Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2004
gepubliceerd op 17 maart 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-, en dagbladbedrijf, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203069
pub.
17/03/2005
prom.
10/11/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-, en dagbladbedrijf, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-, en dagbladbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-, en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001 Sectoraal akkoord (Overeenkomst geregistreerd op 15 mei 2001 onder het nummer 57139/CO/130) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000 en is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, met uitsluiting van de werkgevers en/of werknemers die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Belgische dagbladen, afgesloten op 25 oktober 1995 in voornoemd paritair comité (koninklijk besluit van 25 juni 1997). HOOFDSTUK II. - Maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid

Art. 2.Overeenkomstig de beschikkingen van het interprofessioneel akkoord 2001-2002, zullen de inspanningen ten gunste van de risicogroepen worden voortgezet door het heffen van een bijdrage van 0,10 pct. op de loonmassa in 2001 en 2002.

De verkregen middelen zullen worden aangewend om de inspanningen voor opleiding in de grafische sector verder te zetten, met bijzondere aandacht voor het opleiden en omscholen van werknemers die met nieuwe technologieën worden geconfronteerd.

De sociale partners belasten de v.z.w. FOGRA met het vastleggen van de modaliteiten van deze twee opdrachten.

Art. 3.Overeenkomstig de beschikkingen van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 om bijzondere opleidingsinspanningen te leveren voor sommige risicogroepen, wordt overeengekomen dat in 2001 en 2002 een bijkomende bijdrage van 0,05 pct. op de loonmassa wordt geheven, meer in het bijzonder bestemd voor opleiding en herscholing van de werknemers binnen de grafische sector, die ouder zijn dan 45 jaar of gehandicapt.

De sociale partners belasten de v.z.w. FOGRA de modaliteiten van deze beide opdrachten vast te leggen, en dit vóór 30 juni 2001. Deze gesolidariseerde inspanning voor opleiding komt bovenop de inspanning voor beroepsopleiding die reeds gebeuren op het vlak van de ondernemingen.

Art. 4.Vorming Elke werknemer heeft een individueel recht op één dag beroepsopleiding per jaar. Het betreft alle vormen van professionele opleiding georganiseerd door de werkgever.

Dit individueel recht kan geglobaliseerd worden op het niveau van de onderneming.

Volgende modaliteiten dienen gerespecteerd te worden : - in de ondernemingen met een ondernemingsraad, een comité voor preventie en bescherming op het werk of bij ontstentenis een vakbondsafvaardiging, informeert de werkgever de werknemersvertegenwoordigers van zijn plan tot globalisering van de opleidingsdagen; - in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging heeft de werknemer die meent geen recht te hebben gehad op zijn jaarlijkse vormingsdag, de mogelijkheid de voorzitter van de paritaire commissie hiervan in te lichten, die dan de werkgever zal verzoeken de globalisering van de opleidingsdagen gedurende de betrokken periode, te rechtvaardigen.

Art. 5.Een niet-recurrente bijdrage van 0,05 pct. van de loonmassa in 2001 en 2002 zal specifiek geheven worden voor de financiering van de studie van een analytische methode van de classificatie van de functies, van een imagocampagne ten voordele van de sector, acties met betrekking tot het milieu of andere dossiers die van belang worden geacht voor de bedrijfstak. De sociale partners belasten de v.z.w.

FOGRA met het beheer van de middelen die voortspruiten uit deze bijdrage. HOOFDSTUK III. - Brugpensioen

Art. 6.De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 2000 betreffende het voltijds brugpensioen op de leeftijd van 58 jaar, wordt verlengd tot 31 december 2002.

Art. 7.In uitvoering van artikel 110 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en voor zover de onderneming haar toetreding tot die maatregel officieel heeft bekend gemaakt, kunnen ontslagen werknemers die in de loop van de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 de leeftijd van 56 jaar bereiken of hebben reeds bereikt in aanmerking komen voor het conventioneel brugpensioen indien zij op het einde van hun arbeidsovereenkomst kunnen aantonen dat ze minstens 33 jaar als loontrekkende hebben gewerkt en indien ze kunnen aantonen dat ze minstens 20 jaar in een arbeidsstelsel met nachtploegen gewerkt hebben, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46.

