gepubliceerd op 15 juni 2007
Koninklijk besluit tot verhoging van de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten voor de begunstigden van een overlevingspensioen
11 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot verhoging van de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten voor de begunstigden van een overlevingspensioen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen, genomen ter uitvoering van artikel 19 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen.
Dit koninklijk besluit strekt ertoe de in de pensioenregeling van de werknemers bepaalde verhogingen van de bedragen inzake toegelaten beroepsarbeid voor de begunstigden van een overlevingspensioen die jonger zijn dan 65 jaar, eveneens in te voeren voor de pensioenen van de overheidssector.
Voor dergelijke begunstigden worden de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten substantieel verhoogd vanaf 1 januari 2007. Omwille van de leesbaarheid worden de bedragen afgerond tot het hogere duizendtal euro.
Bovendien worden, in dezelfde lijn, de wegens kinderlast toegekende verhogingen van de bedragen opgetrokken van 3710,80 EUR naar 4.000,00 EUR in geval van een activiteit als werknemer en van 2.968,63 EUR naar 3.200,00 EUR in geval van een activiteit als zelfstandige.
Voor de andere categorieën van gepensioneerden blijven de verhogingen wegens kinderlast ongewijzigd. Niettemin wordt artikel 9, § 1, eerste lid, van de wet van 5 april 1994 volledig herschreven omwille van de leesbaarheid van de tekst.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK
11 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot verhoging van de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten voor de begunstigden van een overlevingspensioen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 28 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 1 december 2006;
Gelet op het advies van het Comité Overheidsbedrijven, gegeven op 5 maart 2007;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 27 maart 2007;
Gelet op het protocol n° 159/3 van 23 april 2007 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1 vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit maatregelen bevat die ingaan op 1 januari 2007 en dat het bijgevolg van belang is dat de verschillende openbare machten en instellingen die voormelde wet van 5 april 1994 dienen toe te passen, zo vlug mogelijk op de hoogte gebracht worden van de door dit besluit doorgevoerde wijzigingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 7, § 1 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het bedrag van 14.843,13 EUR, zoals bepaald in het eerste lid, 1° en 4°, wordt vervangen door het bedrag van 16.000,00 EUR; 2° het bedrag van 11.874,50, zoals bepaald in het eerste lid, 2°, en in het tweede lid, wordt vervangen door het bedrag van 12.800,00 EUR.
Art. 2.Artikel 9, eerste lid, van voormelde wet van 5 april 1994, gewijzigd bij de wet van 19 juni 1996 en bij de koninklijke besluiten van 7 februari 1997, 24 april 1998, 22 september 2000, 11 december 2001, 23 december 2002 en 31 juli 2004, wordt vervangen als volgt : « Indien de gerechtigde of zijn echtgenoot in de loop van een bepaald jaar kinderbijslag of een als zodanig geldende tegemoetkoming ontvangt voor ten minste één kind, wordt of worden voor datzelfde jaar : - de bedragen van 13.556,68 EUR bepaald bij artikel 4, § 1, eerste lid, 1° en 4°, en van 7.421,57 EUR bepaald bij artikel 4, § 5, eerste lid, 1° en 4°, met 3.710,80 EUR verhoogd; - de bedragen van 10.845,34 EUR bepaald bij artikel 4, § 1, eerste lid, 2° en tweede lid, en van 5.937,26 EUR bepaald bij artikel 4, § 5, eerste lid, 2°, en tweede lid, met 2.968,63 EUR verhoogd; - het bedrag van 16.000,00 EUR bepaald bij artikel 7, § 1, eerste lid, 1° en 4°, met 4.000,00 EUR verhoogd; - het bedrag van 12.800,00 EUR bepaald bij artikel 7, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, met 3.200,00 EUR verhoogd. ».
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Art. 4.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK