gepubliceerd op 19 januari 2009
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld en van de vergoedingen als terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten toegekend aan sommige leden van het wetenschappelijk comité van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
11 JANUARI 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld en van de vergoedingen als terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten toegekend aan sommige leden van het wetenschappelijk comité van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, artikel 27, vierde lid;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 december 2007 en 12 augustus 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 september 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 27 oktober 2008;
Gelet op advies 45.499/2 van de Raad van State, gegeven op 15 december 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De leden van het wetenschappelijk comité, met uitzondering van de directeur en van de leden van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, hebben recht op een presentiegeld ten bedrage van 65 euro per zitting van ten minste drie uur.
Het presentiegeld wordt uitsluitend geïnd voor de vergaderingen waaraan de leden daadwerkelijk hebben deelgenomen.
Het presentiegeld vergoedt tevens het werk dat bij de vergaderingen hoort.
In geval de zitting minder dan drie uur duurt, wordt het presentiegeld met de helft verminderd.
Art. 2.De leden van het wetenschappelijk comité, met uitzondering van de directeur, hebben recht op een vergoeding als terugbetaling van de reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden en volgens de bedragen van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten. Zij worden daartoe gelijkgesteld met ambtenaren van klasse A3.
Art. 3.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is eveneens van toepassing op deze presentiegelden en deze vergoedingen als terugbetaling van de reis- en verblijfskosten.
De bedragen vermeld in dit besluit zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Art. 4.Het presentiegeld bedoeld in artikel 1, evenals de vergoedingen als terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten bedoeld in artikel 2 zijn enkel verschuldigd door het Instituut indien het wetenschappelijk comité bijeenkomt op verzoek van de directie of op verzoek van de raad van bestuur.
Indien het wetenschappelijk comité bijeenkomt op eigen initiatief zijn bovengenoemde bedragen eveneens verschuldigd door het Instituut, met een maximum van vier bijeenkomsten per jaar.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Art. 6.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 januari 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK