Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 augustus 2017
gepubliceerd op 30 augustus 2017

Koninklijk besluit ter uitvoering van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004 en ter wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2017031052
pub.
30/08/2017
prom.
11/08/2017
ELI
eli/besluit/2017/08/11/2017031052/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 AUGUSTUS 2017. - Koninklijk besluit ter uitvoering van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004 en ter wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, de artikelen 4, 1°, j), 9, 30, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, en 32;

Gelet op de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging door schepen, de artikelen 6, gewijzigd bij de wet van 19 december 2006, en 7, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole;

Gelet op Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 maart 2017;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24 april 2017;

Gelet op het advies 61/650/4 van de Raad van State gegeven op 28 juni 2017 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Staatssecretaris van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, wordt verstaan onder : 1° Administratie van de vlaggenstaat : de bevoegde autoriteiten van de staat onder wiens vlag het schip gerechtigd is te varen;Wat betreft drijvende platforms bestemd voor de exploratie en exploitatie van de zeebodem en de ondergrond daarvan, grenzend aan de kust, waarover de kuststaat soevereine rechten uitoefent ten behoeve van de exploratie en exploitatie van zijn natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van drijvende opslageenheden (FSU's) en drijvende productie-, opslag- en loseenheden (FPSO's), is de Administratie de regering van de betrokken kuststaat; 2° Directoraat : het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;3° Ballastwater : water met daarin zwevende deeltjes dat aan boord genomen wordt teneinde de trim, helling, diepgang, stabiliteit van of krachten op het schip te beheersen;4° Ballastwaterbeheer : de mechanische, fysische, chemische en biologische processen, hetzij afzonderlijk, hetzij gecombineerd, om de inname of lozing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen in het ballastwater en sedimenten te verwijderen, onschadelijk te maken of te vermijden;5° Certificaat : het internationaal certificaat inzake ballastwaterbeheer;6° Comité : het comité voor de bescherming van het mariene milieu van de Organisatie;7° Verdrag : het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004;8° Brutotonnenmaat : de brutotonnenmaat berekend in overeenstemming met de voorschriften inzake tonnenmaatmetingen vervat in Bijlage 1 van het Internationaal Verdrag van 1969 betreffende de meting van schepen, of elk opvolgend verdrag;9° Schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen : aquatische organismen of ziektekiemen die, indien zij in de zee, waaronder mede begrepen riviermonden/estuaria, of in zoetwaterstromen komen, een bedreiging kunnen vormen voor het milieu, de gezondheid van de mens, goederen of hulpbronnen, de biologische diversiteit kunnen schaden of ten koste kunnen gaan van ander rechtmatig gebruik van deze gebieden;10° Organisatie : de Internationale Maritieme Organisatie;11° Secretaris-generaal : de Secretaris-generaal van de Organisatie;12° Sedimenten : alle bezinksels uit het ballastwater van een schip;13° Schip : een vaartuig, ongeacht het type, dat zich bevindt in een aquatische omgeving, met inbegrip van afzinkbare vaartuigen, vaartuigen in drijvende toestand, drijvende platforms, drijvende opslageenheden (FSU's) en drijvende productie-, opslag- en loseenheden (FPSO's);14° Erkende organisatie : een organisatie die erkend is overeenkomstig Verordening (EG) nr.391/2009 en gemachtigd is overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 maart 2011 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor de met de inspectie en controle van schepen belast organisaties en voor desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties; 15° Verdragspartij : Een staat die de in artikel 17, derde lid, van het Verdrag bedoelde akte heeft neergelegd bij de Secretaris-generaal.

Art. 2.§ 1. Dit besluit is, tenzij het uitdrukkelijk anders is bepaald, van toepassing op : 1° schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren;2° schepen die niet gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren, maar die varen onder Belgisch gezag. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op : 1° schepen die niet ontworpen of gebouwd zijn voor het vervoer, opnemen en lozen van ballastwater;2° schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren en die uitsluitend varen in de wateren onder de Belgische jurisdictie, tenzij de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar bepaalt dat het lozen van ballastwater door die schepen ten koste gaat van of schade veroorzaakt aan het milieu, de gezondheid van de mens, de goederen of hulpbronnen op het Belgische grondgebied of dat van andere aangrenzende of andere Staten;3° Schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren en die uitsluitend varen in de wateren onder de jurisdictie van een andere Verdragspartij en ten behoeve waarvan laatstbedoelde Verdragspartij een vrijstelling heeft gegeven.4° Schepen die gerechtigd zijn de vlag van een andere Verdragspartij te voeren en die uitsluitend varen in wateren onder Belgische jurisdictie en ten behoeve waarvan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar een vrijstelling heeft gegeven.Geen enkele met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar verleent een vrijstelling indien dit ten koste zou gaan van of schade zou veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, goederen of hulpbronnen op haar grondgebied of op dat van aangrenzende of andere Staten. Elke met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die geen vrijstelling verleent, stelt de administratie van de vlaggenstaat van het desbetreffende schip ervan in kennis dat het Verdrag van toepassing is op dat schip. 5° Schepen die uitsluitend varen in de wateren onder de jurisdictie van België en op volle zee, met uitzondering van schepen waarvoor geen vrijstelling is verleend uit hoofde van de bepaling onder 3°, tenzij de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar bepaalt dat het lozen van ballastwater door die schepen ten koste zou gaan van of schade zou veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, goederen of hulpbronnen op haar grondgebied of op dat van aangrenzende of andere Staten;6° oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of worden geëxploiteerd door een Staat, en, die op het beschouwde tijdstip alleen voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt.Deze schepen doen al het mogelijke om te opereren op een wijze die, voor zover redelijk en praktisch uitvoerbaar, verenigbaar is met dit besluit; en 7° permanent ballastwater in verzegelde tanks op schepen dat niet geloosd wordt. § 3. Ten aanzien van schepen van Staten die geen Verdragspartij zijn, past de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar de vereisten van dit besluit toe teneinde te waarborgen dat dergelijke schepen niet gunstiger behandeld worden.

Art. 3.De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren zien er op toe dat schepen waarop dit besluit van toepassing is, voldoen aan de vereisten vervat in dit besluit met inbegrip van de toepasselijke normen en vereisten in de bijlage van dit besluit. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, vormt een verwijzing naar dit besluit tevens een verwijzing naar de bijlage bij dit besluit.

