlijk niet ontbundeld [maar kan de toegang evenals (in het geval van gedeeld gebruik van de koperlijn) beperkt blijven tot de hogere frequenties van het koperen aansluitnet]. » In bijlage I "Technische analyse van de toegang tot het aansluitnet" bij dezelfde mededeling worden onder titel "1. Mogelijke vormen van ontbundeling van de toegang tot het aansluitnet" vermeld : "Volledige ontbundeling van het aansluitnet" (1.1.), "Gedeelde toegang tot het aansluitnet" (1.2.) en "Snelle bitstreamtoegang" (1.3.).

Over deze laatste vorm van toegang staat in de genoemde bijlage het volgende : « Bij deze vorm van toegang is er in feite geen sprake van toegang van derden tot het koperpaar in het aansluitnet (...) (...) een dergelijke dienst (geeft) de gevestigde exploitant (...) controle over de snelheid waarmee snelle toegangsdiensten worden ingevoerd en de geografische regio's waar deze diensten worden uitgerold. De gevestigde exploitant zal niet altijd dezelfde prioriteiten hebben als de nieuwe aanbieders. Dergelijke diensten moeten dan ook worden beschouwd als een aanvulling op de andere vormen van ontbundelde toegang die hierboven zijn beschreven en niet als een vervanging daarvoor. » De laatste beschouwing doet vermoeden dat snelle bitstreamtoegang niet binnen de werkingssfeer van de Europese ontwerpverordening valt, maar "een andere soort toegang tot lokale infrastructuren" is, waarvoor de lidstaten overeenkomstig artikel 1, lid 4, van dezelfde ontwerpverordening maatregelen mogen invoeren die uitgebreidere voorschriften bevatten.

De vraag is nog of de toegang tot een binair debiet een "bijzondere toegang" is in de zin van artikel 16 van de voornoemde richtlijn 98/10/EG. In de voormelde mededeling van de Commissie staat het volgende te lezen : « Snelle bitstreamdiensten vallen onder artikel 16 van de spraaktelefonierichtlijn ... »(1).

Dat artikel 16, lid 4, bepaalt : « De nationale regelgevende instanties mogen te allen tijde op eigen initiatief maatregelen nemen als zulks gerechtvaardigd is om daadwerkelijke mededinging en/of interoperabiliteit van diensten te waarborgen (...) ». (1) Zie ook artikel 1, lid 3, van aanbeveling 2000/417/EG van de Commissie van 25 mei 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet : de voorwaarden scheppen voor de concurrerende levering van een volledig gamma elektronische communicatiediensten waaronder breedbandmultimediadiensten en snelle Internet-diensten. In het interne recht komt de bijzondere toegang aan bod in artikel 109ter, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, krachtens hetwelk een organisatie met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefoonnetten verplicht is op niet-discriminerende wijze te antwoorden op alle redelijke verzoeken om "aansluiting, met name de toegang tot de andere punten dan de aansluitpunten die aan de meerderheid van de eindgebruikers worden aangeboden". Daarenboven bepaalt artikel 106, § 1, eerste lid, 4°, van dezelfde wet dat organisaties met een sterke positie op de betrokken markt verplicht zijn om het principe van kostenoriëntering na te leven wat de bijzondere toegang betreft. Artikel 92bis, § 1, tweede lid, n), ten slotte, machtigt de Koning om bij het bepalen van de voorwaarden voor een vergunning voor de exploitatie van openbare telecommunicatienetten "voorwaarden (vast te stellen) die erop gericht zijn een concurrentievervalsend gedrag te voorkomen, en met name de maatregelen die de garantie kunnen bieden dat de tarieven niet-discriminerend zijn en niet tot concurrentievervalsing leiden".

Uit de bovenstaande beschouwingen blijkt dat de Koning, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van de genoemde richtlijn 98/10/EG, overeenkomstig artikel 1, lid 4, van de ontwerpverordening en ingevolge artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991, gemachtigd is om bijzondere verplichtingen vast te stellen voor organisaties met een sterke positie op de markt van de vaste openbare telefoonnetten, op het stuk van de "toegang tot een binair debiet".

Aangezien evenwel de toegang tot een binair debiet niet beschouwd kan worden als een "ontbundelde toegang tot het aansluitnet" in de zin van de ontwerpverordening, behoren die verplichtingen afzonderlijk te worden opgelegd.

