gepubliceerd op 22 december 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, houdende invoering van een sectoraal pensioenstelsel
10 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, houdende invoering van een sectoraal pensioenstelsel (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, houdende invoering van een sectoraal pensioenstelsel.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 Uitsluiting uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, houdende invoering van een sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst geregistreerd op 5 augustus 2002 onder het nummer 63460/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Voorwerp
Art. 2.Deze overeenkomst heeft in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord gesloten op 3 mei 2001 in het Paritair Comité voor het garagebedrijf tot doel de voorwaarden te expliciteren waaraan : - de collectieve arbeidsovereenkomst of akkoord dient te voldoen opdat de in voormeld artikel voorziene bijdrage van 1 pct. van de brutobezoldiging van de arbeiders kan worden aangewend in het raam van een ondernemingsgebonden pensioenstelsel, in plaats van in het raam van het sectorale pensioenstelsel dat ingevoerd wordt door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002; - het ondernemingsgebonden pensioenstel zelf dient te voldoen. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden 3.1. Collectieve arbeidsovereenkomst of akkoord De collectieve arbeidsovereenkomst of akkoord moet bestaan vóór 31 december 2000 en dient het akkoord van de sociale partners of bedrijfsniveau te bevatten inzake een ondernemingsgebonden pensioenstelsel. 3.2. Het ondernemingspensioenstelsel Het ondernemingspensioenstelsel dient ten laatste vanaf 1 januari 2002 minimaal de hierna volgende voorwaarden te voorzien. 3.2.1. Aansluitingsvoorwaarden Alle arbeiders die vanaf 1 januari 2002 met een werkgever verbonden waren of zijn via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst), moeten aangesloten worden bij het ondernemingspensioenstelsel.
Dit houdt onder meer in dat : - ook de arbeiders die tewerkgesteld worden of werden op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, dienen aan te sluiten; - de aansluiting onmiddellijk gebeurt ten tijde van het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, waardoor de aansluiting dus niet kan uitgesteld worden tot na een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld de 25ste verjaardag van de aangeslotene. 3.2.2. Verzekeringscombinatie De bijdrage kan enkel aangewend worden als premie voor een verzekering in de combinatie "uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve". 3.2.3. Financiering Het ondernemingsstelsel dient vanaf 1 januari 2002 gefinancierd of verhoogd te worden met een bijdrage, zoals voorzien in artikel 6 van het nationaal akkoord van 3 mei 2001 afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, die minstens gelijk is aan 1 pct. van het brutojaarloon van de arbeiders waarop Rijksdienst voor Sociale zekerheidinhoudingen verschuldigd zijn. HOOFDSTUK IV. - Informatie
Art. 4.De werkgever dient minstens eenmaal per jaar een lijst van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel die voldoen aan de hogervernoemde aansluitingsvoorwaarden, over te maken aan de voorzitter van het paritair comité.
Daarenboven zal de hiervoor vermelde werkgever de voorzitter van het paritair comité op de hoogte houden van elke wijziging die doorgevoerd wordt aan het ondernemingspensioenstelsel door middel van het opsturen van een afschrift van de wijziging van het pensioenreglement binnen de twee maanden te rekenen vanaf de begindatum van het gewijzigde ondernemingspensioenstelsel. De pensioeninstelling die het ondernemingspensioenstelsel beheert dient bij deze gelegenheid een verklaring op te stellen dat het ondernemingspensioenstelsel voldoet aan de in het raam van deze overeenkomst bepaalde voorwaarden.
Tenslotte zal de werkgever op eenvoudig verzoek van de voorzitter van het paritair comité alle gegevens overmaken die de voorzitter toelaten de juiste uitvoering van de verplichtingen te (laten) controleren. HOOFDSTUK V. - Procedure ingeval van niet-betaling van de premies of van stopzetting van het ondernemingspensioenstelsel
Art. 5.Het ondernemingspensioenstelsel dient te voorzien in een procedure die ingeval van niet-betaling van de premies, minstens de volgende elementen bevat : - ingeval van niet-betaling van de premies binnen een termijn van 30 dagen na de vervaldag ervan, zal de werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies; - indien de premies binnen een termijn van 60 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven nogmaals in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies. De pensioeninstelling brengt de voorzitter van het paritair comité hiervan schriftelijk op de hoogte; - indien de premies binnen een termijn van 90 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven op de hoogte worden gesteld dat de contracten binnen de drie weken premievrij zullen worden gemaakt. De pensioeninstelling brengt de voorzitter van het paritair comité, alsook de aangeslotenen van het ondernemingspensioenstelsel hiervan schriftelijk op de hoogte.