In overeenstemming met de omstandigheden en mogelijkheden en met de aan de gewesten toegekende bevoegdheden worden een nationaal beleid, nationale strategieën of programma's voor ballastwaterbeheer in de havens en wateren onder Belgische rechtsmacht die beantwoorden aan en bevorderlijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag ontwikkeld.

Art. 4.Schepen worden geschouwd en gecertificeerd in overeenstemming met de vereisten in de bijlage bij dit besluit. Al het mogelijke dient in het werk te worden gesteld om te voorkomen dat een schip onnodig wordt opgehouden of vertraagd.

Art. 5.De retributies die kunnen worden geïnd uit hoofde van de schouwing van een schip, alsmede van elke tussenkomst, waaronder de afgifte van het certificaat bedoeld in artikel 1, 5° van dit besluit, uitgevoerd door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren in het kader van de functies die hem of haar door dit besluit zijn opgelegd, bedragen 122 euro per uur.

Indien een bezoek van een schip buiten België noodzakelijk blijkt te zijn, komen de reis- en verblijfkosten van de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die deze uitvoeren, ten laste van de reder.

De bedragen van de retributies bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex op basis van de volgende formule : het basisbedrag zoals vastgesteld in het eerste lid vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer van de gezondheidsindex van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bedrag van de retributie wordt aangepast. Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de gezondheidsindex van januari 2017. Het verkregen resultaat wordt afgerond naar boven op de euro als het decimale gedeelte gelijk aan of meer dan vijftig cent is. Het wordt naar onder op de euro afgerond als dit gedeelte minder is dan vijftig cent.

De retributie bedoeld in het eerste lid en de reis- en verblijfkosten bedoeld in het tweede lid zijn verschuldigd door de reder.

De retributie bedoeld in het eerste lid en de reis- en verblijfkosten bedoeld in het tweede lid worden betaald volgens de instructies van het Directoraat.

Art. 6.Iedere overheid, iedere openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een overtreding of een ernstig vermoeden van overtreding op de bepalingen van dit besluit, meldt dit onverwijld aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar.

Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar in kennis wordt gesteld van een overtreding of een ernstig vermoeden van overtreding op de vereisten van het Verdrag van een schip onder vreemde vlag dan meldt deze de inbreuk aan de Administratie van de vlaggenstaat van het schip dat de inbreuk of vermeende inbreuk heeft gepleegd. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld verschaft aan de Administratie van de vlaggenstaat van het betrokken schip onder vreemde vlag de informatie en het bewijsmateriaal waarover ze beschikt die erop wijzen dat een overtreding heeft plaatsgevonden.

Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld in kennis wordt gesteld van een overtreding of een ernstig vermoeden van overtreding van een schip op de vereisten in het Verdrag of dit besluit, ongeacht de plaats waar de overtreding plaatsvindt, onderzoekt de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar de zaak en kan zij om aanvullend bewijs over de vermeende overtreding verzoeken. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar stelt de Verdragspartij die de vermeende overtreding heeft gerapporteerd alsmede de Organisatie onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen. Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar binnen 1 jaar na ontvangst van de informatie geen maatregelen heeft getroffen stelt zij de Verdragspartij die de vermeende overtreding heeft gerapporteerd daarvan in kennis.

Art. 7.De inspecties op schepen onder vreemde vlag op de naleving van het Verdrag worden verricht overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole.

Art. 8.Het model van het internationaal certificaat ter voorkoming van verontreiniging door olie (IOPP), zoals bedoeld in Bijlage I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 en het daarop betrekking hebbende Protocol van 1978 (MARPOL) wordt vastgesteld volgens het model opgenomen in Bijlage I, Aanhangsel II van MARPOL.

Art. 9.Het model van het oliejournaal, zoals bedoeld in Bijlage I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (MARPOL) wordt vastgesteld volgens het model opgenomen in het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (MARPOL) Bijlage I, Aanhangsel III.

Art. 10.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole, gewijzigd bij koninklijk besluit van 21 juli 2014, wordt aangevuld als volgt : "en gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG".

Art. 11.Artikel 2, 1°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder l), luidende; " het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen van 2004 (BWM 2004);".

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 in gevoegd, luidende : "Bij elke inspectie van een schip kan de inspecteur overgaan tot het bemonsteren van het ballastwater van het schip in overeenstemming met de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de IMO. De tijd die nodig is voor het analyseren van de monsters mag evenwel niet worden gebruikt als grond voor onnodige vertraging van de exploitatie, verplaatsing of het vertrek van het schip.

De inspecteur mag het ballastwaterjournaal aan boord van een schip controleren en een afschrift maken van de vermeldingen en van de kapitein verlangen dat deze het afschrift voor eensluidend waarmerkt.

De controle van een ballastwaterjournaal en het maken van een gewaarmerkt afschrift dienen zo spoedig mogelijk plaats te vinden zonder te leiden tot onnodige vertraging van het schip.".

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16/1 in gevoegd, luidende : "Wanneer schepen gedurende twee of meer opeenvolgende verslagperiodes niet hebben voldaan aan de monitoring- en rapportagevoorschriften overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en andere handhavingsmaatregelen er niet toe hebben geleid dat die voorschriften worden nageleefd, kan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar een verwijderingsbevel afgeven dat zal worden gemeld aan de Europese Commissie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), de overige lidstaten van de Europese Unie en de betrokken vlaggenstaat. Indien nodig, zal dit eveneens aan het betrokken gewest worden gemeld.

Indien een andere lidstaat van de Europese Unie een verwijderingsbevel afgeeft, zal de toegang tot een Belgische haven voor het betrokken schip geweigerd worden, totdat de rederij overeenkomstig de artikelen 11 en 18 van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG voldoet aan de monitoring- en rapportageverplichtingen. Het voldoen aan die verplichtingen wordt bevestigd door de kennisgeving van een geldig conformiteitsdocument aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar (in geval het schip de Belgische vlag voert) of de bevoegde nationale autoriteit van de lidstaat van de Europese Unie die het verwijderingsbevel heeft afgegeven (in geval het schip een vreemde vlag voert). Dit lid laat de internationale maritieme regels die van toepassing zijn op gevallen van schepen in nood onverlet.

