Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juli 2003
gepubliceerd op 22 juni 2004

Koninklijk besluit houdende vaststelling van bijzondere regels inzake prijsaanduiding in de reizensector

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011333
pub.
22/06/2004
prom.
11/07/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JULI 2003. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van bijzondere regels inzake prijsaanduiding in de reizensector


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het U voorgelegde koninklijk besluit strekt ertoe om voor de reizensector, op basis van een aantal objectief vaststelbare criteria, een beperkte uitzondering te maken op de vereiste van de totale prijsaanduiding, zoals deze vervat is in artikel 3 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna genoemd de W.H.P.C.).

Dit besluit is genomen in uitvoering van artikel 6, 1., van de W.H.P.C. Deze bepaling machtigt de Koning om voor de producten en diensten of categorieën van producten en diensten die Hij aanwijst, "bijzondere regels te stellen inzake de prijsaanduiding en de aankondigingen van de prijsverminderingen en prijsvergelijkingen".

Zoals duidelijk blijkt uit de voorbereidende werkzaamheden op de wet van 14 juli 1991 en meer precies de Memorie van Toelichting (Parl.

St., Senaat, 1984-1985, nr. 947/1, p. 10), wordt de Koning krachtens dit artikel gemachtigd om van de verplichting om de totale prijs aan te duiden af te wijken voor sommige sectoren, die onoverkomelijke moeilijkheden zouden kunnen ondervinden om deze bepaling na te leven. 1. Problematiek Het past vooreerst de problematiek te schetsen die aanleiding gaf tot het voorstellen van een dergelijk, beperkt, uitzonderingsregime. Artikel 3 van de W.H.P.C. stelt : « De aangeduide prijs of het aangeduide tarief moet de door de consument te betalen totale prijs of het totale tarief zijn, waaronder is begrepen : de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald. » Het woordje "verplicht" duidt erop dat de taksen en de kosten van de bijkomende diensten een verplicht karakter moeten hebben, met andere woorden in elk geval verschuldigd zijn. De prijs van "facultatieve" supplementen (als bijvoorbeeld levering, plaatsing, verzending, extralegale waarborg) waarvoor de consument in alle vrijheid kan opteren, dienen niet in de totale prijs van de hoofddienst of het hoofdproduct waaraan zij worden verbonden te worden opgenomen (zie Parl. St., Senaat, 1984-85, 947/1,10). Deze supplementen dienen wel op ondubbelzinnige wijze te worden aangeduid (artikel 2, § 2, W.H.P.C. voor diensten), en de prijs van deze supplementen zal zelf moeten voldoen aan artikel 3 W.H.P.C. Ook de taksen en de kosten van de bijkomende diensten die een verplicht karakter hebben, maar waarvan het bedrag op het ogenblik van de aanbieding niet gekend is omdat het afhankelijk is van een aantal variabelen die de consument in handen heeft, dienen niet in de totale prijs te worden begrepen ("veranderlijke" supplementen). Uit een samenlezing van artikel 2 (de verplichting de prijs of het tarief schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig aan te duiden) en artikel 3 W.H.P.C. volgt dat deze kosten niet in de totale prijs dienen te worden inbegrepen.

Een treffende illustratie hiervan vormen de verblijfstaksen. Dit zijn taksen, door een lokale overheid geheven, bovenop het bedrag van een overnachting in een hotel (die de lokale overheid dan kan aanwenden voor de uitbreiding van de toeristische infrastructuur, in die zin gaat het dan eerder om retributies). Het bedrag van die taksen kan afhankelijk zijn van de bezettingsgraad, van eventuele vrijstellingen of reducties (leeftijd, gezinssamenstelling, aantal nachten, periode van het jaar waarin men logeert,...).

Een arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 18 mei 1995 (T.B.H., 1996, p. 623-634, met noot H. DE BAUW, "De verplichting het totale tarief aan te duiden") ging al in deze richting door te stellen dat "een inschrijvingskost geen dienst betreft die verplicht moet worden bijbetaald wanneer de consument de reële omvang zelf meebepaalt" (l.c., 628, onder punt 3).

Hoewel uit de verdere bespreking van dit koninklijk besluit zal blijken dat deze verblijfstaksen onder het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit kunnen vallen, kan reeds gesteld worden dat deze interpretatie bij de wil van de wetgever aanleunt.

De verplichting om de totale prijs aan te duiden, inclusief alle taksen en de kosten van alle diensten die verplicht moeten worden bijbetaald is een verplichting die ingegeven is vanuit de bekommernis de consument een getrouw beeld te geven omtrent alle financiële incidenties die met een aankoop gepaard gaan.

Hierin gaat de Belgische wetgever verder dan de regelgeving die in de meeste andere landen geldt, en biedt deze bepaling een hogere graad van bescherming dan wat in de reizensector door de richtlijn nr. 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (P.B.E.G., nr. L 158 van 23 juni 1990, p. 59-64) aan de lidstaten is opgelegd.

In artikel 3, § 2, van deze richtlijn wordt enkel de vereiste van een leesbare, duidelijke en nauwkeurige vermelding van de prijs opgelegd indien de consument een brochure ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 8 laat uitdrukkelijk toe dat de Lidstaten strengere bepalingen ter bescherming van de consument vaststellen of handhaven.

Zonder afbreuk te willen doen aan dit algemeen principe van artikel 3 W.H.P.C., wordt het evenwel noodzakelijk geacht, omwille van de hierna opgesomde redenen, een uitzondering op de totale prijsaanduiding in de reizensector toe te laten.

Vastgesteld wordt dat in het kader van reiscontracten aan de consument immers meer en meer taksen worden opgelegd.

Er kan in dit verband gewezen worden op de in hoofde van de consument ter plaatse te betalen luchthaventaksen, en de aankomst- en vertrekbelastingen. Deze taksen dienen ofwel in de transitzone betaald te worden door de consument (waar enkel de reizigers toegang toe hebben), of zijn buiten de transitzone ter plaatse verschuldigd. In sommige gevallen, zoals bij georganiseerde reizen, kan de begeleider hiervoor instaan.

Recentelijk, zo kan vastgesteld worden, vinden ook meer "ecologische" of andere taksen ingang, die ter plaatse aan de consument opgelegd worden, vooral in derde-wereldlanden.

Het gaat dus om een heel gamma van taksen, die soms plots ingevoerd, dan weer afgeschaft worden, en die regelmatig gewijzigd worden. De uiteindelijk aangerekende taksen kunnen bijgevolg moeilijk vooraf precies gekend, en bijgevolg op een correcte wijze medegedeeld worden aan de consument. De reisorganisator wordt hierdoor genoopt, hetzij tot het nemen van commerciële risico's (door het aanrekenen van een vast bedrag dat eventueel de eigen kostprijs niet zal dekken), ofwel het incalculeren van een dermate hoog bedrag dat hij geen enkel risico loopt maar een aantal consumenten wordt opgezadeld met een hogere prijs waarvoor geen economische verantwoording bestaat. Bovendien is er, voor wat de reisbrochures betreft, in regel een ruime tijdsspanne tussen de verspreiding van de brochures en de eigenlijke uitvoering van de reisovereenkomst.

De reiziger zal bovendien nog een meerkost moeten betalen : doordat de taksen ter plaatse (in het buitenland dus) opeisbaar zijn, dient hij hostessen, reisleiders, of plaatselijk aangestelden te belasten met de taak van het afrekenen van deze taksen. De reiziger zal bijgevolg een bijkomende administratieve kost moeten betalen, die hij niet zou hebben wanneer hijzelf ter plaatse zou afrekenen.

In het belang van de consument en van de verkoper is het dus aangewezen voor deze buitenlandse taksen af te wijken van de verplichting ze in de totale prijs te in te begrijpen. De verkoper zal de consument wél op een adequate wijze, dit wil zeggen op een volledige, ondubbelzinnige en duidelijke manier over de prijs van deze taksen dienen in te lichten (cf. infra). 2. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 In artikel 1 wordt het begrip "reisovereenkomst voor een buitenlandse bestemming" gedefinieerd en hiermede het toepassingsgebied van het koninklijk besluit vastgelegd Voor wat het begrip "reisovereenkomsten" betreft wordt verwezen naar de definities van contracten tot reisorganisatie en contracten tot reisbemiddeling in artikel 1, 1°, en 2°, van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling.Deze reisovereenkomsten dienen bovendien aangegaan te worden tussen een verkoper en een consument, in de betekenis daaraan gegeven door artikel 1, 6°, en 7°, van de W.H.P.C. Onder reisovereenkomsten voor een buitenlandse bestemming wordt begrepen iedere reisovereenkomst met als voorwerp een bestemming in het buitenland.

Deze definitie legt enkel vast welke aanbiedingen voor reisovereenkomsten onder het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit vallen en doet geen afbreuk aan de regels van internationaal privaatrecht ter bepaling van het toepasselijk recht.