Het besluit is dan ook dat alle verwarring tussen rechtstreeks toepasselijke Europese rechtsregels en rechtsregels die uitgevaardigd worden door lidstaten met het oog op de omzetting van richtlijnen, die per definitie niet rechtstreeks van toepassing zijn, voorkomen moet worden. 4. Met uitzondering van de definitie van toegang tot een binair debiet, zijn de definities die artikel 1 van het ontwerp wil invoegen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 een overname of parafrase van de definities van de ontwerpverordening.Ze moeten dus vervallen.

Dat geldt ook voor de ontworpen artikelen 6bis (1) en 6ter. Die bepalingen moeten vervangen worden door enerzijds een bepaling waarin gesteld wordt dat nakoming van de verplichtingen in de Europese verordening een voorwaarde is wil een exploitant die beschouwd wordt als een exploitant met een sterke positie op de markt van de vaste openbare telefoonnetten een vergunning krijgen, en anderzijds door een bepaling waarin staat dat dezelfde exploitant in het referentieaanbod dat hij overeenkomstig de Europese verordening publiceert, ook een aanbod moet doen voor de "toegang tot een binair debiet" en ieder redelijk verzoek van andere exploitanten om "toegang tot een binair debiet" te krijgen, moet inwilligen. (1) Wat paragraaf 2 van dit artikel 6bis betreft, die betrekking heeft op de voorwaarden waaraan het referentieaanbod moet voldoen, duiken er enkele kleinere verschillen op ten opzichte van de bijlage bij de ontwerpverordening tot vaststelling van de "minimumlijst van punten die moeten worden opgenomen in een referentieaanbod voor ontbundelde toegang tot het aansluitnet, dat door aangemelde exploitanten moet worden gepubliceerd".Volgens de gemachtigde ambtenaar gaat het om uitgebreidere voorschriften in het kader van de maatregelen die de lidstaten mogen nemen krachtens artikel 1, lid 4, van de ontwerpverordening. Het is de Raad van State evenwel zo goed als niet duidelijk in welk opzicht het bij de verschillen tussen de regelingen werkelijk om uitgebreidere voorschriften gaat.

Wat artikel 6quater betreft is de eerste zin overbodig, aangezien de verplichting om tarieven te publiceren reeds in de inhoud van het referentieaanbod staat en de regel dat, wat de "toegang tot een binair debiet" betreft, de tarieven op basis van de kosten moeten worden vastgesteld, reeds vervat is in het genoemde artikel 106, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 21 maart 1991. Ook de tweede zin moet, om redenen die hierna zullen worden uiteengezet, vervallen. Alleen de laatste zin, die werkelijk een uitgebreidere maatregel bevat dan de ontworpen Europese verordening, zonder daarmee in strijd te zijn, kan blijven staan.

Deze zin zou dan als volgt gesteld moeten worden : "In de prijzen worden de kosten van het bestaande netwerk en de kosten gemaakt om ontbundeling nodig te maken, verwerkt. » . 5. Artikel 4 van de ontworpen Europese verordening voorziet in "toezicht door de nationale regelgevende instanties" op de naleving door de exploitanten van hun verplichtingen. De nationale regelgevende instantie wordt aldus gemachtigd om : - veranderingen voor te schrijven in het referentieaanbod van de exploitant (artikel 4, lid 2, a), van de ontwerpverordening); - de exploitant te verplichten om informatie te verstrekken die van belang is voor de uitvoering van de verordening (artikel 4, lid 2, b), van de ontwerpverordening); - indien dit gerechtvaardigd is, op eigen initiatief op te treden om non-discriminatie, eerlijke concurrentie, economische doeltreffendheid en een maximaal nut voor de gebruikers te waarborgen (artikel 4, lid 3, van de ontwerpverordening); - te ontslaan van de verplichting dat de tarieven van de ontbundelde toegang tot het aansluitnet en bijbehorende faciliteiten op basis van de kosten worden vastgesteld (artikel 4, lid 4, van de ontwerpverordening).

De ontwerpverordening bepaalt niet wat begrepen moet worden onder "nationale regelgevende instantie".

Het staat dus aan iedere lidstaat te bepalen welke overheid gemachtigd zal worden om de in de verordening bepaalde maatregelen te nemen.

De taak die betrekking heeft op de wijzigingen die aangebracht moeten worden in het referentieaanbod wordt bij de ontworpen artikelen 6quaterdecies en volgende toevertrouwd aan het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (1). (1) Zie ook de bijzondere opmerking over het ontworpen artikel 6duodecies. Om soortgelijke redenen als die welke zijn aangevoerd in advies 30.700/4 ten aanzien van artikel 5 van het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, levert noch artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991, noch enige andere bepaling van die wet afdoende rechtsgrond op om aan het Instituut andere taken op te dragen dan die welke hieraan zijn toegewezen bij de wet.