De ondernemingen die interesse hebben voor de toepassing van deze maatregel, moeten dit schriftelijk melden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-, en dagbladbedrijf en dit ten laatste op 31 december 2001. HOOFDSTUK IV. - Koopkracht

Art. 8.In uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996), en van het interprofessioneel akkoord 2001-2002, zal de koopkracht gedurende de jaren 2001-2002 als volgt evolueren : - de weeklonen zullen worden verhoogd met 1,1 pct. op 1 juli 2001 en met 1,1 pct. op 1 april 2002.

Art. 9.Teneinde aan de werknemers het behoud van de koopkracht te verzekeren komen de partijen volgende procedure overeen : de ter zake bevoegde specialisten zijn het er over eens dat gedurende de periode van de overeenkomst 2 indexaties van 2 pct. moeten voorzien worden.

Indien er conform het artikel 19 van de looncollectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1980, slechts één indexatie zou plaatsvinden tijdens de duur van de overeenkomst, wordt een vervroegde indexatie van 2 pct. toegekend de 2de maandag van de maand december van 2002.

Deze vervroegde indexatie zal opgeslorpt worden ter gelegenheid van de volgende indexatie die normaal zou worden toegekend volgens artikel 19 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze "anticipatie" heeft geen enkele weerslag op de verdere toepassing van het vermeld artikel 19 van de looncollectieve arbeidsovereenkomst en zal niet in mindering worden gebracht van de onderhandelingsmarge voor een collectieve arbeidsovereenkomst 2003-2004.

Art. 10.Ziekte van korte duur In geval van ziekte van korte duur waarvoor een carenzdag wordt toegepast, komen de partijen overeen aan de werknemer een vergoeding te betalen gelijk aan het barema-uurloon (100 pct.) vermenigvuldigd met het aantal uren dat werkelijk zou moeten gepresteerd zijn, met een maximum van 8 uren, en dit voor de eerste carenzdag van elk burgerlijk jaar. Dit artikel is van toepassing vanaf 1 april 2001.

In de ondernemingen waar een voordeel bestaat dat tenminste gelijkwaardig is aan dit bedoeld in dit artikel, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar.

Art. 11.Eindejaarspremie - Vanaf 1 januari 2001 en voor de werknemers die op 1 april 2001 nog steeds verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever, wordt het aantal gelijkgestelde dagen van economische werkloosheid en van ziekte voor de berekening van de eindejaarspremie, respectievelijk op 40 gebracht. - Vanaf 1 april 2001 wordt in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met betaling van een verbrekingsvergoeding, de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding gelijkgesteld voor de berekening van de te betalen eindejaarspremie.

Art. 12.Conventionele vergoedingen - Vanaf 1 april 2001 wordt de maaltijdvergoeding in geval van niet-voorziene overuren, verhoogd tot 3,47 EUR (140 BEF); - Vanaf 1 april 2001 wordt de vergoeding voor volledige tijdelijke werkloosheid verhoogd tot 4,83 EUR (195 BEF). Deze vergoeding wordt gebracht op 6,57 EUR (265 BEF) (+ één bruto-uurloon dat overeenstemt met het werkelijk arbeidsregime) in geval van gebruik van het systeem van terugroeping of het tijdelijk werkloos stellen.

Art. 13.Opzegperiodes De bepalingen inzake opzegtermijnen, voorzien in artikel 29, 2e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract" van 30 november 1990, blijven ongewijzigd van toepassing tot en met 31 december 2001. Vanaf 1 januari 2002 worden de wettelijke opzegtermijnen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van toepassing.

