Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 november 2013
gepubliceerd op 10 december 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2013012266
pub.
10/12/2013
prom.
11/11/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 november 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2013 Loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 26 maart 2013 onder het nummer 114276/CO/126) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren en verbonden zijn door een overeenkomst voor arbeiders of thuisarbeiders.

Met "arbeiders" worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Minimum uurlonen van de meerderjarige arbeiders

Art. 2.De minimum uurlonen van de meerderjarige arbeiders worden, naar gelang van de categorie waartoe zij behoren, als volgt vastgesteld :

Categorieën Catégories

Lonen op 1 januari 2013 37 u 20 week (EUR) Salaires semaine de 37 h 20 (en EUR) au 1er janvier 2013

I

13,7750

II

13,4080

III

13,0550

IV

12,6620

V

12,2620


HOOFDSTUK III. - Jongerenbarema

Art. 3.De hierna vermelde loonschalen blijven behouden. De lonen van de jongeren wijken af van de lonen van de andere werknemers omdat deze jongeren geacht minder beroepservaring te hebben. § 1. Het barema van deze jongeren dient minstens aan te sluiten bij de takenclassificatie vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 september 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 1979, en meer bijzonder bij hoofdstuk III, D, "Omschrijving van de categorieën" en E, "Algemene bepalingen". § 2. Aan jonge arbeiders die met goed gevolg het hoger onderwijs of het hoger secundair technisch onderwijs of het hoger beroepsonderwijs (inclusief de leergangen voor sociale promotie) hebben doorlopen, in een richting aansluitend bij de functie waarin ze worden aangeworven, wordt minstens op de leeftijd van 21 jaar het loon voor de categorie II gewaarborgd.

De jonge arbeiders die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, ontvangen het onderstaand percentage van het loon van de categorie II :

18 jaar/ans

84 pct./p.c.

19 jaar/ans

93 pct./p.c.

20 jaar/ans

97 pct./p.c.

21 jaar/ans

100 pct./p.c.


§ 3. Aan de jonge arbeiders die met goed gevolg tenminste het lager technisch of beroepsonderwijs hebben doorlopen, in een richting aansluitend bij de functie waarin ze worden aangeworven, wordt minstens op de leeftijd van 21 jaar het loon van de categorie III gewaarborgd.

De jonge arbeiders die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, ontvangen het onderstaand percentage van het loon van de categorie III :

18 jaar/ans

84 pct./p.c.

19 jaar/ans

93 pct./p.c.

20 jaar/ans

97 pct./p.c.

21 jaar/ans

100 pct./p.c.


§ 4. Aan de jongeren onder industrieel leercontract wordt het loon gewaarborgd zoals voorzien door de wet van 19 juli 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/1983 pub. 07/09/2011 numac 2011000526 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, gewijzigd door de wet van 6 mei 1998.

Heeft de jongere met goed gevolg zijn opleiding onder industrieel leercontract doorlopen, dan wordt hem tenminste het loon van de categorie gewaarborgd overeenstemmend met het percentage van hogervernoemde leeftijdsklasse en met de functie voorzien in de takenclassificatie. § 5. De arbeiders tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor studenten, die voltijds onderwijs volgen, ontvangen het loon van de categorie V volgens de hiernavolgende percentages :

16 jaar/ans

61 pct./p.c.

17 jaar/ans

70 pct./p.c.

18 jaar/ans

78 pct./p.c.

19 jaar/ans

86 pct./p.c.

20 jaar/ans

90 pct./p.c.

21 jaar/ans

100 pct./p.c.


§ 6. Aan de jongeren die tewerkgesteld zijn in het raam van het deeltijds onderwijs wordt het loon van categorie V gewaarborgd volgens onderstaande percentages :

16 jaar/ans

68 pct./p.c.

17 jaar/ans

77 pct./p.c.

18 jaar/ans

86 pct./p.c.

19 jaar/ans

95 pct./p.c.

20 jaar/ans

100 pct./p.c.

21 jaar/ans

100 pct./p.c.

Heeft de jongere met goed gevolg zijn opleiding in het deeltijds onderwijs doorlopen, dan wordt hem tenminste het loon van de categorie gewaarborgd overeenstemmend met het percentage van hogervernoemde leeftijdsklasse en met de functie voorzien in de takenclassificatie. § 7. Aan de jongeren die geen opleiding hebben doorlopen in een richting aansluitend bij de functie waarin ze worden aangeworven, en die niet tewerkgesteld zijn onder het industrieel leerlingenwezen noch het deeltijds onderwijs volgen, wordt het percentage van het loon zoals bepaald in § 6 toegekend voor de functie voorzien in de takenclassificatie. § 8. De loonsverhoging wordt steeds toegepast bij het begin van het kwartaal waarin de arbeider de vereiste leeftijd bereikt. HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 4.De bij artikelen 2 en 3 vastgestelde minimumuurlonen van de meerderjarige en minderjarige arbeiders evenals het gedeelte van de werkelijk uitbetaalde lonen dat gelijk is aan de minimumlonen, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks vastgesteld door de FOD Economie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.De aanpassing van de lonen gebeurt viermaal per jaar, bij het begin van elk kalenderkwartaal, vanaf de eerste kalenderdag van dit kwartaal en blijft gedurende geheel het kwartaal van toepassing.

Art. 6.Voor elk kwartaal bestaat het referte-indexcijfer uit het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de derde en de tweede maand welke het kalenderkwartaal voorafgaan.

Art. 7.De bij artikel 6 voorziene aanpassing per kwartaal van de lonen wordt als volgt berekend : de lonen van het vorige kwartaal worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt, berekend tot vier decimalen, van de deling van het referte-indexcijfer door het vorige referte-indexcijfer. De vierde decimaal blijft ongewijzigd wanneer de vijfde decimaal begrepen is tussen 0 en 4 en wordt met één eenheid verhoogd wanneer de vijfde decimaal 5 of hoger dan 5 is.

