Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2002
gepubliceerd op 29 maart 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022249
pub.
29/03/2002
prom.
11/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/11/2002022249/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de kinderbijslag voor zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wet van 6 april 1995, en artikel 7;

Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikelen 3, 4 en 9, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997, en op artikel 24;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, inzonderheid op artikel 39, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 november 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen om schadeloosstelling en om herziening van reeds toegekende vergoedingen bij het Fonds voor de beroepsziekten worden ingediend en onderzocht, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 november 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot uitvoering, wat de arbeidsongevallenverzekering in de private sector betreft, van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 oktober 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot uitvoering voor de beroepsziekteverzekering in de private sector, van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot wijziging van artikel 23 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie, gegeven op 11 juli 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten, gegeven op 11 juli 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 3 september 2001;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 3 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gegeven op 17 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen, gegeven op 17 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, gegeven op 17 september 2001;

Gelet op het advies van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap, gegeven op 17 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, gegeven op 18 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 19 september 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor overzeese sociale zekerheid, gegeven op 26 september 2001;

Gelet op het advies van de Raad van Beheer van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, gegeven op 3 oktober 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 oktober 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 26 oktober 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 32.528/1, gegeven op 10 januari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister belast met Middenstand en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Pensioenen

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende : «

Art. 11bis.Wanneer de aanvraag ingediend wordt bij een instelling van sociale zekerheid die niet bevoegd is inzake pensioenen en die aanvraag doorgestuurd wordt naar de Rijksdienst, geldt de ontvangstdatum bij de onbevoegde instelling van sociale zekerheid als datum van indiening van de aanvraag bij de Rijksdienst.

De ontvangstdatum van de aanvraag bij de onbevoegde instelling wordt vermeld op het ontvangstbewijs dat de Rijksdienst aan de betrokkene bezorgt. »

Art. 2.In artikel 21quater van hetzelfde besluit worden het vijfde en het zesde lid opgeheven.

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 21quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 21quinquies.§ 1. De Rijksdienst moet aan elke persoon die daar schriftelijk om verzoekt, de dienstige inlichtingen verstrekken betreffende zijn rechten en plichten in het pensioenstelsel der werknemers.

Onder dienstige inlichtingen wordt verstaan alle inlichtingen die de sociaal verzekerde, op het gebied waarop zijn verzoek betrekking heeft, duidelijkheid verschaffen over zijn persoonlijke toestand inzake pensioen.

De in het vorige lid bepaalde inlichtingen betreffen met name : 1° de toekenningsvoorwaarden van het pensioen;2° de elementen die voor de vaststelling van het pensioen in aanmerking worden genomen;3° de regels betreffende de sociale en fiscale inhoudingen toe te passen op het pensioen;4° de toekenning en het bedrag van het vakantiegeld;5° de verminderingen of de schorsing van het pensioen met toepassing van de cumulatieregels. § 2. Deze inlichtingen worden verstrekt binnen een termijn van 45 dagen, die aanvangt op de datum waarop de Rijksdienst het verzoek om inlichtingen heeft geregistreerd.

Deze inlichtingen zijn in principe kosteloos. De afgifte van een kopie van een bestuursdocument brengt echter de inning mee van een vergoeding vastgesteld door het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 21sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 21sexies.De Rijksdienst moet aan de sociaal verzekerde die er om verzoekt, raad geven over de uitoefening van zijn rechten of het vervullen van zijn plichten en verplichtingen inzake pensioen. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 21septies ingevoegd, luidende : «

Art. 21septies.De Rijksdienst zendt de verzoeken om inlichtingen of om raad inzake materies waarvoor hij niet bevoegd is onverwijld door aan de bevoegde instelling. De verzoeker wordt van deze doorzending verwittigd. » HOOFDSTUK II. - Geneeskundige verzorging en uitkeringen

Art. 6.In het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt een artikel 295quater ingevoegd, luidende : «

Art. 295quater.Het Instituut en de verzekeringsinstellingen verstrekken aan elke sociaal verzekerde die daar schriftelijk om verzoekt de dienstige inlichtingen betreffende zijn rechten en verplichtingen in het kader van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Wanneer deze wetgeving raakpunten vertoont met andere sectoren van de sociale zekerheid kunnen de inlichtingen ook betrekking hebben op rechten en verplichtingen in die andere sectoren.

