Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 februari 1998
gepubliceerd op 29 mei 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord voor de jaren 1997-1998 in de verzekeringssector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012111
pub.
29/05/1998
prom.
22/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/22/1998012111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord voor de jaren 1997-1998 in de verzekeringssector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het verzekeringswezen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord voor de jaren 1997-1998 in de verzekeringssector.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage Paritair Comité voor het verzekeringswezen Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Sectorieel akkoord voor de jaren 1997-1998 in de verzekeringssector (Overeenkomst geregistreerd op 3 september 1997 onder het nummer 44687/COB/306, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op 5 september 1997 goedgekeurd als tewerkstellingsakkoord met directe uitwerking, met toepassing van het koninklijk besluit van 24 februari 1997) (2) Deel 1 - Basisovereenkomst. HOOFDSTUK I. - Inleiding I. Toepassingsgebied.

Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het verzekeringswezen.

Ze concretiseert, voor de verzekeringssector, de bepalingen met betrekking tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de loonkosten, die opgenomen zijn in de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, hierna genoemd "wet op het concurrentievermogen".

Ze wordt bovendien aangevuld met een tweede deel ter instelling van een zekere flexibiliteit in de verzekeringssector, gekoppeld aan een vermindering van de arbeidsduur. Deze twee delen vormen samen het sectorakkoord voor de jaren 1997-1998 in de verzekeringssector.

Partijen komen overeen om vóór 30 juni 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten die de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst preciseert en/of interpreteert.

HOOFDSTUK II. - Koopkracht en arbeidsduurvermindering Jaar 199 7. 1. Koopkracht. De werkgevers kennen een brutopremie van 10.000 F toe aan de op de datum van ondertekening van het akkoord aanwezige werknemers die bedoeld zijn door de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1979, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 februari 1980.

Die premie zal betaald worden samen met het loon van de maand juni 1997.

Voor de werknemers die niet aanwezig zijn op de datum van ondertekening van de overeenkomst, alsook voor de werknemers die met (brug)pensioen gaan vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, zal deze bepaling worden toegepast naar rata, per begonnen maand, van hun aanwezigheid in de onderneming gedurende de eerste vijf maanden van 1997. Iedere begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers zal die bepaling naar rata van hun werkduur worden toegepast.

De ondernemingen beschikken echter over de mogelijkheid om op ondernemingsvlak enig ander als gelijkwaardig beschouwd voordeel te bepalen.

In dit opzicht bevelen de partijen aan de mogelijkheid te overwegen om die premie aan te wenden in de vorm van een eenmalige storting in het kader van de tweede pijler. De voorwaarden van die storting zullen worden vastgesteld op ondernemingsvlak. 2. Arbeidsduurvermindering. De wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1983, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 april 1984, wordt voor 1997 verminderd met 10 minuten. Die arbeidsduurvermindering zal op het vlak van de onderneming worden geregeld en kan worden omgezet in een compenserende verlofdag.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers en voor de werknemers die niet het volledige jaar 1997 bij de betrokken werkgever tewerkgesteld waren, zal die bepaling naar rata van hun werkduur worden toegepast.

Jaar 1998.

Arbeidsduurvermindering.

De wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1983, wordt voor 1998 verminderd met 30 minuten. Die arbeidsduurvermindering zal op het vlak van de onderneming worden geregeld en kan worden omgezet in compenserende verlofdagen volgens de gelijkwaardigheidsformule waarbij een arbeidsduurvermindering van 10 minuten gelijkgesteld wordt met één compenserende verlofdag per jaar.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers en voor de werknemers die niet het volledige jaar 1998 bij de betrokken werkgever tewerkgesteld waren, zal die bepaling naar rata van hun werkduur worden toegepast.

Marge voor de loonkostenontwikkeling.

Met uitzondering van de modaliteiten inzake de verschoven uurroosters voorzien in artikel 14 van deel II van deze overeenkomst met betrekking tot de arbeidsduur, erkennen de partijen dat de bepalingen van deze sectorovereenkomst de volledige maximale marge opgebruiken voor de ontwikkeling van de loonkosten voor 1997-1998 zoals gedefinieerd in de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, alsook in het koninklijk besluit van 20 december 1996 tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. HOOFDSTUK III. - Werkgelegenheid I. "Jongerenplan + 350".

