gepubliceerd op 03 december 2004
Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst (1)
10 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers (P.C. 128.02) ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, vervangen door de wet van 30 december 2001;
Gelet op het advies van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers gegeven op 10 mei 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig verlengen van een regime van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en maatwerkers ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers ressorteren.
Art. 2.§ 1. Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig worden geschorst vanaf de eerste arbeidsdag die volgt op deze van de kennisgeving. § 2. Deze kennisgeving vindt plaats uiterlijk bij de aanvang van de laatste arbeidsdag die de schorsingsperiode voorafgaat. Zij gebeurt ofwel door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming, wanneer de schorsing een collectief karakter heeft, ofwel door overhandiging aan de werkman of werkster van een geschrift, wanneer de schorsing geen collectief karakter heeft. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt als arbeidsdag beschouwd, iedere kalenderdag, met uitzondering van de zondagen, de betaalde feestdagen en de gewone rustdagen die het gevolg zijn van de verdeling van de wekelijkse arbeidsduur over vijf dagen.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag zes maanden niet overschrijden.
Art. 4.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving moet de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan, de datum waarop deze schorsing een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen gesteld worden.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking niet ingang van 1 oktober 2004 en treedt buiten werking op 1 oktober 2005.
Art. 6.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.