De rederij, scheepseigenaar of de exploitant van een schip of zijn vertegenwoordiger in de lidstaten van de Europese Unie kan beroep aantekenen tegen een verwijderingsbevel overeenkomstig het eerste lid bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart overeenkomstig artikel 18 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen en wordt daarover naar behoren geïnformeerd door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar.".

Art. 14.Bijlage IV van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 50, 51 en 52; "50. Het internationaal certificaat inzake ballastwaterbeheer; 51. Het ballastwaterjournaal.". 52. Conformiteitsdocument afgegeven krachtens Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 8 september 2017.

Art. 16.De minister bevoegd voor Maritieme Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 augustus 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Staatssecretaris voor de Noordzee, Ph. DE BACKER

Bijlage bij het koninklijk besluit van 11 augustus 2017 ter uitvoering van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004 en ter wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole VOORSCHRIFTEN VOOR CONTROLE EN BEHEER VAN BALLASTWATER EN SEDIMENTEN VAN SCHEPEN AFDELING A - ALGEMENE BEPALINGEN Voorschrift A-1. Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder : 1. Verjaardatum : de dag en maand van elk jaar overeenkomend met de datum waarop het certificaat verloopt;2. Ballastwatercapaciteit : de totale inhoud van alle tanks, ruimten of compartimenten van een schip die worden gebruikt voor het vervoeren, innemen of lozen van ballastwater, met inbegrip van multifunctionele tanks, ruimten of compartimenten die zijn ontworpen om het vervoer van ballastwater mogelijk te maken;3. Reder : de eigenaar van het schip of een andere organisatie of persoon, zoals de scheepsuitbater, of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid over de exploitatie van het schip van de eigenaar heeft overgenomen en die, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid ermee heeft ingestemd de taken en verantwoordelijkheden die door de Internationale veiligheidsmanagementcode (ISM code) worden opgelegd, over te nemen;4. Gebouwd : gebouwd betekent met betrekking tot een schip een stadium in de bouw waarin : a) de kiel is gelegd;of b) de bouw specifiek voor een bepaald schip aanvangt;of c) is aangevangen met de montage van dat schip, dat tenminste 50 ton of 1 percent van de geschatte massa van alle bouwmateriaal omvat, naar gelang van welke van beide het minst is;of d) het schip een belangrijke verbouwing ondergaat.5. Belangrijke verbouwing : de verbouwing van een schip : a) waarbij de ballastwatercapaciteit met 15 percent of meer wordt gewijzigd;of b) waarbij het scheepstype verandert;of c) waarbij, naar het oordeel van de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar, beoogd wordt de levensduur met tenminste tien jaar te verlengen;of d) die leidt tot veranderingen in het ballastwatersysteem van een schip anders dan vervanging van onderdelen met soortgelijke onderdelen.Verbouwing van een schip teneinde te voldoen aan de bepalingen van voorschrift D-1 wordt voor de toepassing van deze bijlage niet aangemerkt als een belangrijke verbouwing. 6. Van het dichtstbijzijnde land : van de basislijn van waaruit de territoriale zee van het betrokken gebied wordt bepaald overeenkomstig het internationale recht, behoudens dat, voor de toepassing van dit besluit "van het dichtstbijzijnde land" onder de noordoostkust van Australië betekent : van een lijn getrokken van een punt op de kust van Australië gelegen op 11° 00' zuiderbreedte en 142° 08' oosterlengte naar een punt op 10° 35' zuiderbreedte en 141° 55' oosterlengte, vandaar naar volgende punten : op 10° 00' zuiderbreedte en 142° 00' oosterlengte op 9° 10' zuiderbreedte en 143° 52' oosterlengte op 9° 00' zuiderbreedte en 144° 30' oosterlengte op 10° 41' zuiderbreedte en 145° 00' oosterlengte op 13° 00' zuiderbreedte en 145° 00' oosterlengte op 15° 00' zuiderbreedte en 146° 00' oosterlengte op 17° 30' zuiderbreedte en 147° 00' oosterlengte op 21° 00' zuiderbreedte en 152° 55' oosterlengte op 24° 30' zuiderbreedte en 154° 00' oosterlengte en vandaar naar een punt op de kust van Australië op 24° 42' zuiderbreedte en 153° 15' oosterlengte;7. Actieve stof : een stof of organisme, met inbegrip van virussen of schimmels, dat een algemeen of specifiek effect heeft op schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen. Voorschrift A-2. Algemene toepasbaarheid Tenzij uitdrukkelijk anders voorzien, mag het lozen van ballastwater alleen geschieden in het kader van ballastwaterbeheer in overeenstemming met de bepalingen van deze bijlage.

Voorschrift A-3. Uitzonderingen De vereisten van voorschrift B-3 of maatregelen genomen uit hoofde van afdeling C zijn niet van toepassing op : 1. het innemen of lozen van ballastwater en sedimenten ten behoeve van de waarborging van de veiligheid van een schip in noodsituaties of voor het redden van mensenlevens op zee;of 2. de onbedoelde lozing of inname van ballastwater en sedimenten als gevolg van beschadiging van een schip of zijn uitrusting : a) mits voor en na het ontstaan van de schade of na het ontdekken van de schade of de lozing alle redelijke voorzorgen zijn getroffen om de lozing te voorkomen of tot een minimum te beperken;en b) tenzij de eigenaar, reder of de verantwoordelijke officier de schade opzettelijk of door roekeloosheid veroorzaakt heeft;3. het innemen en lozen van ballastwater en sedimenten wanneer dit geschiedt teneinde voorvallen van verontreiniging door het schip te voorkomen of tot een minimum te beperken;of 4. het innemen en vervolgens lozen op volle zee van datzelfde ballastwater en dezelfde sedimenten;of 5. het lozen van ballastwater en sedimenten door een schip op dezelfde locatie waar dat ballastwater en die sedimenten geheel van afkomstig zijn en mits er geen vermenging met onbeheerd ballastwater uit andere gebieden heeft plaatsgevonden.Indien vermenging heeft plaatsgevonden, valt het ballastwater afkomstig van andere gebieden onder ballastwaterbeheer in overeenstemming met deze bijlage.