De verzekeringssector verbindt er zich toe 350 jonge werkzoekenden aan te werven en hen, vanaf 1 juli 1997 en tijdens de duur van het sectorakkoord, een aanvullende opleiding tijdens de werkuren te geven.

Die collectieve actie wordt beschouwd als een maatregel voor de werkgelegenheid zoals bepaald in artikel 7 van de wet op het concurrentievermogen, waardoor de kansen op werk voor jongeren worden verhoogd, en zoals vermeld in artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

De werkgevers zullen daartoe, op vrijwillige basis, hun aantal RVA-stagiairs kunnen verhogen, zonder de reglementaire grens van 4 pct. te overschrijden. De werkzoekenden zullen aangeworven worden met een stage-overeenkomst voor een duur van zes maanden.

In het kader van dat jongerenplan zullen de werkgevers eveneens de mogelijkheid hebben om voor zes maanden ook werkzoekenden aan te werven met een contract voor bepaalde duur.

Daarnaast verbinden de werkgevers er zich toe die jongeren een aanvullende beroepsopleiding te geven. Deze opleiding zal beantwoorden aan de reële recruteringsbehoeften van de bedrijven van de sector en zal ten minste de helft van de duur van de stage omvatten.

Na hun stage zullen de werkgevers de mogelijkheid positief onderzoeken om die werknemers aan te werven met een contract van bepaalde of onbepaalde duur, een vervangingscontract of een verlengd RVA-stagecontract.

II. Werkzekerheid.

Tot 31 december 1998 zullen de werkgevers niet overgaan tot ontslagen om technische redenen van arbeidsorganisatie.

Bij ontslag in strijd met de vorige alinea is de werkgever ertoe gehouden de werknemer een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het brutoloon van zes maanden voor de personeelsleden met een anciënniteit tussen 1 en 5 jaar, en een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan het brutoloon van negen maanden voor de personeelsleden met een anciënniteit van meer dan 5 jaar, onverminderd de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

III. "FOPAS". 1. Verlenging : - Voor de duur van de overeenkomst wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht.Dat fonds moet in 1997-1998 de opbrengst innen van de bijdrage van 0,10 pct. waarin het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid voorziet. - De statuten en de praktische regeling van dat fonds zullen worden vastgesteld in een afzonderlijke overeenkomst die uiterlijk op 30 juni 1997 wordt gesloten. 2. Toekomstige ontwikkeling van de acties van het fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid : Een werkgroep wordt belast met de uitwerking van de voorstellen met betrekking tot de heroriëntering en/of mogelijke ontwikkeling van "FOPAS".In dit opzicht zal de werkgroep uitgaan van de conclusies van de studiedag van 16 september 1996, die door het beheerscomité van dat fonds werden goedgekeurd.

IV. Vrijwillige loopbaanonderbreking. 1. Toepassing van het recht ingevoerd door het koninklijk besluit van 6 februari 1997. Het recht op loopbaanonderbreking voor 1 pct. van de werknemers, waarin het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan in toepassing van artikel 7, § 2, 1° van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen voorziet, geldt in de verzekeringssector voor alle werknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De werknemers die een loopbaanonderbreking aanvragen van minder dan 50 pct. dienen evenwel sinds 1 kalenderjaar voltijds tewerkgesteld te zijn.

De werknemer moet zijn verzoek schriftelijk indienen, uiterlijk twee maanden voor de gewenste aanvang van de loopbaanonderbreking. De werkgever zal voorzien in de vervanging van de werknemer die loopbaanonderbreking neemt. 2. Invoering van een bijkomend recht op vrijwillige loopbaanonderbreking. Een bijkomend recht op loopbaanonderbreking wordt in de verzekeringssector toegekend aan 2 pct. van de werknemers, onder de volgende voorwaarden : - de werknemer die de onderbreking aanvraagt, moet voltijds tewerkgesteld zijn; - de werknemer moet zijn verzoek schriftelijk indienen, uiterlijk twee maanden voor de gewenste aanvang van de loopbaanonderbreking; - de werknemer verzoekt ten minste om een halftijdse loopbaanonderbreking.

Er zal voorrang worden verleend : - aan de werknemers die ouder zijn dan 50 jaar; - aan de werknemers in de eerste drie loonschaalcategorieën van het uitvoerend personeel, alsook aan het arbeiderspersoneel.

De werkgever zal voorzien in de vervanging van de werknemer die loopbaanonderbreking neemt.

De toekenning van een bijkomend recht op vrijwillige loopbaanonderbreking valt onder de arbeidsbevorderende maatregelen die vermeld worden in artikel 4, § 1 van het voormeld koninklijk besluit van 24 februari 1997.

De ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging, zal regelmatig op de hoogte worden gehouden van de toepassing van de bepalingen inzake vrijwillige loopbaanonderbreking.

V. Tewerkstellingsakkoorden.

Vormelijke bepalingen.

De hieronder beschreven tewerkstellingsakkoorden worden gesloten ter uitvoering van hoofdstuk IV onder titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (artikel 5, eerste lid).

Inhoud.

De werkgevers die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 29 tot 36 van de wet van 26 juli 1996 en aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 februari 1997, kunnen kiezen tussen de arbeidsbevorderende maatregelen die hieronder worden opgesomd : Standaardmenu" (algemeen kader van arbeidsbevorderende maatregelen). - invoering van een recht op voltijdse of deeltijdse loopbaanonderbreking. Dit bijkomend recht, zoals bedoeld onder hoofdstuk III, punt IV, 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst komt bovenop het door het voormeld koninklijk besluit van 6 februari 1997 ingevoerde recht op loopbaanonderbreking voor 2 pct. en het recht op loopbaanonderbreking dat op 31 december 1996 in de sector van toepassing was. - invoering van een recht op halftijds brugpensioen. Deze bepaling, zoals bedoeld onder hoofdstuk IV, punt II komt bovenop de bepalingen die op 31 december 1996 in de sector van toepassing waren. « Sectoraal menu". - "Jongerenplan + 350".

Deze arbeidsbevorderende maatregel voor de sector, zoals bedoeld in hoofdstuk III, punt 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, is getroffen ter uitvoering van artikel 4, § 2 van het voormeld koninklijk besluit van 24 februari 1997.

Directe uitwerking.

De bepalingen van dit hoofdstuk worden gesloten met directe uitwerking, zonder dat de werkgever een toetredingsprocedure moet starten.

De werkgever die een akkoord ten gunste van de werkgelegenheid sluit ter uitvoering van het voorgestelde menu en die aantoont dat de onderneming voldoet aan de voorwaarden om de arbeidsbevorderende maatregelen effectief toe te passen conform artikel 6, § 2, 1ste lid van het voormeld koninklijk besluit van 24 februari 1997, heeft op grond van artikel 30 van de wet van 26 juli 1996 en artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 recht op een vermindering van de bijdragen. HOOFDSTUK IV. - Sociale betrekkingen I. Voltijds conventioneel brugpensioen.

Voor 30 juni 1997 zal in de verzekeringssector een collectieve overeenkomst worden gesloten die de leeftijd van het conventioneel brugpensioen verlaagt tot 58 jaar.

II. Halftijds conventioneel brugpensioen.

Conform artikel 26 van de wet van 26 juli 1996 zal in de verzekeringssector een collectieve overeenkomst worden gesloten die de leeftijd van het halftijds conventioneel brugpensioen verlaagt tot 55 jaar.

III. Paritair subcomité voor de werkgelegenheid.

Er wordt een werkgroep opgericht die zal nagaan hoe de werking kan worden verbeterd van het paritair subcomité voor de werkgelegenheid, bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende de vastheid van betrekking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 maart 198 8. Deze werkgroep zal worden geïnstalleerd en zal zijn werkwijze bepalen voor 30 juni 1997.

IV. Classificatie van de functies.

De partijen komen overeen om een werkgroep op te richten die een voorstel zal uitwerken voor de technische actualisering van sommige functies, bepaald door de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1979.

V. Forum.

De partijen komen overeen om buiten het paritair comité een forum voor de sociale partners op te richten, waarin dezen van gedachten wisselen over economische problemen in verband met de verzekeringssector. HOOFDSTUK V. - Vakbondsopleiding - Sociale vrede Elk kwartaal en na vervallen termijn stort de Beroepsvereniging van de belgische en buitenlandse verzekeringsondernemingen in Belgïe een bijdrage van 4,250 miljoen aan het fonds voor vakbondsopleiding, op voorwaarde dat aan de hierna volgende voorwaarden wordt voldaan. Die bijdrage zal worden gestort vanaf het tweede kwartaal van 199 7.