Onder dienstige inlichtingen wordt verstaan, elke inlichting die aan de sociaal verzekerde, op het gebied waarop zijn verzoek betrekking heeft, duidelijkheid verschaft over zijn persoonlijke toestand. Die inlichtingen hebben inzonderheid betrekking op de toekenningsvoorwaarden van de prestaties, op de elementen die voor de vaststelling van het bedrag van de prestaties in aanmerking worden genomen en op de redenen voor vermindering, schorsing of weigering van de prestaties.

Die inlichtingen worden verstrekt binnen een termijn van ten hoogste vijfenveertig dagen. Die termijn neemt een aanvang bij de ontvangst van het verzoek om inlichtingen door het Instituut of de verzekeringsinstellingen. » HOOFDSTUK III. - Gezinsbijslag

Art. 7.Overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, verstrekken de kinderbijslaginstellingen bedoeld bij de artikelen 19, 31, 32 en 33 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, de sociale verzekeringskassen bedoeld bij artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 tot invoering van het sociaal statuut der zelfstandigen, alsook het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen bedoeld bij artikel 21 van hetzelfde besluit, aan de sociaal verzekerde de dienstige inlichtingen voor zijn verzoek.

Onder dienstige inlichtingen wordt verstaan, alle gegevens die de sociaal verzekerde duidelijkheid kunnen verschaffen over zijn individuele situatie op het stuk van gezinsbijslag. Deze gegevens hebben inzonderheid betrekking op de toekenningsvoorwaarden van deze bijslag en op het behoud van deze toekenning, evenals op de elementen waarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van het bedrag ervan.

De termijn van 45 dagen bepaald in artikel 3, vierde lid, van de in het eerste lid genoemde wet, gaat in op de datum waarop het verzoek om inlichtingen door de kinderbijslaginstelling, door de sociale verzekeringskas of door het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, bevoegd om ze te beantwoorden, werd geregistreerd.

Art. 8.In artikel 39 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 november 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het derde lid wordt vervangen als volgt : « Buiten de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door een aanvraag of een klacht, bij gewone post, fax of elektronische post verzonden naar de instelling die bevoegd is voor de toekenning van de uitkeringen, of door de neerlegging van een dergelijke aanvraag of klacht bij deze instelling.Naargelang van het geval, gebeurt de stuiting op de datum van het ter post aangetekend schrijven, waarvoor de postdatum als bewijs geldt, of, bij gebreke eraan, op de datum van het ontvangstbewijs dat door de bevoegde instelling wordt afgeleverd aan de persoon die uitkeringen aanvraagt of opeist. » 2° Er wordt tussen het derde en vierde lid het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het derde lid geldt, naargelang van het geval, als datum voor de aanvraag of klacht die werd toegezonden aan de bevoegde instelling en die werd ingediend bij een onbevoegde Belgische instelling van sociale zekerheid, de datum van het ter post aangetekend schrijven, waarvoor de postdatum geldt als bewijs, of, bij gebreke daaraan, de ontvangstdatum die de laatst genoemde instelling aan de bevoegde instelling meedeelt.» HOOFDSTUK IV. - Arbeidsongevallen

Art. 9.In het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot uitvoering, wat de arbeidsongevallenverzekering in de private sector betreft, van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociale verzekerde wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid van het handvest, wordt onder dienstige inlichtingen verstaan, alle inlichtingen die kaderen in het verzoek van de sociaal verzekerde en die zijn individuele toestand verduidelijken inzake het ongeval waarvan hij slachtoffer of rechthebbende is. Deze inlichtingen betreffen inzonderheid de erkenning van het arbeidsongeval, de toekenningsvoorwaarden van de prestaties, de elementen die in aanmerking worden genomen voor de berekening ervan en voor de toepassing van de cumulatieregels. »

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 1ter.De termijn van 45 dagen, bedoeld in artikel 3, vierde lid van het handvest om dienstige inlichtingen te verstrekken, vangt aan op de datum van ontvangst van het verzoek door het Fonds of de verzekeraar. » HOOFDSTUK V. - Beroepsziekten

Art. 11.In het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot uitvoering voor de beroepsziekteverzekering in de private sector, van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, wordt in de plaats van artikel 1, dat artikel 1bis wordt, een nieuw artikel 1 ingevoegd, luidende : «

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, wordt onder "dienstige inlichtingen" verstaan, alle inlichtingen die de sociaal verzekerde op het gebied waarop zijn verzoek betrekking heeft, duidelijkheid verschaffen over zijn persoonlijke toestand. Deze inlichtingen worden verstrekt op basis van de wetgeving die toepasselijk is op de datum van het verzoek. § 2. De termijn van 45 dagen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van dezelfde wet om dienstige inlichtingen te verstrekken, vangt aan op de datum van ontvangst van het verzoek door het Fonds. »

Art. 12.In artikel 1 van hetzelfde besluit, dat artikel 1bis wordt, worden de woorden "van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde" vervangen door de woorden "van dezelfde wet".

Art. 13.Artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen om schadeloosstelling en om herziening van reeds toegekende vergoedingen bij het Fonds voor de beroepsziekten worden ingediend en onderzocht, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 november 1997, wordt vervangen als volgt : « Wanneer de aan het Fonds doorgestuurde aanvraag om schadeloosstelling of om herziening overeenkomstig artikel 2 werd ingediend bij een onbevoegde Belgische instelling van sociale zekerheid, heeft de aanvraag als datum deze van indiening bij de onbevoegde instelling, te weten deze van het postmerk wanneer zij werd ingediend onder aangetekende omslag en, indien dit niet het geval was, deze van de ontvangst van de aanvraag bij de onbevoegde instelling. » HOOFDSTUK VI. - Jaarlijkse vakantie

Art. 14.Het opschrift van het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot wijziging van artikel 23 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van "het handvest" van de sociaal verzekerde wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit ter uitvoering, voor het stelsel van de jaarlijkse vakantie van de werknemers, van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, en tot wijziging van artikel 23 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers. »

Art. 15.In het koninklijk besluit van 24 november 1997 tot wijziging van artikel 23 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, wordt in de plaats van artikel 1, dat artikel 1bis wordt, een nieuw artikel 1 ingevoegd, luidende : «

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde, moet onder dienstige inlichting worden verstaan, elke inlichting die aan de sociaal verzekerde, in het licht van zijn verzoek, aanwijzingen kan geven over zijn individuele toestand inzake vakantiegeld ten laste van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie of van de Bijzondere Vakantiefondsen. Deze aanwijzingen hebben inzonderheid betrekking op de toekenningsvoorwaarden van het vakantiegeld en op de elementen die voor de vaststelling van het bedrag ervan in aanmerking genomen worden. § 2. De termijn van 45 dagen bepaald in artikel 3, vierde lid, van de in § 1 genoemde wet, gaat in op de datum waarop het verzoek om inlichtingen door de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie of het bijzonder vakantiefonds, bevoegd om ze te beantwoorden, werd geregistreerd. » HOOFDSTUK VII. - De sociale zekerheid voor zeelieden ter koopvaardij

Art. 16.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "de wet" : de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde;2° "het koninklijk besluit van 24 oktober 1936" : het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;3° "het koninklijk besluit van 20 mei 1976" : het koninklijk besluit van 20 mei 1976 tot inrichting van de sociale dienst voor de aangeslotenen bij de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;4° "HVKZ" : Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.

Art. 17.Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet, wordt onder dienstige inlichtingen verstaan, elke inlichting die aan de sociaal verzekerde, op het gebied waarop zijn verzoek betrekking heeft, duidelijkheid verschaft over zijn persoonlijke toestand, inzake zijn rechten en verplichtingen : 1° in de ziekte- en invaliditeitsverzekering van de zeelieden ter koopvaardij, georganiseerd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 1936.Die inlichtingen hebben inzonderheid betrekking op de toekenningsvoorwaarden van de prestaties, op de elementen die voor de vaststelling van het bedrag van de prestaties in aanmerking worden genomen en op de redenen voor vermindering, schorsing of weigering van de prestaties; 2° in de regeling betreffende de oorlogsvaartvergoeding, bedoeld in artikel 41bis van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936.Die inlichtingen hebben inzonderheid betrekking op de voorwaarden van toekenning van de aanvullende vergoeding, op de elementen die in aanmerking worden genomen ter vaststelling van het bedrag en op de redenen voor de weigering van de vergoeding; 3° in de regeling van de sociale dienst van de zeelieden, georganiseerd bij het koninklijk besluit van 20 mei 1976.Die inlichtingen hebben inzonderheid betrekking op de voorwaarden van toekenning van de tussenkomst, op de elementen waarmee rekening wordt gehouden ter vaststelling van het bedrag en op de redenen voor vermindering of weigering van de tussenkomst.

Art. 18.De in artikel 17 bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen een termijn van ten hoogste vijfenveertig dagen. Die termijn neemt een aanvang bij de ontvangst van het verzoek om inlichtingen door de HVKZ.