Deze bepaling wijzigt op generlei wijze de mogelijkheid van verkorte opzeg gedurende de 6 eerste maanden van de arbeidsovereenkomst of in geval van ontslag voor brugpensioen.

Art. 14.Anciënniteitsverlof Elk jaar heeft de werknemer die 15 jaar anciënniteit heeft in de onderneming, recht op 1 betaalde dag anciënniteitsverlof. Deze dag wordt betaald volgens het barema-uurloon (100 pct.) vermenigvuldigd met het aantal uren dat werkelijk zou zijn gepresteerd, met een maximum van 8 uren. Deze dag wordt vastgelegd in gemeenschappelijk overleg tussen werkgever en werknemer.

In de ondernemingen waar een voordeel bestaat dat tenminste gelijkwaardig is aan dit bedoeld in dit artikel, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar. HOOFDSTUK V. - Bijzonder fonds

Art. 15.De bijdrage aan het bijzonder fonds wordt met 0,05 pct. van de jaarlijkse loonmassa in 2001 en 2002 verhoogd. Het betreft een niet-recurrente bijdrage die moet toelaten de noodzakelijke reserves te creëren en de vakbondspremie te verhogen tot 104,12 EUR (4 200 BEF). HOOFDSTUK VI. - Overuren

Art. 16.De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 2000 betreffende de overuren wordt verlengd tot 31 december 2002. HOOFDSTUK VII. - Bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten

Art. 17.Rekening houdend met de afspraken van de sociale partners onder punt 5 "Mobiliteit" van het interprofessioneel akkoord 2001-2002, waarbij het gebruik van het openbaar vervoer wordt aangemoedigd door het verhogen van de werkgeverstussenkomst in de kosten van een abonnement (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19) tot 60 pct. vanaf 1 april 2001, zal het artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst "Vervoerskosten" van 16 mei 1991 derwijze worden aangepast dat de werkgeverstussenkomst in het gebruik van privévervoer, niet automatisch meer wordt gekoppeld aan de tussenkomst voorzien voor het gebruik van het openbaar vervoer, en dit vanaf 1 april 2001.

Art. 18.Vanaf 1 april 2001 is voor de werknemer die woont buiten een straal van 5 km en gebruik maakt van privé-vervoer, de tussenkomst van de werkgever voor de werkelijk gepresteerde dagen gelijk aan de bedragen opgenomen in de tabel in bijlage.

Art. 19.Vanaf 1 april 2001 betaalt de werkgever aan de werknemer die woont buiten een straal van minstens 3 km en gebruik maakt van de fiets als vervoermiddel, een vervoertussenkomst van 0,15 EUR (6 BEF)/km (enkel trajekt) per effectief gepresteerde dag. Dit recht is gekoppeld aan de ondertekening door de werknemer, van een verklaring op eer die vermeldt dat de fiets wordt gebruikt als vervoermiddel evenals het exact afgelegd aantal km.

In de ondernemingen waar een voordeel bestaat dat tenminste gelijkwaardig is aan dit bedoeld in dit artikel, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 20.Beide partijen verbinden zich gedurende de looptijd van deze overeenkomst ertoe de sociale vrede in de ondernemingen te handhaven.

Art. 21.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2001 en blijft van toepassing tot 31 december 2002, met uitzondering van de artikelen die er anders over beschikken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Annexe à la convention collective de travail du 19 avril 2001, conclue au sein de la Commission paritaire de l'imprimerie, des arts graphiques et des journaux Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001 gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst, en dagbladbedrijf Intervention de l'employeur pour le transport privé - à partir du 1er février 2001 Tussenkomst van de werkgever bij gebruik van prive-transportmiddel - vanaf 1 februari 2001 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (x) km : distance simple domicile - lieu de travail/enkele afstand woonplaats - werkplaats. Le barème en euro est purement informatif et ne peut être utilisé pour le calcul des salaires.

Het euro-barema is louter informatief en mag niet worden gebruikt voor loonberekeningen.

^