Voorschrift A-4. Vrijstellingen 1. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren kunnen in de wateren onder de Belgische jurisdictie naast de vrijstellingen vervat in dit besluit tevens een vrijstelling verlenen van de vereisten voor de toepassing van voorschriften B-3 of C-1, evenwel uitsluitend indien deze : a) worden verleend aan een schip of aan schepen op reis tussen aangegeven havens of locaties;of aan een schip dat uitsluitend vaart tussen aangegeven havens of locaties; b) gelden voor een termijn van ten hoogste vijf jaar, onder voorbehoud van tussentijdse herziening;c) zijn verleend aan schepen die geen ballastwater of sedimenten vermengen anders dan tussen de havens of locaties omschreven in het eerste lid, 1);en d) zijn verleend op grond van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie.2. Vrijstellingen verleend uit hoofde van het eerste lid worden pas van kracht na mededeling aan de Organisatie en toezending van de desbetreffende informatie aan de Verdragspartijen.3. Vrijstellingen verleend uit hoofde van dit voorschrift mogen niet ten koste gaan van of leiden tot schade aan het milieu, de gezondheid van de mens, aan goederen of hulpbronnen in aangrenzende of andere Staten.Een Staat die naar het oordeel van de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar nadelige gevolgen kan ondervinden wordt geraadpleegd teneinde gesignaleerde problemen te verhelpen. 4. Vrijstellingen verleend uit hoofde van dit voorschrift worden vastgelegd in het ballastwaterjournaal. Voorschrift A-5. Naleving van gelijkwaardige voorschriften Of een pleziervaartuig dat uitsluitend wordt gebruikt voor recreatie of wedstrijden of vaartuigen die primair worden gebruikt ten behoeve van opsporing en redding, met een totale lengte van ten hoogste 50 meter en een ballastwatercapaciteit van ten hoogste 8 kubieke meter, voldoet aan voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die in deze bijlage, wordt vastgesteld door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar, waarbij rekening wordt gehouden met door de Organisatie opgestelde toepasselijke richtsnoeren.

AFDELING B - VEREISTEN VOOR SCHEPEN TEN AANZIEN VAN BEHEER EN CONTROLE Voorschrift B-1. Ballastwaterbeheerplan Aan boord van elk schip dient een ballastwaterbeheerplan te zijn en te worden geïmplementeerd. Een dergelijk plan moet worden goedgekeurd door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie. Elk schip heeft een eigen ballastwaterbeheerplan, dat tenminste : 1. gedetailleerde veiligheidsprocedures voor schip en bemanning bevat met betrekking tot het ballastwaterbeheer zoals vereist door dit besluit;2. voorziet in een gedetailleerde beschrijving van de te treffen maatregelen om het ballastwaterbeheerplan te implementeren alsmede aanvullende praktijken voor ballastwaterbeheer zoals vervat in dit besluit;3. details dient te vermelden van de procedures voor het verwijderen van sedimenten : a) op zee;en b) aan de wal;4. de procedures bevat voor de afstemming van ballastwaterbeheer aan boord inzake het lozen op zee, met de autoriteiten van de Staat in de wateren waarvan de lozing zal plaatsvinden;5. de officier aan boord aanwijst die verantwoordelijk is voor het waarborgen dat het plan naar behoren wordt geïmplementeerd;6. de meldingsvereisten bevat voor de schepen voorzien in dit besluit; en 7. opgesteld is in de werktaal van het schip.Ingeval de gebruikte taal een andere is dan de Engelse of de Franse taal dient een vertaling in één van deze talen te zijn opgenomen.

Voorschrift B-2. Ballastwaterjournaal 1. Aan boord van ieder schip dient een ballastwaterjournaal te zijn dat een elektronisch bestand kan zijn of opgenomen kan zijn in een ander journaal of systeem en tenminste de in aanhangsel II van het Verdrag omschreven informatie bevat.2. De vermeldingen in het ballastwaterjournaal dienen tenminste twee jaar nadat de laatste vermelding heeft plaatsgevonden aan boord te blijven en daarna tenminste gedurende drie jaar onder de bevoegdheid blijven van de reder. 3. Lozingen van ballastwater uit hoofde van de voorschriften A-3, A-4 of B-3.6 of in het geval van andere onbedoelde of uitzonderlijke lozingen van ballastwater waarvoor uit hoofde van dit besluit geen vrijstelling geldt, worden genoteerd in het ballastwaterjournaal waarbij de omstandigheden en de reden voor de lozing worden beschreven. 4. Het ballastwaterjournaal dient onmiddellijk beschikbaar te zijn voor inzage op alle redelijke momenten, en in het geval van een onbemand schip op sleep kan het aan boord van de sleepboot worden bewaard.5. Elke ballastwateroperatie dient onverwijld en volledig in het ballastwaterjournaal te worden genoteerd.Elke vermelding dient te worden ondertekend door de voor de desbetreffende operatie verantwoordelijke officier en elke ingevulde pagina dient te worden ondertekend door de kapitein. De vermeldingen in het ballastwaterjournaal dienen te worden opgesteld in de werktaal van het schip. Ingeval die taal een andere is dan de Engelse of de Franse taal dienen de vermeldingen te zijn voorzien van een vertaling in één van deze talen. Wanneer de vermeldingen zijn gesteld in een officiële taal van de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren, zijn deze doorslaggevend in geval van een geschil of een tegenstrijdigheid.

