Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 oktober 2000
gepubliceerd op 16 december 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1998 tot wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders

bron
ministerie van financien
numac
2000003752
pub.
16/12/2000
prom.
10/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/10/2000003752/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1998 tot wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 juni 1922 betreffende de lonen van de hypotheekbewaarders;

Gelet op het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1962, 27 november 1964, 25 april 1966, 27 mei 1969, 27 maart 1972 en 9 juli 1976;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 februari 1998 tot wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;

Gelet op het advies van de syndicale raad van advies van de bedienden der hypotheekbewaarders;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 november 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, van 25 augustus 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het past om zo vlug mogelijk te voorzien in een leemte gebleken in het toepassingsgebied van artikel 18 van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, zoals het is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 februari 1998;

Overwegende dat de nieuwe wedden verschuldigd zijn vanaf 1 januari 1994 en dit besluit bijgevolg onmiddellijk moet worden genomen;

Op voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 februari 1998 tot wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Artikel 18 van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.§ 1. Voor de vaststelling van hun geldelijke toestand worden de bedienden van de hypotheekbewaarders gelijkgesteld met de personeelsleden van de Staat, zoals hierna is aangeduid : 1° de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden met vastbenoemde personeelsleden;2° de bedienden op proef en de tijdelijke bedienden met het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel. § 2. De weddenschalen van elk van de graden worden als volgt vastgesteld : 1° klerk op proef, tijdelijk klerk, stagedoend klerk en definitief aangenomen klerk : weddenschaal 30 A. De definitief aangenomen klerk die vier jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 30 C. De definitief aangenomen klerk die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 30 H. De toekenning van deze schaal wordt per bewaring beperkt tot 50 % van het totaal van de bedienden met de graad van stagedoend klerk of definitief klerk.

De beperking van 50 % is niet van toepassing op de bedienden die vóór 1 februari 1998 de graad van stagedoend klerk of definitief klerk hebben.

De stage komt in aanmerking voor het bepalen van de graadanciënniteit. 2° eerste klerk : weddenschaal 20 A. De eerste klerk die vier jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 20 B. Bovendien, mag de wedde van de eerste klerk niet lager zijn dan die welke hij zou genoten hebben indien hij de graad van klerk had behouden; 3° revisor : weddenschaal 26 C. De revisor die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 26 G; 4° eerste revisor : weddenschaal 28 A. De eerste revisor die negen jaar graadanciënniteit of vijftien jaar niveauanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 28 C; 5° bureauchef : weddenschaal 28 F. De bureauchef die negen jaar graadanciënniteit of vijftien jaar niveauanciënniteit heeft, bekomt de weddenschaal 28 L. Voor de berekening van de negen jaar graadanciënniteit komt de anciënniteit verworven in de graad van eerste revisor in aanmerking. § 3. Voor de toepassing van § 2, 4° en 5°, wordt de niveauanciënniteit berekend vanaf de datum van de bevordering tot de graad van revisor.

Evenwel, voor de bedienden die werden bevorderd tot de graad van revisor, van eerste revisor of van bureauchef vóór 1 juli 1995, wordt de niveauanciënniteit berekend vanaf de datum van de bevordering tot de graad van eerste klerk.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën D. REYNDERS

^