De partijen en hun mandatarissen zien ervan af om, tijdens de duur van deze overeenkomst, een collectief conflict uit te lokken, uit te roepen of te steunen dat, op het vlak van de sector of van de ondernemingen afzonderlijk, kracht bijzet aan eisen betreffende punten die door bestaande collectieve sectorovereenkomsten geregeld worden. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid Deel I van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1997 en treedt op 31 december 1998 buiten werking, met uitzondering van de bepalingen inzake het voltijds brugpensioen, die op 31 december 1999 buiten werking treden en de bepalingen inzake de arbeidsduurvermindering die een onbepaalde geldigheidsduur hebben.

De bepalingen gesloten voor onbepaalde duur kunnen door iedere ondertekende partij worden opgezegd tegen 1 januari van elk jaar en voor het eerst tegen 1 januari 1999 mits een opzegging van drie maanden.

Deel II - Arbeidsduur.

Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die onder het Paritair Comité van het verzekeringswezen ressorteren.

Normale arbeidstijdregeling.

Art. 2.De wekelijkse arbeidsduur, zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1983, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 april 1984, wordt met 10 minuten verminderd door toekenning van één compenserende verlofdag.

De vorige paragraaf is niet toepasselijk op de ondernemingen waar de wekelijkse arbeidsduur die bepaald is in een collectieve arbeidsovereenkomst van de onderneming of in het arbeidsreglement, korter is dan de op hen toepasbare sectoriële wekelijkse arbeidsduur.

Voor 1997 wordt bovenvermelde vermindering van de wekelijkse arbeidsduur toegekend na verrekening van de in toepassing van de tot 31 maart 1997 verlengde, voor het eerste trimester van 1997 toegekende reductie.

Voor 1998 wordt bovenvermelde vermindering van de wekelijkse arbeidsduur, onder vorm van een verlofdag, toegekend ter gelegenheid van het inschrijven op verzoek van de werkgever, in het arbeidsreglement van de onderneming, van de hiernavermelde bepalingen met betrekking tot een aangepaste arbeidsorganisatie (3) Afwijkende regeling.

Art. 3.Ten einde een soepele arbeidsorganisatie mogelijk te maken, mag de normale arbeidsduur, zoals bepaald in artikel 2 hierboven, vermeerderd of verminderd worden en mag de normale arbeidstijdregeling vervangen worden door bijzondere arbeidstijdregelingen, hierna "alternatieve arbeidstijdregelingen" genoemd, conform de bepalingen van artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971.

De alternatieve arbeidstijdregelingen zijn van toepassing voor het voltijds personeel tewerkgesteld in de hierna vermelde diensten : 1° de "informaticadiensten" : de diensten waarvan de activiteit bestaat in de ontwikkeling, het onderhoud en het beheer van de informaticasystemen.Hierbij zijn eveneens inbegrepen de gebruikers waarvan de aanwezigheid vereist is om de ontwikkelde informaticatoepassingen te valideren; 2° de "interne diensten" : bij buitengewone werkoverlast.Deze werkoverlast moet het gevolg zijn van onvoorziene gevallen die buiten de onderneming zijn voorgekomen (voorbeelden : storm, uitzonderlijke schadefrequentie enz...); 3° de "specifieke diensten" : de binnen- en buitendiensten met activiteiten die cyclisch zijn en/of waarvan de organisatie in de tijd kan worden gepland. Sommige bijzondere commerciële omstandigheden (voorbeeld : belangrijke promotiecampagnes) en werkzaamheden opgelegd door een wijziging in de wetgeving betreffende de verzekeringen kunnen in overweging worden genomen, met akkoord van de vakbondsafvaardiging.

Art. 4.De specifieke diensten en omstandigheden die hiervoor onder artikel 3, 3° worden vermeld, zullen op het gebied van elke onderneming worden omschreven in akkoord met de syndicale afvaardiging.