Voorschrift B-3. Ballastwaterbeheer door schepen 1. Op schepen gebouwd voor 2009 : a) met een ballastwatercapaciteit van 1500 tot en met 5000 kubieke meter, dient het ballastwater tot de herschouwing zoals beschreven in lid 9 te worden beheerd op een wijze die tenminste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-1 of in voorschrift D-2 en nadien tenminste aan de normen beschreven in voorschrift D-2;b) met een ballastwatercapaciteit van minder dan 1500 of meer dan 5000 kubieke meter, dient het ballastwater tot de herschouwing zoals beschreven in lid 9 te worden beheerd op een wijze die tenminste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-1 of in voorschrift D-2 en nadien tenminste aan de normen beschreven in voorschrift D-2.2. Op schepen gebouwd in of na 2009 en voor de datum van inwerkingtreding van het Verdrag met een ballastwatercapaciteit van minder dan 5000 kubieke meter dient het ballastwater te worden beheerd op een wijze die tenminste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2 vanaf de datum van de herschouwing zoals beschreven in lid 9.3. Op schepen gebouwd in of na 2009, maar voor 2012, met een ballastwatercapaciteit van 5000 kubieke meter of meer dient het ballastwater te worden beheerd in overeenstemming met het eerste lid, b).4. Op schepen gebouwd in of na 2012 en voor de datum van inwerkingtreding van het Verdrag met een ballastwatercapaciteit van 5000 kubieke meter of meer dient het ballastwater te worden beheerd op een wijze die tenminste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2 vanaf de datum van de herschouwing zoals beschreven in lid 9.5. Op schepen gebouwd op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, dient het ballastwater te worden beheerd op een wijze die tenminste voldoet aan de normen beschreven in voorschrift D-2.6. De vereisten van dit voorschrift zijn niet van toepassing op schepen die ballastwater lozen bij een ontvangstinrichting die op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie zijn ontworpen.7. Andere methoden voor ballastwaterbeheer kunnen worden aanvaard als alternatief voor de vereisten beschreven in het eerste tot en met het vijfde lid, mits deze methoden tenminste dezelfde mate van bescherming van het milieu, de gezondheid van de mens, van goederen of hulpbronnen waarborgen en deze in beginsel zijn goedgekeurd door de Comité.8. Schepen die onder lid 2 of lid 4 vallen, dienen te voldoen aan ofwel de normen beschreven in voorschrift D-1 of voorschrift D-2, totdat deze schepen moeten voldoen aan de normen beschreven in voorschrift D-2.9. Niettegenstaande voorschrift E-1, eerste lid, b), zal de datum van de herschouwing zoals beschreven in het eerste lid, a) en b), het tweede en het vierde lid, bepaald worden door het Comité. Voorschrift B-4. Wisseling van ballastwater 1. Schepen die ballastwater wisselen teneinde te voldoen aan de normen in voorschrift D-1, dienen : a) het ballastwater waar mogelijk te wisselen tenminste op 200 zeemijl van het dichtstbijzijnde land en in water met een diepte van tenminste 200 meter op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie;b) in gevallen waarin het schip geen ballastwater kan wisselen in overeenstemming met het eerste lid, 1), dient dit te geschieden op basis van de toepasselijke richtsnoeren beschreven in het eerste lid, 1), en zo ver mogelijk verwijderd van het dichtstbijzijnde land, en in alle gevallen tenminste 50 zeemijl van het dichtstbijzijnde land en in water met een diepte van tenminste 200 meter.2. In zeegebieden op een afstand van het dichtstbijzijnde land of met een diepte die niet overeenkomen met de parameters omschreven in het eerste lid, 1) of 2), kan het Directoraat in overleg met aangrenzende of andere Staten, naar gelang hetgeen van toepassing is, gebieden aanwijzen waar een schip ballastwater kan wisselen met inachtneming van de richtsnoeren omschreven in het eerste lid, 1).3. Van schepen zal niet verlangd worden dat zij afwijken van de beoogde reis of deze vertragen teneinde te voldoen aan een specifiek vereiste van het eerste lid.4. Van schepen die ballastwater wisselen wordt niet verlangd dat zij voldoen aan de bepalingen van het eerste of tweede lid, naar gelang hetgeen van toepassing is, indien de kapitein redelijkerwijs oordeelt dat een dergelijke wisseling de veiligheid of stabiliteit van het schip, zijn bemanning of passagiers in gevaar zou brengen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden, het ontwerp van of krachten op het schip, uitval van uitrusting of andere uitzonderlijke omstandigheden.5. Indien een schip ballastwater dient te wisselen en zulks nalaat in strijd met dit voorschrift, worden de redenen vermeld in het ballastwaterjournaal. Voorschrift B-5. Sedimentenbeheer door schepen 1. Alle schepen dienen sedimenten uit de ruimten bestemd voor het vervoer van ballastwater in overeenstemming met de bepalingen van hun ballastwaterbeheerplan te verwijderen en af te voeren. 2. De schepen omschreven in de voorschriften B-3.3 tot en met B-3.5 dienen zonder afbreuk te doen aan de veiligheid of operationele doelmatigheid, zodanig te zijn ontworpen en gebouwd dat de inname en het ongewenst achterblijven van sedimenten tot een minimum wordt beperkt, de verwijdering van sedimenten wordt vergemakkelijkt en dat veilig toegang kan worden verkregen om sedimenten te verwijderen en te bemonsteren,op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie. De schepen omschreven in voorschrift B-3.1 dienen voor zover mogelijk te voldoen aan de bepalingen van dit lid.

Voorschrift B-6. Taken van officieren en bemanning Officieren en bemanning dienen vertrouwd te zijn met hun taken bij de implementatie van het ballastwaterbeheerplan dat geldt voor het schip waarop zij werkzaam zijn, en dienen overeenkomstig hun taken vertrouwd te zijn met het ballastwaterbeheerplan van het schip.