Artikel 2 Er dient vooreerst opgemerkt te worden dat aan de begrippen "aanbod" of "tekoopaanbieding" in de W.H.P.C., en dus ook in dit besluit, een ruimere betekenis gegeven wordt dan haar gebruikelijke betekenis in burgerrechtelijke zin.

Hiermee wordt immers bedoeld "elk vaststaand voorstel van een verkoper om een product te verkopen of een dienst te leveren, zelfs indien dit voorstel niet juridisch volmaakt is en "slechts" in de reclame wordt gedaan" (zie J. STUYCK, "Overeenkomsten op afstand", in STRAETMANS, G., STUYCK, J., en WYTINCK, P., Recente wetswijzigingen inzake handelspraktijken, Antwerpen, Kluwer, 2000, p. 135, nr. 27).

Enkel indien drie voorwaarden cumulatief voldaan worden, kan van het principe van de prijs alles inclusief afgeweken worden : - het dient te gaan om een taks of retributie, verschuldigd aan een buitenlandse overheid (zie hierover de volgende alinea's); - deze taks dient ter plaatse vereffend te worden; - de taks wordt opgelegd aan de consument.

In zijn advies nr. 34.269/1 wees de Raad van State erop dat er ook gevallen denkbaar zijn waarbij een taks niet direct aan een overheid verschuldigd is, maar waarbij eveneens onoverkomelijke moeilijkheden rijzen om een totale prijsaanduiding te geven bij het aanbod.

Meerbepaald werd verwezen naar verschuldigde luchthaventaksen in een niet door een overheid beheerde luchthaven. De vraag werd bijgevolg opgeworpen waarom enkel taksen verschuldigd aan een overheid tot een afwijking kunnen leiden.

Er kan ingestemd worden met deze opmerking : het beheer van de luchthavens is vaak in handen van een privaatrechtelijke (rechts)persoon. Deze privé- luchthavenexploitanten krijgen vanwege de overheid doorgaans de opdracht om bepaalde taken van openbaar nut uit te voeren, krachtens een door hen met de overheid gesloten beheers- of concessieovereenkomst. In een dergelijke overeenkomst wordt vaak ook bepaald dat de luchthavenexploitant de taksen moet innen voor rekening van de overheid.

De formulering "ter plaatse betaalbaar aan de buitenlandse overheid" zou inderdaad de indruk kunnen wekken dat enkel de taksen of retributies rechtstreeks geïnd door de overheid sensu stricto onder deze uitzonderingsbepaling zouden vallen, terwijl de taksen of retributies, geïnd door privé-exploitanten voor rekening van de (buitenlandse) overheid, hier niet onder zouden vallen. Om die reden wordt de formulering "ter plaatse betaalbaar aan de buitenlandse overheid" vervangen door "ter plaatse betaalbaar". De woorden "ter plaatse" duiden uiteraard op de plaats waar deze taksen of retributies aangerekend worden en betaald dienen te worden, zoals bijvoorbeeld de luchthaven.

Wordt aan de drie hierboven opgesomde voorwaarden voldaan, dan dient de prijs van deze taksen niet in de totale prijs te worden opgenomen, maar moet de consument bij ieder aanbod (gelijktijdig met het aanbod) schriftelijk, en op een volledige, ondubbelzinnige en duidelijke manier geïnformeerd te worden over het bedrag van deze taksen zoals die gelden op het ogenblik van het aanbod.

Gelet op de onvoorspelbaarheid omtrent het bedrag van de uiteindelijk aangerekende taksen (cf. supra), kan de verkoper immers niet altijd het precieze bedrag van deze taksen of retributies op voorhand meedelen. De verkoper dient in dat geval wel alle nodige inspanningen te leveren om de consument zo goed als mogelijk te informeren over de buitenlandse taksen of retributies die hem zullen worden aangerekend, of toch minstens over de constitutieve elementen hiervan.

Bestaat er een reëel risico dat dit bedrag voor wijziging vatbaar is, dan dient de verkoper de consument daar eveneens schriftelijk en uitdrukkelijk over in te lichten.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren.

De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER

ADVIES 34.269/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 18 oktober 2002 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende vaststelling van bijzondere regels inzake de prijsaanduiding in de reizensector", heeft op 16 januari 2003 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe om voor de reissector in een uitzondering te voorzien op het principe gehuldigd door artikel 3 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (W.H.P.C.).

Artikel 3 W.H.P.C. bepaalt dat de aangeduide prijs of het aangeduide tarief de door de consument te betalen totale prijs of het totale tarief moet zijn, daaronder begrepen de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald. Krachtens artikel 6, 1, W.H.P.C. kan de Koning, voor de producten en diensten of categorieën van producten en diensten die Hij aanwijst, onder meer bijzondere regels stellen inzake de prijsaanduiding (1). Deze laatste bepaling vormt derhalve de rechtsgrond voor het ontwerp. (1) In de memorie van toelichting bij voormeld artikel 3 W.H.P.C. wordt het volgende gesteld : "Mochten sommige sectoren onoverkomelijke moeilijkheden ondervinden om deze bepaling na te leven, dan kan de Koning de hem bij artikel 6, 1, opgedragen bevoegdheden doen gelden" (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 947/1, 10).

Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Het eerste lid van de aanhef, dat verwijst naar de rechtsgrond, stelle men als volgt : « Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 6, 1;". 2. Na de eerste aanhefverwijzing dient een nieuw lid te worden ingevoegd, waarin wordt verwezen naar het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 augustus 2002. Artikelen 1 en 2 1. Er wordt ter overweging gegeven in de Nederlandse tekst van de artikelen 1 en 2 van het ontwerp de woorden "reisovereenkomst naar het buitenland" telkens te vervangen door de woorden "overeenkomst met betrekking tot een reis naar het buitenland" (1).(1) Een andere mogelijkheid is : "reisovereenkomst voor een buitenlandse bestemming".2. De Nederlandse ("de buitenlandse taks of retributie") en de Franse tekst ("des taxes ou des rétributions étrangères") van artikel 2, eerste lid, stemmen niet geheel overeen.Die discrepantie dient te worden verholpen. 3. In het verslag aan de Koning, gevoegd bij het ontwerp, wordt uiteengezet dat enkel indien drie voorwaarden cumulatief vervuld zijn, van het principe van de prijs alles inclusief kan worden afgeweken. Die cumulatieve voorwaarden zijn dat het moet gaan om een taks of retributie, verschuldigd door de consument aan een buitenlandse overheid, die ter plaatse vereffend moet worden. Vraag is waarom enkel taksen verschuldigd aan een overheid tot een afwijking kunnen leiden.

Er lijken immers ook gevallen mogelijk waarbij een taks (bv. luchthaventaks in een niet door een overheid beheerde luchthaven) niet direct aan een overheid verschuldigd is, maar waarbij eveneens onoverkomelijke moeilijkheden rijzen om een totale prijsaanduiding te geven bij het aanbod. 4. Uit de toelichting verstrekt door de gemachtigde van de regering aan het bevoegde lid van het auditoraat, blijkt dat de informatie bedoeld in artikel 2, tweede lid, gelijktijdig met het aanbod in het eerste lid dient te worden verstrekt.Om dit beter uit de verf te laten komen, kan men het tweede lid laten aanvangen met de woorden : « Bij elk aanbod bedoeld in het eerste lid, dient de verkoper gelijktijdig de consument schriftelijk... ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

A. Spruyt en M. Rigaux, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Baert.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door Mevr. M.-C. Ceule, eerste referendaris-afdelingshoofd.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, M. Van Damme.

11 JULI 2003. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van bijzondere regels inzake de prijsaanduiding in de reizensector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 6, 1;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 augustus 2002;

Gelet op advies 34.269/1 van de Raad van State, gegeven op 16 januari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, van onze Minister belast met Middenstand en van onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder reisovereenkomst voor een buitenlandse bestemming : ieder contract tot reisorganisatie of tot reisbemiddeling zoals bedoeld in artikel 1, 1°, en 2°, van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, aangegaan tussen een verkoper en een consument, met als voorwerp een bestemming buiten het Belgische grondgebied.

Art. 2.Bij ieder aanbod voor een reisovereenkomst voor een buitenlandse bestemming dient het bedrag van de buitenlandse taksen of retributies, opgelegd aan de consument en ter plaatse betaalbaar, niet in de totale prijs of het totale tarief zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, te worden opgenomen.

Bij elk aanbod bedoeld in het eerste lid, dient de verkoper de consument gelijktijdig schriftelijk, op een volledige, ondubbelzinnige en duidelijke manier, te informeren over het bedrag van deze taksen en retributies zoals die gelden op het ogenblik van het aanbod. Is dit bedrag voor wijziging vatbaar, dan dient dit uitdrukkelijk te worden vermeld.

Art. 3.Onze Minister bevoegd voor Economie, Onze Minister bevoegd voor Middenstand en Onze minister bevoegd voor Consumentenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juli 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER

^