Dat geldt ook voor het optreden op eigen initiatief om "non-discriminatie, eerlijke concurrentie, economische doeltreffendheid en een maximaal nut voor de gebruikers te waarborgen" (artikel 4, lid 3, van de ontwerpverordening). Het staat aan de wetgever om te bepalen welke overheid bevoegd is om "op te treden" en om de nadere regelen voor dat "optreden" vast te stellen.

Het opvragen van relevante informatie bij de exploitanten voor de uitvoering van artikel 4, 2, b), van de ontworpen Europese verordening is, krachtens de artikelen 75, § 3, en 79bis, § 1, van de wet van 21 maart 1991 een taak van het Instituut.

Wat ten slotte de maatregel betreft die erin bestaat dat de verplichting om de tarieven vast te stellen op basis van kostenoriëntering wordt opgeheven, bepaalt het ontworpen artikel 6quater van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 dat het Instituut die verplichting kan opheffen als de lokale-toegangsmarkt voldoende concurrerend is.

In dat verband behoort te worden opgemerkt dat, wat de gedeelde toegang tot het aansluitnet en de toegang tot een binair debiet betreft, wat vormen van bijzondere toegang zijn, de verplichting van organisaties die beschouwd worden als organisaties met een sterke marktpositie om het beginsel van kostenoriëntering na te leven, opgelegd is in artikel 106, § 1, eerste lid, 4°, van de wet. De Koning kan bijgevolg die verplichting niet opheffen.

Bovendien kan de bevoegdheid om de verplichting inzake kostenoriëntering op te heffen, niet aan een instelling van openbaar nut worden toevertrouwd, aangezien het om een verplichting gaat die van reglementaire aard is. 6. Aangezien de volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnet geen "bijzondere toegang" is, en om de toepassing van de ontworpen Europese verordening in het interne recht mogelijk te maken, terwijl artikel 4, lid 4, van die verordening het volgende bepaalt : « Voor geschillen tussen ondernemingen in verband met kwesties die onder deze verordening vallen, gelden de overeenkomstig Richtlijn 97/33/EG vastgestelde nationale procedures voor geschillenbeslechting; ze worden op snelle, billijke en transparante wijze behandeld. », moet de wetgever de huidige bevoegdheden van de Kamer voor interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, en de werkwijze daarvan, in het interne recht aanpassen. 7. De ontworpen artikelen 6quinquies, § 3, 6octies tot 6terdecies zijn grotendeels gebaseerd op de voorschriften van het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot vaststelling van de termijnen en de algemene principes van toepassing op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectie-overeenkomsten te sluiten en tot vaststelling van de nadere regels voor publicatie van het referentie-interconnectie-aanbod en tot vaststelling van de voorwaarden die geregeld moeten worden in de interconnectie-overeenkomst. Het ontwerp verzuimt echter te waken over de samenhang tussen deze bijzondere regels en de regels bepaald bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 houdende de werking van en de procedure voor de Kamer voor Interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik (1).

Opdat er een perfecte samenhang zal zijn tussen de algemene procedureregels, die van toepassing zijn op iedere procedure vóór de Kamer, en de regels die specifiek gelden voor bepaalde geschillen, zou het beter zijn alle bepalingen over de procedure in eenzelfde besluit samen te brengen. (1) Een soortgelijke opmerking is trouwens gemaakt aangaande het koninklijk besluit van 20 april 1999 dat zich destijds in een ontwerpfase bevond (Advies L.28.069/4, voorafgaande opmerking nr. 2, Belgisch Staatsblad van 21 juli 1999, blz. 27698).

Er behoort op zijn minst gepreciseerd te worden in hoeverre de steller van het ontwerp de bijzondere regels wil laten afwijken van de algemene regels. De bijzondere bepalingen waarin het onderhavige ontwerp voorziet regelen immers niet alle aspecten van de procedure.

Ze regelen bijvoorbeeld niet het onderzoek van de ontvankelijkheid van het verzoek, de termijn waarbinnen de Kamer haar beslissing moet nemen, het horen van getuigen of de aanwijzing van experts, noch de kwestie van de proceskosten.

Ook al kan er zeker van worden uitgegaan dat al wat niet geregeld wordt in het onderhavige ontwerp, geregeld is bij het genoemde koninklijk besluit van 20 april 1999, op te merken valt dat sommige regels van het genoemde koninklijk besluit van 4 oktober 1999 kennelijk niet aangepast zijn aan de geschillen die aan bod komen in het voorliggende ontwerp. Dat is bijvoorbeeld het geval met de termijn van zes maanden waarin artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 voorziet; deze termijn is kennelijk niet adequaat voor een verzoek tot het verkrijgen van een verlenging van de termijn om te onderhandelen over een akkoord.