Ingeval van blijvende niet-betaling van de in het raam van het ondernemingspensioenstelsel verschuldigde premies, of ingeval van stopzetting van het ondernemingspensioenstelsel, is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting van de betaling van de premies of van het ondernemingstelsel, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel. HOOFDSTUK VI. - Procedure
Art. 6.Wanneer men in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord van 3 mei 2001 wenst gebruik te maken van de mogelijkheid om de voorziene bijdrage van 1 pct. te gebruiken ter invoering of verhoging van een ondernemingspensioenstelsel, dient volgende procedure gevolgd te worden : 6.1. Inlichtingen te verstrekken aan de voorzitter van het paritair comité Ter controle en goedkeuring dienen een aantal documenten te worden voorgelegd aan de voorzitter van het paritair comité. Dit dient bij wege van een aangetekend schrijven te gebeuren. In afwijking van hetgeen beslist is in het nationaal akkoord van 3 mei 2001 dient dit uiterlijk vóór 30 september 2002 te gebeuren.
Het gaat meer bepaald over de volgende stukken : - de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord dat dateert vóór 31 december 2000 houdende het akkoord van de sociale partners op bedrijfsniveau inzake een ondernemingsgebonden pensioenstelsel; - de collectieve arbeidsovereenkomst waarin de sociale partners op ondernemingsniveau - in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord van 3 mei 2001 afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf - ervoor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren en aldus de voorziene bijdrage van 1 pct. zullen gebruiken ter financiering van bestaand ondernemingspensioenplan; - en het (nieuwe) pensioenreglement dat voldoet aan de voorwaarden welke voortvloeien uit deze collectieve arbeidsovereenkomst. 6.2. Beraadslaging door de voorzitter van het paritair comité Binnen de twee maanden na de hiervoor vermelde kennisgeving door de werkgever, laat de voorzitter van het paritair comité ofwel zijn akkoord ofwel zijn weigering ofwel een vraag om meer inlichtingen geworden aan de werkgever.
De voorzitter van het paritair comité kan enkel een aanvraag om buiten het toepassingsveld van de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel van 5 juli 2002 te vallen weigeren indien niet voldaan is aan de voorwaarden die terzake worden gesteld in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Enige geschillen terzake worden dan ook behandeld binnen het Paritair Comité voor het garagebedrijf. HOOFDSTUK VII. - Financiële implicaties van het sectorale pensioenstelsel
Art. 7.Overeenkomstig artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel, zal de daarin bepaalde bijdrage worden ingevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) en zal na de terbeschikkingstelling ervan aan de inrichter van het sectoraal pensioenstelsel door laatstgenoemde worden doorgestort aan de sectorale pensioeninstelling.
Indien het voor de diensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onmogelijk blijkt om voor wat betreft de inhouding van deze bijdragen een onderscheid te maken tussen de werkgevers die overeenkomstig deze overeenkomst buiten het toepassingsgebied vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel, dan zal de inrichter van het sectorale pensioenstelsel de bijdragen ingehouden bij de werkgevers die niet onder het toepassingsgebied vallen, aan hen terugstorten.
De in het vorige lid bedoelde terugstortingen zullen gebeuren binnen een tijdsspanne van 1 maand te rekenen vanaf de dag waarop de inrichter hiertoe de nodige gegevens ter beschikking heeft, dan wel vanaf de dag waarop de stortingen aan de inrichter ter beschikking zouden worden gesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid indien deze datum zich na de terbeschikkingstelling van de gegevens zou situeren. Op de terugstortingen worden geen verwijlintresten toegekend. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding en opzeggingsmogelijkheden
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002. Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het paritair comité.
Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 10, § 1, 3° van het wetsontwerp betreffende de aanvullende pensioenen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE