Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 april 1999
gepubliceerd op 30 april 1999

Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1999002036
pub.
30/04/1999
prom.
11/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/11/1999002036/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op artikel 5, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op artikel 13, vervangen door het koninklijk besluit van 10 april 1995, op artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, op artikel 16, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 1988 en 10 april 1995, op artikel 18, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 augustus 1983, 11 januari 1984 en 10 april 1995, op de artikelen 18bis en 18ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, op artikel 19, vervangen door het koninklijk besluit van 10 april 1995, op artikel 19bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 1991, en op de bijlagen I en II;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op de artikelen 22, 24 tot 26, 30 en 33;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op de artikelen 3, 13, 14, 17, 18, 22 en 23, en op de bijlagen I en II;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 mei 1997;

Gelet op de akkoorden van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 september 1997 en 21 januari 1998;

Gelet op het protocol nr. 80/1 van 25 mei 1998 van het Sectorcomité I - Algemeen Bestuur;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 februari 1998 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 november 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat

Artikel 1.In artikel 13 van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, vervangen door het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 5 wordt aangevuld met het volgend lid : « De ambtenaar die geslaagd is voor het in het eerste lid bedoelde examen bekomt deze bevordering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum van het proces-verbaal van afsluiting van dat examen.»; 2° een § 6 wordt toegevoegd, luidend als volgt : « § 6.Binnen het niveau 2+ wordt een examen voor verhoging in weddeschaal ingevoerd voor de ambtenaren titularis van de graad van calculator, constructeur van wetenschappelijke instrumenten, cartograaf en gespecialiseerd technicus der vorsing. Dit examen omvat één enkel examengedeelte.

Alle ambtenaren titularis van één van deze graden vermeld in het eerste lid, kunnen aan dit examen deelnemen.

De examens voor verhoging in weddeschaal worden elk jaar georganiseerd.

De ambtenaar die geslaagd is voor het in het eerste lid bedoelde examen bekomt deze bevordering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum van het proces-verbaal van afsluiting van dat examen. ».

Art. 2.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 2° en 3° worden de woorden « de beste beoordeling » en « dezelfde beoordeling » respectievelijk vervangen door de woorden « de meest positieve evaluatie » en « dezelfde evaluatie »;2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.De bevordering die niet afhankelijk is gesteld van het slagen voor een examen voor verhoging in graad of voor een examen voor verhoging in weddeschaal, wordt bij voorrang toegekend aan de kandidaat met de meest positieve evaluatie. Onder kandidaten met dezelfde evaluatie wordt de bevordering toegekend aan de kandidaat die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het rijkspersoneel.

Bij gemotiveerd voorstel van de Wetenschappelijke Raad kan, in de niveaus 2 en 2+, de rangschikking worden gewijzigd zonder evenwel te mogen afwijken van de te verlenen voorrang aan de kandidaat met de meest positieve evaluatie. ».

Art. 3.In artikel 16, § 3, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « Bovendien moet de ambtenaar ten minste de vermelding « goed » hebben.De bevordering of de verandering van graad wordt evenwel bij voorrang toegekend aan de ambtenaar die de vermelding « zeer goed » heeft verkregen »; 2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Om een bevordering door verhoging in weddeschaal te verkrijgen die niet afhankelijk is gesteld van een vacature van betrekking, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden en de vermelding « zeer goed » hebben verkregen.In dat geval wordt de bevordering hem met een terugwerkende kracht van zes maanden toegekend. Indien de ambtenaar de vermelding « goed » heeft verkregen, wordt hem na zes maanden een nieuwe evaluatie betekend. Indien hij na deze nieuwe evaluatie de vermelding « goed » verkrijgt, wordt de in dit lid bedoelde bevordering hem toegekend zes maanden na de datum waarop hij de andere statutaire voorwaarden vervulde. Indien hij de vermelding « zeer goed » verkrijgt wordt de bevordering hem toegekend op de datum waarop deze hem had moeten toegekend worden. ».

Art. 4.In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 augustus 1983, 11 januari 1984 en 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het eerste lid, dat § 1 zal vormen en het tweede lid, dat § 3 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2.De Wetenschappelijke Raad in zijn hoedanigheid van directieraad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit bepaalt ten minste de frequentie van de vergaderingen, het vereiste quorum en de meerderheid die vereist is om te beslissen.

Dit reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Het wordt bovendien aan alle ambtenaren medegedeeld door toedoen van de bevoegde overheid. »; 2° er wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4.Voor de toepassing van de bepalingen die de evaluatie van het rijkspersoneel van niveau 1 regelen, bestaat de evaluatieconferentie uit : 1° de onmiddellijke hiërarchische meerdere;2° het hoofd van de wetenschappelijke inrichting of zijn vertegenwoordiger, als voorzitter;3° de tweetalige adjunct van het in 2° bedoelde hoofd van de wetenschappelijke inrichting, indien deze eentalig is;4° een ambtenaar-generaal die is aangewezen door de minister onder wiens gezag de inrichting is geplaatst;bij gebrek aan een ambtenaar-generaal wordt een andere ambtenaar van een hogere rang dan die van het in 1° bedoelde personeelslid door de minister aangewezen. ».