AFDELING C- SPECIALE VEREISTEN IN BEPAALDE GEBIEDEN Voorschrift C-1. Aanvullende maatregelen 1. Het Directoraat kan afzonderlijk of samen met andere Verdragspartijen bepalen dat naast de maatregelen vervat in afdeling B aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen via het ballastwater en de sedimenten van schepen te voorkomen, te beperken of uit te bannen, in overeenstemming met het internationale recht verlangen dat schepen voldoen aan een specifieke norm of vereiste.2. Het Directoraat dient, alvorens uit hoofde van het eerste lid normen of vereisten vast te stellen, te overleggen met aangrenzende of andere Staten, die van deze normen of vereisten gevolgen kunnen ondervinden.Indien nodig, zal eveneens overleg worden gepleegd met het gewest dat of de gewesten die van deze normen of vereisten gevolgen kunnen ondervinden. 3. Het Directoraat die aanvullende maatregelen in overeenstemming met het eerste lid invoert : a) houdt rekening met de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie;b) geeft het voornemen om aanvullende maatregelen te treffen tenminste zes maanden voorafgaand aan de beoogde datum van implementatie door aan de Organisatie, behalve in noodsituaties of in geval van epidemieën.Daarbij dienen te worden vermeld : i. de precieze coördinaten van de gebieden waar de aanvullende maatregelen van toepassing zijn; ii. de noodzaak en redenen voor de toepassing van de aanvullende maatregelen, zo mogelijk met inbegrip van het nut ervan; iii. een beschrijving van de aanvullende maatregelen; en iv. eventuele regelingen die kunnen worden getroffen teneinde te bevorderen dat schepen kunnen voldoen aan de aanvullende maatregelen. c) verkrijgen voor zover vereist op grond van het internationaal gewoonterecht, zoals vervat in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, indien van toepassing, toestemming van de Organisatie.4. Bij de invoering van dergelijke aanvullende maatregelen dient het Directoraat te trachten alle nodige diensten beschikbaar te stellen, waaronder, maar niet beperkt tot kennisgeving aan zeevarenden inzake gebieden, beschikbare en alternatieve routes of havens, voor zover praktisch uitvoerbaar, teneinde de overlast voor het schip te beperken.5. De door het Directoraat genomen aanvullende maatregelen mogen niet ten koste gaan van de veiligheid en beveiliging van het schip en in geen geval in strijd zijn met eventuele andere verdragen waaraan het schip moet voldoen.6. Het Directoraat die aanvullende maatregelen neemt, kan deze gedurende een periode of onder bepaalde voorwaarden opschorten, indien zij dit opportuun achten. Voorschrift C-2. Waarschuwingen betreffende het innemen van ballastwater in bepaalde gebieden en de desbetreffende maatregelen van de vlaggenstaat 1. Het Directoraat dient te trachten zeevarenden in kennis te stellen van gebieden onder hun jurisdictie waarin schepen vanwege hun bekende omstandigheden geen ballastwater dienen in te nemen.Het Directoraat geeft de precieze coördinaten van het gebied of de gebieden en waar mogelijk het Directoraat locatie van een alternatief gebied of alternatieve gebieden voor het innemen van ballastwater. Het Directoraat kan waarschuwingen afgeven voor : a) gebieden waarvan bekend is dat er uitbraken, plagen of populaties van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen zijn (bijvoorbeeld toxisch algenschuim) die mogelijk van belang zijn voor de inname of lozing van ballastwater;b) gebieden nabij rioolmondingen;of c) gebieden waar sprake is van weinig spoeling door de getijden of tijdstippen waarop een getijdenstroming meer modder met zich meebrengt.2. Behalve zeevarenden in kennis stellen van gebieden overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, dient het Directoraat tevens de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van kunnen ondervinden in kennis te stellen van gebieden als bedoeld in het eerste lid en de termijn gedurende welke deze waarschuwing mogelijk van kracht is.De kennisgeving aan de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van kunnen ondervinden dient de precieze coördinaten van het gebied of de gebieden en waar mogelijk de locatie van alternatieve gebieden voor het innemen van ballastwater te bevatten.

De kennisgeving dient adviezen te omvatten aan schepen die in het gebied ballastwater moeten innemen, met beschrijvingen van getroffen regelingen voor alternatieve inname. Het Directoraat dient tevens zeevarenden, de Organisatie en kuststaten die er mogelijk gevolgen van ondervinden in kennis te stellen zodra haar waarschuwing niet langer geldt.

AFDELING D - NORMEN VOOR BALLASTWATERBEHEER Voorschrift D-1. Norm voor de wisseling van ballastwater 1. Schepen die in overeenstemming met dit voorschrift ballastwater wisselen dienen zulks te doen met een efficiëntie van tenminste 95 percent aan volumetrische wisseling van ballastwater.2. Schepen die ballastwater wisselen door middel van doorpompen, waarbij het volume van elke ballastwatertank driemaal in en uit wordt gepompt worden geacht te voldoen aan de norm omschreven in het eerste lid.Minder dan driemaal het volume door middel van doorpompen kan worden aanvaard, mits aangetoond kan worden dat voldaan wordt aan tenminste 95 percent van de volumetrische wisseling.