Art. 19.Ingeval een aanvraag om een prestatie wordt ingediend bij een instelling van sociale zekerheid, al dan niet bevoegd inzake de materies bedoeld in artikel 17, wordt de aanvraag geldig op de datum waarop ze door die instelling werd ontvangen. HOOFDSTUK VIII. - De overzeese sociale zekerheid

Art. 20.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "de wet" : de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde;2° "de wet van 16 juni 1960" : de wet van 16 juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd;3° "wet van 17 juli 1963" : de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid; 4° "D.O.S.Z." : Dienst voor de overzeese sociale zekerheid.

Art. 21.Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt onder dienstige inlichtingen verstaan, alle inlichtingen die de sociaal verzekerde op het gebied waarop zijn vraag betrekking heeft, duidelijkheid verschaffen over zijn persoonlijke toestand inzake pensioenrechten op basis van de wetten van 16 juni 1960 en 17 juli 1963. Deze inlichtingen worden verstrekt op basis van de wetgeving die toepasselijk is op de datum van het verzoek. De in het eerste lid bedoelde inlichtingen betreffen : 1° de voorwaarden tot toekenning van het pensioen;2° het pensioenbedrag op de eventuele ingangsdatum en de elementen die in aanmerking werden genomen om dit bedrag vast te stellen;3° het bedrag van het toegekende vakantiegeld. Voor zover het hem aanbelangt, wordt de sociaal verzekerde bovendien ingelicht over de verminderingen of de schorsing van het pensioen in toepassing van de wetsbepalingen.

Art. 22.De in artikel 3, vierde lid, van de wet bepaalde termijn van 45 dagen gaat in op de datum waarop de DOSZ het verzoek om inlichtingen heeft ontvangen.

Deze ontvangstdatum moet op onuitwisbare wijze voorkomen op het verzoek om inlichtingen.

Art. 23.De ontvangstdatum van een pensioenaanvraag ingediend bij de DOSZ is de datum waarop de DOSZ de aanvraag heeft geregistreerd. Deze ontvangstdatum, die op onuitwisbare wijze op de aanvraag zelf moet voorkomen, wordt aan de betrokkene meegedeeld in het in artikel 9, tweede lid, van de wet bepaalde ontvangstbewijs.

Art. 24.Wanneer een pensioenaanvraag wordt ingediend bij een instelling van sociale zekerheid, die al of niet bevoegd is inzake pensioenen, wordt de aanvraag gevalideerd op de datum waarop deze instelling de aanvraag heeft ontvangen, voorzover de toekennings-voorwaarden voorzien in de wetten van 16 juni 1960 en 17 juli 1963, vervuld zijn en de sociaal verzekerde erom verzoekt. HOOFDSTUK IX. - Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

Art. 25.In het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.§ 1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde wordt onder dienstige inlichtingen verstaan, alle inlichtingen die de persoon met een handicap op het gebied waarop zijn aanvraag tot tegemoetkoming betrekking heeft, duidelijkheid verschaffen over zijn persoonlijke toestand.

Deze inlichtingen worden verstrekt op basis van de wetgeving en jurisprudentie die toepasselijk zijn op de datum van het verzoek.

De in het eerste lid bedoelde inlichtingen betreffen : 1° de voorwaarden voor de opening van het recht op een tegemoetkoming;2° het bedrag van de tegemoetkoming alsook de elementen die in aanmerking werden genomen om dit bedrag vast te stellen. § 2. De in artikel 3, vierde lid, van dezelfde wet bepaalde termijn van 45 dagen gaat in op de datum van ontvangst van het verzoek bij de dienst. »

Art. 26.In het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.§ 1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde wordt onder dienstige inlichtingen verstaan, alle inlichtingen die de persoon met een handicap op het gebied waarop zijn aanvraag tot tegemoetkoming betrekking heeft, duidelijkheid verschaffen over zijn persoonlijke toestand.

Deze inlichtingen worden verstrekt op basis van de wetgeving en jurisprudentie die toepasselijk zijn op de datum van het verzoek.

De in het eerste lid bedoelde inlichtingen betreffen : 1° de voorwaarden voor de opening van het recht op een tegemoetkoming;2° het bedrag van de tegemoetkoming alsook de elementen die in aanmerking werden genomen om dit bedrag vast te stellen. § 2. De in artikel 3, vierde lid, van dezelfde wet bepaalde termijn van 45 dagen gaat in op de datum van ontvangst van het verzoek bij de dienst. » HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 27.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister belast met Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen F. VANDENBROUCKE De Minister belast met Middenstand R. DAEMS

^