Art. 5.Artikel 18bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18bis.§ 1. De opdrachten die door de in artikel 17 bedoelde bepalingen zijn voorbehouden aan de interdepartementale stagecommissie en aan de stagecommissie, worden, in elke wetenschappelijke inrichting, uitgeoefend door een stagecommissie die, in voorkomend geval, in afdelingen is onderverdeeld volgens de taalrollen waartoe de personeelsleden van de inrichting waarvoor ze is opgericht, behoren.

De stagecommissie of de afdeling bestaat paritair uit : 1° het hoofd van de inrichting, voorzitter;2° ten minste één ander lid van de Wetenschappelijke Raad dan het hoofd van de inrichting, aangewezen door de minister onder wiens gezag de inrichting staat;3° de opleidingsdirecteur;4° leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 of artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, en dit ten belope van één lid per organisatie. § 2. De leden van de commissie aangewezen door de representatieve vakorganisaties worden gekozen tussen de ambtenaren van iedere wetenschappelijke inrichting en moeten aanvaard worden door de Minister onder wiens gezag de inrichting staat.

Zij behoren tot hetzelfde of het hogere niveau als dit van de stagiair. De weigering van de aanvaarding is onderworpen aan het advies van het bevoegde sectorcomité.

De vakorganisaties wijzen plaatsvervangende leden aan volgens de procedure waarin is voorzien voor de aanwijzing van de gewone leden.

De minister onder wiens gezag de inrichting staat, kan een ander lid van de Wetenschappelijke Raad aanwijzen in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid en een ander lid van het leidinggevend wetenschappelijk personeel in de hoedanigheid van plaatsvervangende voorzitter behorende tot de andere taalrol dan het effectieve lid en de effectieve voorzitter. § 3. De commissie beslist geldig met betrekking tot een stagiair indien ten minste de helft van de leden aanwezig is. Bovendien moeten de leden die de overheid vertegenwoordigen en de leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen, tijdens de stemming, in gelijk aantal aanwezig zijn. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door verwijdering van één of meer leden na lottrekking.

Indien na een eerste uitnodiging van de leden, de commissie niet in aantal is, beslist en stemt zij geldig met betrekking tot dezelfde stagiair tijdens de volgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezige leden.

De stemming is geheim. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. ».

Art. 6.In artikel 18ter, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « In elke inrichting volgen ten hoogste vijf kandidaten, per taalrol, lid van het wetenschappelijk personeel ten minste bevestigd in rang A of lid van het personeel bedoeld in het koninklijk besluit van 16 juni 1970 titularis van een graad beschouwd als ingedeeld in niveau 1 van de indeling van de graden waarvan de ambtenaren van de rijksbesturen titularis kunnen zijn, de in het eerste lid bedoelde vormingsperiode. Ze worden aangewezen door de Wetenschappelijke Raad. »; 2° het volgende lid wordt ingevoegd tussen het tweede lid en het derde lid : « Om te worden aangewezen door de Wetenschappelijke Raad moeten de door dit besluit beoogde personeelsleden na hun evaluatie de vermelding « zeer goed » hebben bekomen.».

Art. 7.In artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 10 april 1995 en waarvan de huidige tekst § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. Wanneer de raad van beroep kennis neemt van beroepen inzake evaluatie worden de aan de magistraat toegekende bevoegdheden uitgeoefend : 1° wanneer het beroep wordt ingediend door een in dit besluit bedoeld personeelslid dat titularis is van een in niveau 1 ingedeelde graad, door een nederlandstalige ambtenaar-generaal of een franstalige ambtenaar-generaal van een ministerie, door een nederlandstalige leidende ambtenaar of een nederlandstalige adjunct-leidende ambtenaar of door een franstalige leidende ambtenaar of een franstalige adjunct-leidende ambtenaar van een instelling van openbaar nut waarvan het personeel onder de toepassing valt van het statuut van het rijkspersoneel;ze worden aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren; 2° wanneer het beroep wordt ingediend door een in dit besluit bedoeld personeelslid dat titularis is van een in de niveaus 2+, 2, 3 en 4 ingedeelde graad, door een nederlandstalige vastbenoemde ambtenaar of een franstalige vastbenoemde ambtenaar van niveau 1 van een ministerie of van een instelling van openbaar nut waarvan het personeel onder de toepassing valt van het statuut van het rijkspersoneel;ze worden aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.

Om te kunnen aangewezen worden moet de ambtenaar-generaal, de leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar, de vastbenoemde ambtenaar van niveau 1 : 1° ten volle veertig jaar oud zijn;2° houder zijn van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten;3° ofwel hoofd van bestuur zijn sinds ten minste vijf jaar ofwel als leidend ambtenaar of adjunct-leidend ambtenaar benoemd zijn sinds ten minste vijf jaar ofwel ten minste tien jaar anciënniteit in niveau 1 hebben. Voor hun aanwijzing wordt een lijst van kandidaten door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren voorgelegd aan het advies van de vakorganisaties die in de raad van beroep zitting hebben. Dit advies wordt binnen tien dagen gegeven.

Aan elke voorzitter worden drie plaatsvervangers toegevoegd die op dezelfde wijze worden aangewezen als de effectieve voorzitter. Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap van de nederlandstalige afdeling voor de nederlandstalige voorzitter en van de franstalige afdeling voor de franstalige voorzitter waar.

De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen, evenals van het Nederlands of het Frans. Hij treedt inzonderheid op als voorzitter van de afdeling die ermee belast is kennis te nemen van de beroepen die worden ingediend door ambtenaren van het Duitse taalstelsel.

De ambtenaar-generaal, de leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar en de ambtenaar van niveau 1 die overeenkomstig dit artikel als voorzitter aangewezen is, moeten behoren tot een ministerie of een instelling van openbaar nut die onder de controlebevoegdheid valt van een andere minister dan die onder wie de wetenschappelijke inrichting ressorteert.

De ambtenaar-generaal, de leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar, de ambtenaar van niveau l die als voorzitter is aangewezen oefenen hun opdracht uit in volle onafhankelijkheid. Zij lichten de minister die hen heeft aangewezen in over elk feit dat deze onafhankelijkheid kan in het gedrang brengen.

De voorzitter is niet stemgerechtigd, behalve bij staking van stemmen; in dat geval neemt hij de beslissing.

Indien er geen staking van stemmen is, wordt de beslissing door de raad van beroep genomen. ».

Art. 8.In artikel 19bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 6 worden de woorden « Franse Gemeenschapscommissie » ingevoegd tussen de woorden « de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie » en « de dienst »;2° § 7 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 7.Het personeelslid behoudt de laatste evaluatie die hem is toegekend. ».

Art. 9.De bijlagen I en II bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden vervangen door bijlage I bij dit besluit.

Art. 10.Bijlage III bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat

Art. 11.In artikel 22 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de §§ 1 en 2 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 1.Onverminderd de bepalingen van § 3, worden ambtshalve benoemd in de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) : 1° de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste technicus der vorsing (rang 22) of van eerste correspondent der vorsing (rang 22), en die houder zijn van één der diploma's of titels opgenomen in de bijlage van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+;2° de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 23), en die houder zijn van één der diploma's of titels opgenomen in de bijlage van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+;3° de ambtenaren die geslaagd zijn voor een examen voor verhoging in graad tot de graad van eerste technicus der vorsing (rang 22) of tot de graad van eerste correspondent der vorsing (rang 22) dat afgesloten is of in uitvoering is voor 31 december 1994, en die houder zijn van een der diploma's of titels die opgenomen zijn in de bijlage van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+. § 2. Onverminderd de bepalingen van § 3, worden ambtshalve benoemd in de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste hoofdtechnicus der vorsing (rang 24), van hoofdcorrespondent der vorsing (rang 24) of van eerste hoofdcorrespondent der vorsing (rang 25), en die houder zijn van één der diploma's of titels opgenomen in de bijlage van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+. »; 2° In § 4, eerste lid, worden de woorden « krachtens §§ 1 tot 3 » vervangen door de woorden « krachtens § 1, 1° en 2°, § 2 en § 3 »;3° In § 4, zevende lid, worden de woorden « de graden van eerste technicus der vorsing (ingedeeld in rang 22) en van hoofdtechnicus der vorsing (ingedeeld in rang 23) » vervangen door de woorden « de graden van eerste technicus der vorsing (rang 22), van eerste correspondent der vorsing (rang 22) en van hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) »;4° In § 4, achtste lid, worden de woorden « de graad van eerste hoofdtechnicus der vorsing (ingedeeld in rang 24) » vervangen door de woorden « de graden van eerste hoofdtechnicus der vorsing (rang 24), van hoofdcorrespondent der vorsing (rang 24) en van eerste hoofdcorrespondent der vorsing (rang 25) »;5° In § 6, wordt het woord « georganiseerd » vervangen door het woord « afgesloten »;6° In § 7, wordt het woord « georganiseerd » vervangen door het woord « afgesloten ».

Art. 12.Een artikel 22bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 22bis.§ 1. De ambtenaren die, op 1 juni 1997, titularis zijn van één der hierna in de linkerkolom opgenomen bijzondere graden, worden ambtshalve benoemd tot de graad opgenomen in de rechterkolom : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 april 1999 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT.

^