Voorschrift D-2. Norm voor de behandeling van ballastwater 1. Schepen die hun ballastwater beheren in overeenstemming met dit voorschrift lozen minder dan 10 levensvatbare organismen per kubieke meter met een minimumafmeting groter dan of gelijk aan 50 micrometer en minder dan 10 levensvatbare organismen per milliliter met een minimumafmeting van minder dan 50 micrometer en groter dan of gelijk aan 10 micrometer en de lozing van de indicatiemicroben mag de gespecificeerde concentraties vastgelegd in het tweede lid niet overschrijden.2. Indicatiemicroben als norm voor de gezondheid van de mens zijn onder meer : a) Toxicogene Vibrio cholerae (O1 en O139) met minder dan 1 kolonievormende eenheid (kve) per 100 milliliter of minder dan 1 kve per gram (nat gewicht) zoöplanktonmonster;b) Escherichia coli minder dan 250 kve per 100 milliliter;c) Intestinale enterococcen minder dan 100 kve per 100 milliliter. Voorschrift D-3. Goedkeuringsvereisten voor ballastwaterbeheersystemen 1. Behalve in het geval omschreven in het tweede lid dienen ballastwaterbeheersystemen die worden gebruikt om te voldoen aan dit besluit te worden goedgekeurd door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar, op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de organisatie.2. Ballastwaterbeheersystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van actieve substanties of preparaten die een of meer actieve substanties bevatten teneinde te voldoen aan dit besluit dienen op grond van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie te worden goedgekeurd door de Organisatie.In deze procedure wordt de goedkeuring en intrekking van de goedkeuring van actieve substanties beschreven alsmede de voorgestelde wijze van toepassing. Bij intrekking van de goedkeuring wordt het gebruik van de desbetreffende actieve substantie of substanties binnen een jaar na de datum van de intrekking verboden. 3. Ballastwaterbeheersystemen die worden gebruikt om te voldoen aan dit besluit moeten veilig zijn voor het schip, zijn uitrusting en de bemanning. Voorschrift D-4. Prototype ballastwaterbehandelingstechnieken 1. Voor elk schip dat voorafgaand aan de datum waarop de norm in voorschrift D-2 ervoor van kracht zou worden, deelneemt aan een door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar goedgekeurd programma voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwaterbehandelingstechnieken, wordt de norm in voorschrift D-2 niet eerder van kracht dan vijf jaar na de datum waarop het schip anders had moeten voldoen aan die norm.2. Voor elk schip dat, na de datum waarop de norm in voorschrift D-2 ervoor van kracht is geworden, deelneemt aan een door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar goedgekeurd programma, op basis van de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie, voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwaterbehandelingstechnieken die mogelijk kunnen resulteren in behandelingstechnieken waarmee een hogere norm wordt verwezenlijkt dan die vervat in voorschrift D-2, houdt de norm vervat in voorschrift D-2 gedurende vijf jaar, vanaf de datum van de installatie van die techniek, op voor dat schip van kracht te zijn.3. Bij het vaststellen en uitvoeren van programma's voor het testen en beoordelen van veelbelovende ballastwatertechnieken : a) houdt de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar rekening met de toepasselijke richtsnoeren opgesteld door de Organisatie, en b) staat de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar deelname uitsluitend toe door het minimum aantal schepen dat nodig is om dergelijke technieken doeltreffend te kunnen testen.4. Gedurende de gehele test- en beoordelingsperiode dient het behandelingssysteem op consistente wijze en overeenkomstig de opzet te worden bediend. AFDELING E - SCHOUWING- EN CERTIFICATIEVEREISTEN VOOR BALLASTWATERBEHEER Voorschrift E-1. Schouwingen 1. Schepen met een brutotonnenmaat van 400 of meer waarop dit besluit van toepassing is, met uitzondering van drijvende platforms, FSU's en FPSO's worden onderworpen aan de volgende schouwingen : a) Een eerste schouwing voordat het schip in dienst wordt gesteld of voordat het certificaat, vereist uit hoofde van voorschrift E-2 of E-3 voor de eerste maal wordt afgegeven.Bij deze schouwing wordt geverifieerd of het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheerplan en de bijbehorende bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen volledig voldoen aan de vereisten van dit besluit. b) Een herschouwing, behalve wanneer voorschrift E-5.2, E-5.5, E-5.6 of E-5.7 van toepassing is, wordt uitgevoerd met tussenpozen van hoogstens 5 jaar. Bij deze schouwing wordt geverifieerd of het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheerplan en de bijbehorende bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van dit besluit. c) Een tussentijdse schouwing binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde verjaardatum van het certificaat, in plaats van een van de jaarlijkse schouwingen omschreven in het eerste lid, 4).De tussentijdse schouwingen dienen te waarborgen dat de uitrusting, de bijbehorende systemen en processen voor ballastwaterbeheer volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van deze bijlage en in bedrijfsklare staat verkeren. Deze tussentijdse schouwingen worden aangetekend op het certificaat, afgegeven krachtens voorschrift E-2 of E-3. d) Een jaarlijkse schouwing binnen drie maanden voor of na iedere verjaardatum, met inbegrip van een algemene schouwing van de bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen of processen die deel uitmaken van het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheerplan om te waarborgen dat zij in overeenstemming met het negende lid worden onderhouden en in goede staat blijven verkeren voor de dienst waarvoor het schip bedoeld is. Deze jaarlijkse schouwingen worden aangetekend op het certificaat, afgegeven krachtens voorschrift E-2 of E-3. e) Een aanvullende algemene of deelschouwing, afhankelijk van hetgeen de omstandigheden vereisen, geschiedt na een wijziging, vervanging of ingrijpende reparatie van de bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen die nodig is teneinde ten volle te kunnen voldoen aan dit besluit.De schouwing dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat een dergelijke wijziging, vervanging of ingrijpende reparatie doeltreffend is geschied, zodat het schip voldoet aan de vereisten van dit besluit . Deze schouwingen worden aangetekend op het certificaat, afgegeven krachtens voorschrift E-2 of E-3. 2. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar neemt passende maatregelen voor schepen die niet onder de bepalingen van het eerste lid vallen om te waarborgen dat voldaan wordt aan de toepasselijke bepalingen van dit besluit.3. Schouwingen van schepen aangaande de handhaving van de bepalingen van dit besluit worden uitgevoerd door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar.De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar kan de schouwingen toevertrouwen aan erkende organisaties. 4. Het Directoraat stelt de Organisatie in kennis van de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden voor de aan de erkende organisatie gedelegeerde bevoegdheden.5. Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar bepaalt dat het ballastwaterbeheer van een schip niet overeenkomt met de gegevens op het ingevolge voorschrift E-2 of E-3 vereiste certificaat of zodanig is dat het schip niet naar zee kan zonder een bedreiging te vormen voor of schade te veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, aan goederen of hulpbronnen, dient de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar erop toe te zien dat onverwijld herstelmaatregelen worden getroffen opdat het schip alsnog aan de vereisten voldoet.De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar ziet erop toe dat het certificaat niet wordt afgegeven dan wel wordt ingetrokken, naar gelang hetgeen van toepassing is. Indien het schip in een haven van een andere Verdragspartij ligt, dienen ook de bevoegde autoriteiten van de havenstaat onmiddellijk te worden ingelicht door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar. 6. Wanneer een ongeval plaatsvindt met een schip of een defect wordt ontdekt waardoor de mogelijkheden op een schip om het ballastwater te beheren in overeenstemming met dit besluit wezenlijk worden aangetast, rapporteert de eigenaar, exploitant of een andere verantwoordelijke voor het schip dit zo spoedig mogelijk aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die verantwoordelijk is voor de afgifte van het desbetreffende certificaat, die erop toeziet dat een onderzoek wordt ingesteld om te bepalen of een schouwing als vereist op grond van het eerste lid noodzakelijk is.Indien het schip zich bevindt in een haven van een andere Verdragspartij, meldt de eigenaar, exploitant of andere verantwoordelijke voor het schip dit tevens onverwijld aan de desbetreffende autoriteiten van de havenstaat. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar dient vast te stellen of deze melding heeft plaatsgevonden. 7. In alle gevallen staat de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar volledig garant voor de volledigheid en doeltreffendheid van de schouwing en dient zij te waarborgen dat de nodige maatregelen worden getroffen om aan deze verplichting te voldoen.8. De toestand van het schip en zijn uitrusting, systemen en processen dienen zodanig te worden onderhouden dat voldaan wordt aan de bepalingen van dit besluit om te waarborgen dat het schip in alle opzichten geschikt blijft om naar zee te gaan zonder een bedreiging te vormen voor of schade te veroorzaken aan het milieu, de gezondheid van de mens, aan goederen of hulpbronnen.9. Na afronding van een schouwing van het schip uit hoofde van het eerste lid mogen geen wijzigingen plaatsvinden aan de bouw, uitrusting, onderdelen, voorzieningen of materialen die behoren bij het op grond van voorschrift B-1 vereiste ballastwaterbeheerplan en geïnspecteerd zijn zonder sanctie van de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar, behalve bij directe vervanging van deze uitrusting of onderdelen. Voorschrift E-2. Afgifte of aantekenen van een certificaat 1. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar waarborgt dat aan een schip waarop voorschrift E-1 van toepassing is een certificaat wordt afgegeven na bevredigende afronding van een schouwing verricht in overeenstemming met voormeld voorschrift.2. Certificaten worden afgegeven door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar.De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar kan de afgifte van certificaten toevertrouwen aan erkende organisaties.

