10 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het individueel document in de ondernemingen voor geregelde en speciale autobusdiensten en in de autocarondernemingen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het individueel document in de ondernemingen voor geregelde en speciale autobusdiensten en in de autocarondernemingen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brusssel, 10 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1998 Individueel document in de ondernemingen voor geregelde en speciale autobusdiensten en in de autocarondernemingen (Overeenkomst geregistreerd op 5 februari 1999 onder het nummer 49941/CO/140.01.02.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen van de geregelde en bijzonder geregelde autobusdiensten en van de autocarondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer alsook op hun werklieden, hierna "werknemers" genoemd. HOOFDSTUK II. - Doelstellingen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd opgesteld om te voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1998) betreffende de invoering van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling en dit door naleving van het principe van toepassing op de instellingen van de sociale zekerheid dat wil dat al de inlichtingen die een eerste keer aan de werkgevers door één van de instellingen van de sociale zekerheid gevraagd worden geen tweede keer gevraagd mogen worden door een andere instelling van de sociale zekerheid rekening houdend met het feit dat voornoemde gegevens toegankelijk zijn via het elektronische informatienetwerk dat ingevoerd werd door de Kruispuntbank. HOOFDSTUK III. - Begrippen

Art. 3.Met "werknemers" wordt bedoeld : 1) de werklieden en werksters;2) de personen verbonden door een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten ongeacht de juridische kwalificatie die door de partijen aan hun arbeidsovereenkomst werd gegeven;3) de personen bedoeld in artikel 3, 5°bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de sociale zekerheid van de loontrekkenden.

Art. 4.Met "individueel document" wordt bedoeld het document voorzien bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van de sociale documenten waarvan de aflevering geregeld is door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1996 betreffende het individueel document in de ondernemingen van geregelde en bijzonder geregelde autobusdiensten en van de autocarondernemingen (koninklijk besluit van 18 november 1997 - Belgisch Staatsblad van 12 december 1997).

Art. 5.Met "sociaal fonds" wordt bedoeld het Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten.

Art. 6.Met "Instituut" wordt bedoeld het instituut belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen. HOOFDSTUK IV. - Procedure

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijkt af van de bepalingen van de overeenkomst van 26 juni 1996 waarvan sprake in artikel 4 inzake de hernieuwingsprocedure van het individueel document ten opzichte van de werkgevers die werknemers tewerkstellen die houder zijn van een individueel document waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op 31 januari 1999 op voorwaarde dat zij nog in dienst zijn van de werkgever die de aanvraag tot aflevering van het individueel document in 1998 heeft ingediend.

Art. 8.In afwijking van de bepalingen van artikel 5 van de voornoemde overeenkomst van 26 juni 1996, zal de geldigheidsduur van het individueel document eindigen op de dag van de beeïndiging van de arbeidsovereenkomst en ten laatste op 30 juni 1999.

Voor de arbeidsovereenkomsten die aanvingen vóór 1 januari 1999 en die eindigen vóór 30 juni 1999 in toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 1998, moeten de werkgevers de eerste werkdag die volgt op het einde van de tewerkstelling aan het instituut de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst meedelen.

Voor de arbeidsovereenkomsten die aanvangen vanaf 1 januari 1999 moeten de werkgevers de bepalingen naleven van de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 dat een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling invoert, in toepassing van de wet van 26 juli 1996, tot modernisering van de sociale zekerheid en tot instelling van de geldigheid van de wettelijke pensioenregimes. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling

Art. 9.In afwijking van de bepalingen van artikel 12 van de voornoemde arbeidsovereenkomst van 26 juni 1996 dienen de werkgevers bij een verloren, gestolen of vernietigd individueel document tijdens de periode die ingaat op 1 januari 1999 en eindigt op 30 juni 1999 aan de werknemers het groene exemplaar van de aanvraag tot aflevering van het individueel document te overhandigen. Zij sturen het witte exemplaar naar het sociaal fonds en bewaren het gele exemplaar gedurende 5 jaar. Het fonds zal geen nieuw individueel document afleveren. Het exemplaar van de aanvraag tot aflevering blijft geldig tot 30 juni 1999. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 10.In geval van beëindiging van de tewerkstelling, zoals aangehaald in artikel 8, dient de werkgever het individueel document aan het sociaal fonds terug te sturen en dit binnen de 8 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Geldigheidsduur

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst zal in voege treden op 1 januari 1999 en zal eindigen op 30 juni 1999.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX