Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 oktober 1999
gepubliceerd op 17 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de vervoerskosten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012673
pub.
17/12/1999
prom.
11/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/11/1999012673/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de vervoerskosten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de vervoerskosten.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 oktober 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1998 Vervoerskosten (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 48980/CO/303.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen.

Onder "werknemer" verstaat men het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel. HOOFDSTUK II. - Bijdrage van de werkgevers

Art. 2.De bijdrage van de werkgever in de verplaatsingsonkosten van de werknemers wordt als volgt vastgesteld : 1) Vervoer per spoorwegen (Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen) : overeenkomstig het barema voortvloeiend uit de koninklijke en ministeriële besluiten getroffen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.2) Gemeenschappelijk openbaar vervoer : voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, wordt de bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen voor de verplaatsingen vanaf 1 km, berekend vanaf de vertrekhalte, vastgesteld volgens de hierna vastgelegde modaliteiten : wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de bijdrage van de werkgever gelijk aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand, zonder evenwel 54 pct.van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden. wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 50 pct. van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeversbijdrage in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 kilometer te overschrijden. 3) Andere verplaatsingsmiddelen : De bijdrage van de werkgever is deze zoals vermeld in punt 2) van dit artikel, op voorwaarde dat de afstand volgens de kortste weg tussen de woonplaats en de werkplaats minstens 1 kilometer bedraagt.

Art. 3.In geval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meerdere andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen en er slechts één vervoerbewijs afgeleverd wordt voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel - zal de bijdrage van de werkgever gelijk zijn aan de werkgeversbijdrage in de prijs van de treinkaart geldend als een sociaal abonnement.

In elk ander geval waarin de werknemer meer dan één vervoermiddel gebruikt wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend : nadat, met betrekking tot elk vervoermiddel waarvan de werknemer gebruik maakt, de bijdrage van de werkgever is berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, worden de aldus bekomen bijdragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen. HOOFDSTUK III. - Terugbetalingsmodaliteiten

Art. 4.De terugbetaling van de vervoerskosten gebeurt per geleverde prestatie en wordt bij de eerstvolgende loonuitkering vereffend.

Indien tussen twee arbeidsprestaties op eenzelfde dag een onderbreking van twee of meer uren valt, zal voor die dag het geheel van de vervoerskosten evenals de terugbetaling ervan, vanaf 1 juni 1998 worden berekend op basis van twee verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen en toepassingsdatum

Art. 5.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 2 en 3 blijven de gunstigere toestanden inzake vervoer en terugbetaling van de vervoerskosten op het vlak van de onderneming behouden.

Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf de begindatum van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997 gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen inzake vervoerskosten, neergelegd op 10 februari 1998 en geregistreerd op 9 maart 1998 onder het nummer 47315/CO/303.03 Zij heeft uitwerking met ingang vanaf 1 juni 1998 en is gesloten voor een onbepaalde duur.

Zij kan op verzoek van de meest gerede partij worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden; deze opzegging moet per aangetekende brief worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^