Voorschrift E-3. Afgifte of aantekenen van een certificaat door een andere Verdragspartij 1. Op verzoek van de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar kan een andere Verdragspartij een schip schouwen.Indien deze Verdragspartij op grond van dit onderzoek de bedoelde certificaten uitreikt zullen deze dezelfde waarde hebben als het certificaat afgeven door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar. 2. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar mag ingaan op het verzoek van een Verdragspartij om, ten behoeve van een schip dat de vlag van die Verdragspartij voert een certificaat af te geven.In dat geval moet het schip aan dezelfde inspecties onderworpen worden als een Belgisch schip, en moet het certificaat een verklaring bevatten, dat het is afgegeven op verzoek van de regering van het land waarin dat schip geregistreerd is. Een afschrift van het certificaat en een afschrift van het schouwingsrapport worden zo spoedig mogelijk toegezonden aan de desbetreffende Verdragspartij. 3. Er wordt geen certificaat afgegeven aan een schip dat gerechtigd is de vlag te voeren van een Staat die geen Verdragspartij is. Voorschrift E-4. Model van het certificaat Het certificaat wordt opgesteld in het Nederlands of het Frans in een vorm die overeenkomt met het model vervat in aanhangsel I van het Verdrag. Indien de gebruikte taal niet het Frans is, dient de tekst een vertaling in het Engels of het Frans te omvatten.

Voorschrift E-5. Looptijd en geldigheid van het certificaat 1. Een certificaat wordt afgegeven voor een termijn die niet langer is dan vijf jaar.2. Voor herschouwingen : a) Onverminderd de vereisten van het eerste lid, indien de herschouwing wordt afgerond binnen drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herschouwing is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt.b) Indien de herschouwing wordt afgerond na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herschouwing is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt.c) Indien de herschouwing meer dan drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt wordt afgerond, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop de herschouwing is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de herschouwing is afgerond. 3. Indien een certificaat wordt afgegeven voor een kortere termijn dan vijf jaar, kan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar de geldigheidsduur van het certificaat verlengen tot na de datum van het verstrijken ervan tot de maximumperiode genoemd in het eerste lid, mits de vereiste schouwingen bedoeld in voorschrift E-1.1.3, indien een certificaat wordt afgegeven voor een termijn van vijf jaar, naar behoren worden uitgevoerd. 4. Indien een herschouwing is afgerond en voor de datum van verstrijken van het bestaande certificaat geen nieuw certificaat kan worden afgegeven of aan boord van het schip kan worden genomen, kan met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar het bestaande certificaat viseren en een dergelijk certificaat dient te worden aanvaard als geldig voor een volgende periode die zich evenwel niet mag uitstrekken tot vijf maanden na de datum van verstrijken.5. Indien een schip op het tijdstip waarop het certificaat verstrijkt zich niet in haven bevindt waarin het dient te worden geschouwd, kan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar de geldigheid van het certificaat verlengen.Een verlenging mag alleen geschieden om het schip in staat te stellen de reis naar de haven waarin het dient te worden geschouwd te voltooien en zulks uitsluitend in gevallen waarin dat passend en redelijk lijkt. Geen enkel certificaat wordt verlengd met meer dan drie maanden en een schip waarvan het certificaat wordt verlengd is, na aankomst in de haven waarin het dient te worden geschouwd niet gerechtigd op grond van die verlenging de haven te verlaten zonder nieuw certificaat. Zodra de herschouwing is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd. 6. Voor een certificaat afgegeven aan een schip dat korte reizen maakt en dat niet is verlengd op grond van de voorgaande bepalingen van dit voorschrift kan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar ten hoogste een maand uitstel verlenen vanaf de erop vermelde datum van verstrijken.Zodra de herschouwing is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd. 7. Onder bijzondere omstandigheden vast te stellen door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar hoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd vanaf de datum van verstrijken van het bestaande certificaat zoals bepaald in het tweede lid, 2), en het vijfde of zesde lid, van dit voorschrift.Onder deze bijzondere omstandigheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van afronding van de herschouwing. 8. Indien een jaarlijkse schouwing wordt afgerond voorafgaand aan de termijn vermeld in voorschrift E-1 : a) wordt de verjaardatum op het certificaat door middel van een aantekening gewijzigd in een datum uiterlijk drie maanden na de datum waarop de schouwing werd afgerond;b) wordt de volgende jaarlijkse of tussentijdse schouwing vereist op grond van voorschrift E-1 verricht met de in dat voorschrift voorgeschreven tussenpozen uitgaande van de nieuwe verjaardatum;c) kan de datum van verstrijken ongewijzigd blijven, mits een of meer jaarlijkse schouwingen, naar gelang hetgeen van toepassing is, zodanig worden verricht dat de maximumtermijnen tussen de schouwingen als voorgeschreven in voorschrift E-1 niet worden overschreden.9. Een certificaat afgegeven uit hoofde van voorschrift E-2 of E-3 is niet langer geldig in de volgende gevallen : a) indien de bouw, uitrusting, systemen, onderdelen, voorzieningen en materialen die nodig zijn om volledig te voldoen aan dit besluit worden gewijzigd, vervangen of een ingrijpende reparatie ondergaan en op het certificaat niet is aangetekend in overeenstemming met deze bijlage;b) bij overdracht van het schip onder de vlag van een andere Staat. Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar wordt verzocht binnen drie maanden nadat de overdracht heeft plaatsgevonden zendt de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar, zo spoedig mogelijk aan de Administratie van de Vlaggenstaat van het overgedragen schip de afschriften van de certificaten die het schip aan boord had vóór de overdracht en, indien beschikbaar, afschriften van de desbetreffende schouwingrapporten. c) indien de desbetreffende schouwingen niet zijn afgerond binnen de termijnen vermeld in voorschrift E-1.1; of d) indien het certificaat niet aangetekend is in overeenstemming met voorschrift E-1.1.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 augustus 2017 ter uitvoering van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004 en ter wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Staatssecretaris voor de Noordzee, Ph. DE BACKER

^