Het ontwerp moet grondig worden herzien om rekening te houden met deze algemene opmerkingen.

Gezien de bovenstaande algemene opmerkingen heeft de afdeling wetgeving zich bepaald tot de enige bijzondere opmerking die hierna volgt.

Ontworpen artikel 6duodecies Dit artikel heeft het de ene keer over het optreden van de Kamer, de andere keer over het optreden van het Instituut. Aangezien het gaat om het geval dat de partijen niet tot een akkoord komen, lijkt hier alleen sprake te hoeven zijn van de Kamer. Het is immers de Kamer die, op grond van het aanbod voor toegang gedaan door de partij aan wie het verzoek aanvankelijk is gericht, kan optreden om een akkoord onder de partijen te bereiken.

Er moet bijgevolg klaarheid worden gebracht in de ontworpen bepaling om alle verwarring omtrent de respectieve taken van de Kamer en het Instituut te voorkomen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Lienardy, staatsraad, voorzitter;

P. Quertainmont en P. Vandernoot, staatsraden;

F. Delperee en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving, Mevr. C. Gigot, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

A.-F. Bolly, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, P. Lienardy.

12 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 92bis, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij de wet van 3 juli 2000;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 oktober 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 5 oktober 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken wordt aangevuld als volgt : « 8° Toegang tot binair debiet : een vorm van bijzondere toegang die bestaat uit het verlenen van toegang tot een bitsnelheid als transmissiecapaciteit naar een eindgebruiker waarbij de toegangsleverancier de technische specificaties van de interface bij de eindgebruiker vastlegt, alsook de apparatuur die bij de toegangsleverancier geïnstalleerd is en direct verbonden is aan het koperpaar; »

Art. 2.In Hoofdstuk II, Afdeling 2, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken wordt een Onderafdeling 4 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 4. - Ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk

Art. 6bis.Elke aangemelde exploitant voldoet aan de voorwaarden inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk die opgelegd worden door de Europese verordeningen inzake deze materie.

Art. 6ter.Alle informatie en specificaties die de aangemelde expoitant ter beschikking stelt teneinde de totstandkoming van een overeenkomst van ontbundelde toegang tot het aansluitnet mogelijk te maken, bevat eveneens de voorgenomen wijzigingen die binnen de volgende zes maanden zullen worden ingevoerd.

De partijen garanderen de vertrouwelijkheid van de in vorig lid vermelde informatie. Ze wordt enkel gebruikt voor het doel waarvoor ze is verstrekt en wordt niet doorgegeven aan andere afdelingen, filialen of partners voor wie dergelijke informatie een concurrentievoordeel zou kunnen inhouden.

Art. 6quater.De tarieven inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk houden rekening met de kosten van het bestaande netwerk en met de kosten die gemaakt worden om ontbundeling mogelijk te maken.

Art. 6quinquies.§ 1. Het Instituut deelt uiterlijk op 28 februari 2001 zijn opmerkingen mee inzake het referentieaanbod dat de aangemelde exploitant op 31 december 2000 ten laatste publiceert, alsook in voorkomend geval de wijzigingen die moeten worden aangebracht.

Het Instituut kan onder de partijen die betrokken zijn bij het referentieaanbod hierover een openbare raadpleging houden. § 2. Diegene die ontbundelde toegang tot het aansluitnet beoogt, kan op het referentieaanbod ingaan vanaf het ogenblik van de publicatie van het referentieaanbod. § 3. Het referentieaanbod is geldig voor het kalenderjaar dat volgt op het jaar van publicatie. Indien de aangemelde exploitant tijdens het lopende kalenderjaar wijzigingen wenst aan te brengen aan dit aanbod, vraagt hij voorafgaandelijk de goedkeuring aan het Instituut. »

Art. 3.In Hoofdstuk II, Afdeling 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een Onderafdeling 5 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 5. - In het kader van de toegang tot binair debiet

Art. 6sexies.§ 1. Elke operator met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken publiceert uiterlijk op 31 december van ieder jaar,en voor de eerste maal op 31 december 2000, een referentieaanbod voor de toegang tot een binair debiet.

Dit referentieaanbod voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° het bevat minstens de volgende gegevens : A.Voorwaarden voor toegang tot binair debiet : 1. netwerkbestanddelen waartoe toegang tot een binair debiet verleend wordt;2. informatie over de netwerkarchitectuur, de locaties van fysieke toegangssites en beschikbaarheid in de specifieke delen van het toegangsnetwerk;3. technische voorwaarden met betrekking tot de precieze kenmerken van de aansluitnetwerken en subaansluitnetwerken, de toegang tot de aansluitnetwerken en het gebruik ervan;4. procedures inzake bestelling en bevoorrading, beperkingen op het gebruik en, in voorkomend geval, tegensprekelijke procedures inzake onderzoek en testen van de lijnen; B. colocatiediensten : 1. informatie over de relevante sites van de operator van een vast openbaar telefoonnetwerk die door het aantal fysieke verbindingen waarover hij beschikt in staat is de markt van toegang tot de eindgebruiker te controleren, alsook de colocatiemogelijkheden op deze sites;2. kenmerken van de apparatuur : eventuele beperkingen op apparatuur die in collocatie kan worden geplaatst;3. veiligheidskwesties : maatregelen die worden getroffen om de veiligheid van hun locaties te vrijwaren;4. toegangsvoorwaarden voor het personeel van concurrerende operatoren;5. veiligheidsnormen;6. regels voor de toekenning van ruimte wanneer de colocatieruimte beperkt is;7. voorwaarden voor het inspecteren van de locaties waar fysieke colocatie beschikbaar is, of sites waar colocatie geweigerd is wegens gebrek aan capaciteit; C. informatiesystemen en leveringsvoorwaarden 1. voorwaarden inzake toegang tot de bedrijfsondersteunende systemen, informatiesystemen of databanken voor vooruitbestelling, bevoorrading, bestelling en verloop van uitvoering hiervan, onderhoud alsook verzoeken tot herstel in geval van defect en facturering;2. termijn voor de inwilliging van verzoeken tot levering van diensten en voorzieningen;overeenkomsten inzake het niveau van de aangeboden dienst, opheffing van storingen, escalatieprocedures en parameters voor de kwaliteit van de dienst; 3. standaardcontractvoorwaarden, met, waar nodig, compensatie voor de niet-nakoming van leveringstijden;4. prijzen of prijsformules voor elk van de hierboven vermelde kenmerken, functies en voorzieningen.2° het wordt actueel gehouden;3° het is in voldoende mate ontbundeld zodat diegene die toegang tot binair debiet wenst, niet moet betalen voor netwerkbestanddelen of voorzieningen die hij niet nodig acht voor het verstrekken van zijn diensten;4° het bevat een beschrijving van de aanbiedingen voor de verschillende onderdelen alsmede de daarvoor geldende voorwaarden en kosten;5° het is goedgekeurd door het Instituut overeenkomstig artikel 6octies. Het Instituut kan de wijzigingen aan het referentieaanbod opleggen die het nodig acht.

Art. 6septies.Elke operator met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken voldoet vanaf 1 januari 2001 aan de volgende verplichtingen : 1° hij komt tegemoet aan redelijke verzoeken om toegang tot binair debiet onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden en levert hen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen dezelfde voorzieningen als die welke hij aan zichzelf of zijn geassocieerde ondernemingen levert.Verzoeken mogen enkel geweigerd worden op basis van objectieve criteria met betrekking tot technische haalbaarheid of de noodzaak om de netwerkintegriteit te waarborgen. 2° hij publiceert de tarieven voor toegang tot binair debiet.Deze tarieven zijn kostengebaseerd, niet-discriminerend en leiden niet tot concurrentievervalsing.

Art. 6octies.§ 1. Behoudens wat bepaald wordt in § 2, wordt het referentieaanbod vermeld in artikel 6sexies, § 1, ten laatste op 30 september van ieder jaar door de betreffende operator bezorgd aan het Instituut. Het Instituut beschikt over twee maanden om haar opmerkingen alsook de wijzigingen die aangebracht moeten worden te formuleren. § 2. Het Instituut deelt uiterlijk op 28 februari 2001 zijn opmerkingen mee inzake het referentieaanbod dat op 31 december 2000 ten laatste wordt gepubliceerd, alsook in voorkomend geval de wijzigingen die moeten worden aangebracht.

Diegene die toegang tot een binair debiet beoogt, kan op het referentieaanbod ingaan vanaf het ogenblik van de publicatie van het referentieaanbod. § 3. Indien de door het Instituut noodzakelijk geachte wijzigingen niet in het referentieaanbod worden opgenomen, wordt dit aanbod geacht niet te zijn gepubliceerd. § 4. Het Instituut kan over het referentieaanbod een openbare raadpleging houden.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

^