gepubliceerd op 05 november 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan
11 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, inzonderheid op de artikelen 9 en 13, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Begroting van 28 maart 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat in het kader van het plaatselijk veiligheidsbeleid de gemeenten zo spoedig mogelijk over bijkomende instrumenten moeten kunnen beschikken om tegen een beperkte loonkost bijkomende contractuele werknemers in dienst te nemen ter ondersteuning van het lokaal veiligheidsbeleid en daarvoor het Activaplan dient uitgebreid te worden; dat daarnaast enige technische aanpassingen van het Activaplan nodig zijn omdat in de praktijk gebleken is dat de toepassing ervan leidt tot ongewilde gevolgen door bepaalde categorieën van niet-werkende werkzoekenden, die zich in een zwakke positie op de arbeidsmarkt bevinden, uit te sluiten van het toepassingsgebied van dat besluit, waardoor de wedertewerkstelling van die werkzoekenden wordt bemoeilijkt; dat ten slotte de toepassing van het Activaplan in het kader van uitzendarbeid en andere arbeidsovereenkomsten van korte duur een andere berekening van de loonkostsubsidie vergen dan deze die geldt voor langduriger arbeidsovereenkomsten; dat al deze bepalingen samen dringend dienen vastgelegd te worden teneinde de continuïteit en effectiviteit van het tewerkstellingsbeleid te waarborgen;
Gelet op het advies 35.298/3 van de Raad van State, gegeven op 17 april 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Werk en van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 7, 3°, van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan, worden de woorden « zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming » vervangen door de woorden « maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand ».
Art. 2.In artikel 8, § 1, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden « negen kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming » vervangen door de woorden « maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand » en worden de woorden « achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming » vervangen door de woorden « maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand ».
Art. 3.In artikel 8, § 2, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden « zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming » vervangen door de woorden « maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand ».
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende : «
Art. 9bis.In afwijking van artikel 9 wordt het bedrag van de financiële tussenkomst die toegekend kan worden voor een arbeidsovereenkomst voor een beschouwde kalendermaand verkregen door 500 EUR te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal uren waarvoor loon verschuldigd is tijdens de periode gedekt door die arbeidsovereenkomst gelegen in deze beschouwde kalendermaand en de noemer gelijk aan 4,33 maal de factor S, zijnde de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijds werknemer, verhoogd met de betaalde uren inhaalrust ingevolge een regeling tot vermindering van de arbeidsduur, indien het een tewerkstelling betreft : 1° in het kader van uitzendarbeid in de zin van Hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; 2°in het kader van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van minder dan twee maanden, gerekend van datum tot datum. »
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, dat de artikelen 10bis tot 10sexies omvat, luidende : « HOOFDSTUK IIIbis. - Aanwerving van rechthebbenden door plaatselijke overheden in het kader van het lokaal veiligheids- en preventiebeleid Afdeling 1. - Werkgevers
Art. 10bis.Dit hoofdstuk is van toepassing indien de werkgever die de rechthebbende aanwerft een plaatselijke overheid is die met de Minister van Binnenlandse Zaken een overeenkomst heeft gesloten zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid, 1°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, en voorzover de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld : 1° de aanwerving wordt verricht ter ondersteuning van het plaatselijk veiligheids- en preventiebeleid, onder meer met betrekking tot : - de aanwezigheid en het toezicht bij de uitgang van de scholen; - de aanwezigheid en het toezicht in de omgeving van en in sociale woonwijken; - de aanwezigheid en het toezicht op openbare parkeerplaatsen voor auto's en fietsen; - de aanwezigheid en het toezicht op en in de omgeving van het Openbaar vervoer; - het verhogen van het veiligheidsgevoel door te waken over de gemeentelijke infrastructuur, in te staan voor preventiecampagnes, het sensibiliseren van de bevolking; - de aanpak in verband met de bescherming van het milieu; - het vaststellen in een rapport van inbreuken die uitsluitend beteugeld worden met administratieve sancties en dit rapport overmaken aan de daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente; 2° het betreft geen vervanging van een statutair personeelslid, noch van een contractueel personeelslid, tenzij het contractueel personeelslid was aangeworven in het kader van dit hoofdstuk;3° de plaatselijke overheid voorziet in een passende basisopleiding van de werknemer, in samenwerking met de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;4° de plaatselijke overheid verbindt zich er toe de door de Minister van Binnenlandse Zaken voorgeschreven werkkledij ter beschikking te stellen van de werknemer;5° de plaatselijke overheid verbindt zich ertoe de werknemer de andere benodigde werkingsmiddelen ter beschikking te stellen;6° de werknemer heeft, om de bevoegheid tot het opstellen van rapporten zoals bedoeld in 1° te kunnen uitoefenen, minstens een diploma of getuigschrift van het lager secundair onderwijs;7° de werknemer legt een bewijs van goed zedelijk gedrag voor. De plaatselijke overheid die overeenkomstig het voorgaande lid personeelsleden wenst aan te werven moet hiervoor voorafgaandelijk een aanvraagdossier indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken, bevattende een gedetailleerde omschrijving van de taken die aan de nieuwe personeelsleden zouden toegewezen worden. De goedkeuring tot aanwerving wordt gezamelijk verleend door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Begroting. Afdeling 2. - Werknemers
Onderafdeling 1 Aanwerving van rechthebbenden die minder dan 45 jaar oud zijn
Art. 10ter.Wanneer een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, een rechthebbende aanwerft die jonger is dan 45 jaar, komt het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn, in afwijking van de artikelen 6 en 7, financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de negenenvijftig daaropvolgende kalendermaanden, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de werknemer is op het ogenblik van de aanwerving gerechtigd op maatschappelijke integratie;2° de werknemer is op het ogenblik van de aanwerving een werkzoekende;3° de werknemer is in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende ten minste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel;4° de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. Onderafdeling 2 Aanwerving van rechthebbenden die minstens 45 jaar oud zijn
Art. 10quater.Wanneer een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, een rechthebbende aanwerft die minstens 45 jaar oud is, komt het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn, in afwijking van de artikelen 8, §§ 1 en 2, en 8ter, financieel tussen in de loonkost vanaf de maand van indiensttreding indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de werknemer is op het ogenblik van de aanwerving gerechtigd op maatschappelijke integratie;2° de werknemer is op het ogenblik van de aanwerving een werkzoekende;3° de werknemer is in de loop van de maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende ten minste honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel;4° de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. Afdeling 3. - Bedrag van de financiële tussenkomst
Art. 10quinquies.§ 1. In afwijking van artikel 9 bedraagt de financiële tussenkomst vanwege het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn in de loonkost van een rechthebbende die jonger is dan 45 jaar en die wordt aangeworven door een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, ten hoogste 700 EUR per kalendermaand.
Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de financiële tussenkomst van maximum 700 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. § 2. In afwijking van artikel 9 bedraagt de financiële tussenkomst vanwege het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn in de loonkost van een rechthebbende die minstens 45 jaar oud is en die wordt aangeworven door een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, ten hoogste 900 EUR per kalendermaand.
Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de financiële tussenkomst van maximum 900 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. § 3. Indien het nettoloon voor een welbepaalde kalendermaand minder bedraagt dan de in de §§ 1 en 2 voorziene financiële tussenkomst, wordt de financiële tussenkomst begrensd tot het voor die kalendermaand verschuldigd nettoloon.
Art. 10sexies.De financiële tussenkomst wordt door het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn aan de werkgever betaald op basis van de maandelijkse voorlegging van een bewijs voor de financiële tussenkomst vanwege het O.C.M.W. De werkgever betaalt maandelijks het volledig verschuldigd nettoloon waarop de werknemer recht heeft. »
Art. 6.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 6, 7, 8 en 8ter » vervangen door de woorden « de artikelen 6, 7, 8, 8ter, 10ter en 10quater ».
Art. 7.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 6, 7, 8 en 8ter » vervangen door de woorden « de bepalingen van dit besluit ».
In artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 6, 7, 8 en 8ter » vervangen door de woorden « dit besluit ».
Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 6, 7, 8 en 8ter » vervangen door de woorden « de artikelen 6, 7, 8, 8ter en 10ter ».
Art. 9.Onze minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, Onze minister bevoegd voor Werk en Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 september 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA