Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 december 1997
gepubliceerd op 24 december 1997

Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten, alsmede van het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982, alsmede van het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1997015252
pub.
24/12/1997
prom.
12/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/12/1997015252/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten, alsmede van het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982, alsmede van het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De Ministerraad van 12 mei 1995 heeft zijn goedkeuring gehecht aan de Algemene overeenkomst tussen de Belgische Staat, enerzijds, en de Belgische universiteiten, anderzijds, inzake ontwikkelings-samenwerking. De Algemene overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Vlaamse universiteiten, vertegenwoordigd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VL.I.R.), werd getekend op 18 mei 1995, terwijl de Algemene Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Belgische Franstalige universiteiten, vertegenwoordigd door de Conseil interuniversitaire de la Communauté française (CIUF), werd getekend op 19 mei 1995.

De Algemene overeenkomst bevestigde aldus de VL.I.R. en de CIUF in hun rol van bevoorrechte gesprekspartner van de Belgische Staat voor wat de indirecte universitaire samenwerking betreft.

De Algemene overeenkomst stelde in artikel 4.7 dat een bijzondere overeenkomst diende te worden gesloten tussen de Belgische Staat, enerzijds, en de VL.I.R. en de CIUF, anderzijds, teneinde één onderdeel van deze indirecte universitaire samenwerking, met name de institutionele universitaire samenwerking, te reglementeren. Dit type van samenwerking heeft tot doel het onderwijs en het onderzoek van een aantal bevoorrechte instellingen van landen in het Zuiden institutioneel en kwalitatief te ondersteunen. Deze overeenkomst werd getekend op 16 mei 1997.

Inzake de andere onderdelen van de indirecte universitaire samenwerking, verwijst de Algemene overeenkomst naar een reglementering die zowel op inhoudelijk vlak als wat de wettelijke draagwijdte betreft, heterogeen is. In de praktijk vertaalt zich dit in het aanwenden van afzonderlijke subsidiestelsels voor het financieren van eenzelfde type van ontwikkelingssamenwerkingsacties.

De diversiteit en de veelvuldigheid van deze subsidiestelsels verhinderen de goede werking van de administratie, vertragen de uitvoering van de acties op het terrein en beletten de openbare besturen om een globaal beeld te hebben van de indirecte universitaire samenwerking. De procedures verbonden aan deze subsidiestelsels verhinderen de VL.I.R. en de CIUF hun rol van bevoorrechte gesprekspartner van de Belgische Staat voor wat de indirecte universitaire samenwerking betreft, op alle vlakken ten volle uit te oefenen.

In de geest van de voornoemde Algemene overeenkomst en teneinde de reglementering inzake de financiering, door de Belgische Staat, van de indirecte universitaire samenwerking eenvormig te maken en de twee bevoorrechte gesprekspartners terzake, de VL.I.R. en de CIUF, ten volle te responsabiliseren, heeft de Ministerraad in zijn vergadering van 11 december 1997, drie bijzondere overeenkomsten goedgekeurd in verband met domeinen buiten het kader van de institutionele universitaire samenwerking. Aldus wordt de indirecte universitaire samenwerking vandaag in haar geheel geregeld bij overeenkomsten tussen de Belgische Staat, enerzijds, en de Belgische universiteiten (VL.I.R. en CIUF), anderzijds.

Voortaan vertaalt heel de indirecte universitaire samenwerking zich dus in programma's die permanent zullen geëvalueerd worden, zowel op financieel vlak als in termen van bereikte doelstellingen. Deze evaluatie zal gebeuren door een administratie die ontlast is van haar louter procedurele taken.

Het is in dit kader dat dit besluit voorziet in de opheffing van : - het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten; - het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982; - het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 1 vermeldt de opgeheven koninklijke besluiten alsmede de dag waarop de opheffingen in werking treden.

Artikel 2 bevat de overgangsmaatregelen betreffende de bij artikel 1 opgeheven koninklijke besluiten.

Artikel 3 geeft de dag aan waarop dit koninklijk besluit in werking treedt.

De aangelegenheden die het voorwerp zijn van de drie bij artikel 1 opgeheven koninklijke besluiten worden vandaag geregeld door de drie voornoemde bijzondere overeenkomsten.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS 12 DECEMBER 1997. - Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten, alsmede van het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982, alsmede van het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 24 december 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de algemene overeenkomst tussen de Belgische Staat en de universiteiten (VL.I.R. en CIUF) inzake ontwikkelingssamenwerking, goedgekeurd door de Ministerraad van 12 mei 1995, zoals gewijzigd door de Ministerraad van 11 december 1997;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 2 december 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het nodig is om onmiddellijk over te gaan tot de opheffing van het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten, alsmede van het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982, alsmede van het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking, om duidelijkheid en rechtszekerheid te creëren met het oog op het invoeren van een nieuw kader voor de indirecte universitaire samenwerking;

Op de voordracht van Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Opgeheven worden met ingang van 1 januari 1998 : 1° het koninklijk besluit van 10 mei 1966 betreffende de toekenning van studie- en reisbeurzen in de ontwikkelingslanden aan professoren en studenten;2° het koninklijk besluit van 10 augustus 1981 tot vaststelling van de subsidiecriteria van de universitaire opleiding in België voor de onderhorigen van de ontwikkelingslanden vanaf het academiejaar 1981-1982;3° het koninklijk besluit van 3 juni 1985 tot invoering van een regeling voor de subsidiëring van initiatieven, andere dan opleiding in België, door de universitaire instellingen genomen ter zake van ontwikkelingssamenwerking.

Art. 2.§ 1. De subsidies die worden toegekend aan de professoren en de studenten in het kader van het bij artikel 1, 1°, opgeheven besluit, blijven verworven door de begunstigden onder de bij het bedoelde koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden. § 2. De subsidies die worden toegekend of die verschuldigd zijn aan de universitaire instellingen in het kader van het bij artikel 1, 2°, opgeheven besluit, blijven verworven door de begunstigden of verschuldigd aan hen onder de bij het bedoelde koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden en dit tot en met het academiejaar 1997-1998. § 3. De subsidies die worden toegekend hetzij aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VL.I.R.), hetzij aan de Conseil interuniversitaire de la Communauté française (CIUF), hetzij aan de universitaire instellingen, voor projecten die worden verwezenlijkt, met de goedkeuring van de VL.I.R. of van de CIUF, in het kader van het bij artikel 1, 3°, opgeheven besluit, blijven verworven door de begunstigden onder de bij het bedoelde koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden, tot op het ogenblik dat de uitvoering van het project wordt beëindigd.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS

^