Worden geciteerd als voorbeeld : - de contractsluiting in de tak "leven individueel", voornamelijk op het einde van het jaar of ten tijde van het invullen van de aangiften in de personenbelasting; - de verzekeringsactiviteiten ten gevolge van belangrijke salons zoals Batibouw, het Autosalon,...; - de boekhoudkundige activiteiten verbonden aan de afsluitingen; - de lancering van nieuwe producten.

De arbeidsduur voor deze prestaties verricht in afwijkende uurregelingen zullen worden verrekend op jaarbasis, volgens de principes vermeld in artikel 7.

Art. 5.De wekelijkse arbeidsduur die in de alternatieve arbeidstijdregelingen is vastgesteld, mag maximum vijf uur langer of korter zijn dan de arbeidsduur die is vastgesteld in de normale regeling.

Art. 6.De dagelijkse arbeidsduur vastgesteld in de alternatieve arbeidstijdregelingen mag maximum twee uur langer of korter zijn dan de arbeidsduur die vastgesteld is in de normale arbeidstijdregeling.

De arbeidsduur mag evenwel niet meer dan negen uur per dag bedragen en de arbeidstijd mag maximum tot 18 uur lopen.

Art. 7.De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.

Het aantal individueel te presteren arbeidsuren of gelijkgestelde uren per kalenderjaar of per elke andere door de ondernemingsraad bepaalde periode van twaalf opeenvolgende maanden wordt als volgt bepaald : 52 keer het aantal arbeidsuren per week zoals bepaald in artikel 2. (4) De overschrijdingen van de arbeidsduur bepaald in de normale regeling zullen tijdens deze periode gerecupereerd worden.

Die overschrijdingen kunnen worden gerecupereerd door de toekenning van volledige rustdagen. Ze mogen gecumuleerd worden met de wettelijke vakantie.

De verrekening op van de arbeidsduur over een periode van 52 weken ("op jaarbasis"), heeft tot doel de pieken in de arbeidsbelasting af te vlakken. De structurele overuren die binnen de betrokken diensten kunnen bestaan dienen, tengevolge hiervan, te worden vermeden.

Art. 8.De alternatieve arbeidstijdregelingen worden door middel van aanplakking meegedeeld uiterlijk 14 werkdagen voor het van kracht worden ervan, behalve bij onvoorziene gevallen. De vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, de leden van de vakbondsafvaardiging, worden 2 werkdagen van tevoren ingelicht.

Art. 9.I. Binnen de in de artikelen 5, 6 en 7 bepaalde grenzen kunnen de alternatieve arbeidstijdregelingen voorzien in prestaties op zaterdag voor de in artikel 3, 1° bedoelde werknemers.

Deze werknemers mogen echter niet tewerkgesteld worden : A. meer dan twee opeenvolgende zaterdagen, B. meer dan twaalf zaterdagen over een periode van twaalf opeenvolgende maanden.

Deze regelingen gelden niet voor in opeenvolgende ploegen tewerkgestelde werknemers.

II. De op zaterdag verrichte arbeid in het kader van deze regeling geeft recht op een salaristoeslag van 50 pct. of een gelijkwaardige inhaalrust naar keuze van de werknemer, behoudens voor de werknemers gunstiger bepalingen.

III. De tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerkosten die gemaakt worden om op zaterdag te komen werken, wordt vastgesteld volgens de in de onderneming gebruikelijke kilometervergoeding en, bij ontstentenis daarvan, volgens het op de Rijksambtenaren toepasselijke barema.

IV. De werknemers die op zaterdag werken, genieten een maaltijdvergoeding die gelijkwaardig is aan die van de inspecteurs.

Art. 10.De diensten verbonden aan de branche "Transport" en de branche "Krediet", alsook het personeel voor onderhoud van en toezicht op de gebouwen vallen voor de prestaties op zaterdag nog steeds onder de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1979, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende de arbeidsduur.

Art. 11.Behoudens overmacht zullen de werkgevers een beroep doen op werknemers uit de onderneming die zich op vrijwillige basis hiervoor melden. In geen geval zal men zich kunnen verzetten tegen een weigering uitgedrukt door een individuele werknemer.

Verschoven uurrooster.

Art. 12.Ten einde de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de onderneming voor de cliënteel te verhogen, mag de normale arbeidstijdregeling vervangen worden door een "verschoven arbeidstijdregeling".

Deze verschoven arbeidstijdregeling is van toepassing voor personen of diensten die, via telefonisch of rechtstreeks contact, dienst verlenen aan het cliënteel of hun tussenpersonen voor de uitgifte van polissen of voor het beheer van schadegevallen.

Dezelfde arbeidstijdregeling zal gelden voor personen in ondersteunende diensten of functies, die in de onderneming aanwezig moeten zijn opdat de hiervoor vermelde personen of diensten optimaal zouden kunnen functioneren.

De bepaling van de betrokken diensten en het maximaal aantal betrokken personen gebeurt op het vlak van de onderneming in akkoord met de syndicale afvaardiging.

Art. 13.De verschoven arbeidstijdregeling zal voorzien in vaste en minstens 14 kalenderdagen op voorhand vastgelegde uurroosters, die kunnen voorzien in arbeidsprestaties op weekdagen tussen 8 en 20 uur, en op zaterdagen tussen 8 en 13 uur.

Art. 14.De arbeidsvoorwaarden voor de personen die tewerkgesteld zijn in een verschoven arbeidstijdregeling, zullen worden bepaald op het vlak van de onderneming in akkoord met de syndicale afvaardiging.

Deze voorwaarden kunnen prioritair voorzien in een bijkomende vermindering van de wekelijkse arbeidsduur en een beperking van de uitbesteding voor de betrokken functies en diensten en dit binnen het verschoven uurrooster.

Art. 15.Behoudens overmacht zullen de werkgevers een beroep doen op werknemers uit de onderneming die zich op vrijwillige basis hiervoor melden. In geen geval zal men zich kunnen verzetten tegen een weigering uitgedrukt door een individuele werknemer. De werknemers die op vrijwillige basis in een verschoven uurregeling zijn getreden, hebben het recht terug te keren tot de normale uurregelingen en hun oorspronkelijke arbeidsvoorwaarden, mits een door de werkgever bepaalde vooropzeg van maximum 6 maand.

Diverse bepalingen.

Art. 16.Deze overeenkomst vormt een kader waarbinnen het artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 en de verschoven uurroosters kunnen worden toegepast in de ondernemingen.

De ondertekende organisaties erkennen uitdrukkelijk de uitvoering ervan positief te ondersteunen en zullen alles in het werk stellen om binnen het Paritair Comité voor het verzekeringswezen een oplossing te vinden voor toepassingsproblemen in de ondernemingen.

Gedurende de duurtijd van de huidige overeenkomst zullen de werkgevers de collectieve arbeidsovereenkomst (nr. 42) van 2 juni 1987 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987, niet toepassen.

Art. 17.De toepassing van de alternatieve arbeidstijdregelingen en van de verschoven uurroosters geschiedt onverminderd de toepassing van enige andere bepaling van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid.

Slotbepalingen.

Art. 18.De ondernemingen die wensen alternatieve arbeidstijdregelingen of verschoven uurroosters toe te passen zullen hun arbeidsreglement bij wijze van bijvoegsel en voor de duur van de huidige overeenkomst dienovereenkomstig aanpassen, zonder nieuwe onderhandeling aangaande het principe.

Art. 19.De partijen verbinden zich ertoe elkaar opnieuw in een constructieve geest te ontmoeten indien er zich nieuwe omstandigheden voordoen die de commerciële of concurrentiële situatie van de verzekeringsondernemingen zouden kunnen beïnvloeden.

Art. 20.Dit tweede deel van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met betrekking tot de arbeidsduur, treedt in werking op 15 mei 1997 en is gesloten voor onbepaalde duur.

De bepalingen gesloten voor onbepaalde duur kunnen door iedere ondertekende partij worden opgezegd tegen 1 januari van elk jaar en voor het eerst tegen 1 januari 1999 mits een opzegging van drie maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.(2) Koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997).(3) Deze dag zal zonder voorwaarden worden toegekend wanneer alle representatieve werknemersorganisaties officieel hun akkoord betuigen met de twee delen van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. (4) Rekening houdend met de bepalingen van artikel 2 van dit tweede deel en met de arbeidstijdvermindering voorzien in hoofdstuk II van deel I, beloopt de wekelijkse arbeidsduur 35 uur 50 minuten in 1997 (onder de voorwaarde die vermeld is op de 1e pagina van deel II) en 35 uur 30 minuten vanaf 1998.

^