Art. 8.De aanpassing van de lonen aan het indexcijfer wordt tot het volgende kwartaal uitgesteld zolang, na afronding zoals voorzien in artikel 7, de coëfficiënt tussen 0,9950 en 1,0050 ligt. In dit geval wordt de volgende coëfficiënt berekend door het gemiddelde van de indexcijfers van de derde en de tweede maand die het kalenderkwartaal voorafgaan, te delen door dezelfde deler welke er gebruikt geweest is toen de coëfficiënt geen aanleiding heeft gegeven tot aanpassing.

Art. 9.Het resultaat van de berekeningen door toepassing van de coëfficiënt met vier decimalen wordt afgerond naar de hoger of lager liggende decimaal. Wanneer het aantal centiemen hoger is dan of gelijk aan 5 centiemen, wordt het resultaat afgerond naar de hogere decimaal en wanneer het aantal centiemen lager is dan 5 centiemen naar de lagere decimaal.

Art. 10.Indien bij de aanvang van een kwartaal gelijktijdig een verhoging voortvloeiende uit de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere verhoging van de lonen moet worden toegepast, wordt de aanpassing voortvloeiende uit de koppeling aan het indexcijfer toegepast nadat eerst de lonen met de bepaalde verhoging werden aangepast. HOOFDSTUK V. - Toekenning van loonbijslag wanneer het werk met opeenvolgende ploegen wordt ingericht

Art. 11.Omwille van het hinderlijke karakter van het werk met opeenvolgende ploegen, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden recht op de betaling van loonbijslagen die als volgt worden vastgesteld :

Arbeidsuren tussen/Heures de travail situées entre

Bijslag per uur/Supplément par heure

5 en/et 21 uur/heures of/ou 6 en/et 22 uur/heures

7,5 pct./p.c.

21 en/et 5 uur/heures of/ou 22 en/et 6 uur/heures (nachtarbeid/travail de nuit)

22,5 pct.

Deze bijslagen zijn niet van toepassing op de ondernemingen waar reeds evenwaardige bijslagen worden toegekend, hetzij in percentage, hetzij in een andere vorm. In geval van werk met opeenvolgende ploegen moet het werk op zaterdag uiterlijk om 13 uur eindigen.

De gunstiger toestanden, die de arbeiders van sommige ondernemingen genieten, blijven behouden.

Art. 12.De in artikel 11 bedoelde arbeiders hebben per arbeidsdag bovendien recht op een rusttijd van vijftien minuten, welke op de duur van hun werktijd wordt aangerekend en als arbeidstijd wordt bezoldigd.

Art. 13.Voor de arbeiders tewerkgesteld in andere vormen van arbeidsorganisatie dan bedoeld in artikel 11 en die een hinderlijk karakter vertonen, en waarvoor een afwijking bij koninklijk besluit of een beslissing van het paritair comité vereist is, zullen soortgelijke beloningsvoorwaarden worden vastgesteld op het niveau van de onderneming. HOOFDSTUK VI. - Werkgelegenheid

Art. 14.In geval van vermindering van het werk veroorzaakt door economische omstandigheden, wordt ten zeerste aanbevolen alvorens tot afdanking over te gaan, het overblijvend werk zoveel mogelijk onder de arbeiders te verdelen met alle mogelijke middelen.

Art. 15.In elk geval zal bij de invoering van kortwerk of beurtstelsel, evenals bij de noodzaak tot afdanking van personeel, de ondernemingsraad of bij ontstentenis van dit orgaan, de vakbondsafvaardiging, hierover voorafgaandelijk worden geraadpleegd.

Ingeval de onderneming moet overgaan tot het maken van overuren wordt ten zeerste aanbevolen, onverminderd de toepassing van de wet op de arbeidsduur, deze overuren door de arbeiders te doen recupereren.

Wat het informatierecht van de overlegorganen betreft, wordt aanbevolen de bestaande reglementering in de geest van de wet toe te passen.

Art. 16.§ 1. De ondernemingen die een beroep wensen te doen op de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van de gebruikers (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987) en op de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36 gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad houdende conservatoire maatregelen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 december 1981 (Belgisch Staatsblad van 16 februari 1982), kunnen dit slechts doen binnen de perken voorzien in de wet en daar waar vereist, na goedkeuring ervan op ondernemingsvlak tussen de vertegenwoordigers van de arbeiders en na kennisgeving ervan aan de bevoegde ambtenaar. § 2. Buiten de gevallen omschreven onder § 1 van dit artikel, dient het abnormaal langdurig in dienst houden van een uitzendkracht voor dezelfde functie te worden beperkt. § 3. Wordt als "abnormaal langdurig" beschouwd, de tewerkstelling van een uitzendkracht onder opeenvolgende contracten waarvan de totale duur 9 maanden overschrijdt. § 4. Wanneer de onderbreking van de tewerkstelling bij de werkgever-gebruiker 4 weken niet overschrijdt, wordt de termijn van 9 maanden berekend van bij het begin van de tewerkstelling. HOOFDSTUK VII. - Sociale vrede

Art. 17.De werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe, gedurende de looptijd van deze overeenkomst, geen algemene noch collectieve eisen te stellen, noch op het niveau van de sector, noch op ondernemingsvlak.

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en houdt op van kracht te zijn op 1 juli 2013. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2011 waarvan de uitwerking met ingang van 1 januari 2013 verviel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Deze bepaling houdt in dat de lonen wel aan het indexcijfer worden aangepast wanneer de coëfficiënt, na afronding zoals voorzien in artikel 7, gelijk is aan 0,9950 of aan 1,0050.

^