Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 1997
gepubliceerd op 20 december 1997

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022866
pub.
20/12/1997
prom.
10/11/1997
ELI
eli/besluit/1997/11/10/1997022866/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid artikel 12, 11°;

Gelet op het advies van het Algemeen comité van 26 september 1997;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het als bijlage bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt goedgekeurd.

Art. 2.Het koninklijk besluit van 22 september 1993 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1997.

Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, M. DE GALAN Bijlage huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering

Artikel 1.Het Algemeen beheerscomité vergadert ofwel op initiatief van de voorzitter, hetzij op verzoek van de Minister die de Sociale Voorzorg in zijn bevoegdheid heeft, ofwel op schriftelijke vraag van ten minste drie leden waarin het onderwerp van de vergadering wordt vermeld.

Het Algemeen beheerscomité wordt bijeengeroepen door de voorzitter of, zo die verhinderd is, door een ondervoorzitter.

De voorzitter mag zijn bevoegdheid tot bijeenroepen overdragen aan de administrateur-generaal van het Instituut.

De uitnodigingen worden verzonden ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering; in spoedeisende gevallen mag die termijn worden verkort.

De agenda van de vergadering staat vermeld op de uitnodigingen.

Art. 2.Alleen de aangelegenheden die op de agenda zijn ingeschreven, worden besproken. Het Algemeen beheerscomité kan van deze bepaling afwijken indien de meerderheid van de aanwezige leden het beslist.

Art. 3.De vergaderingen van het Algemeen beheerscomité zijn niet openbaar. De leden van het Algemeen beheerscomité en de ambtenaren van het Instituut die zijn vergaderingen bijwonen zijn ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter van de besproken documenten, alsmede van de beraadslagingen en van de stemmingen te eerbiedigen.

Art. 4.Ingeval de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste aanwezige ondervoorzitter. Indien ook de ondervoorzitters verhinderd zijn, wordt de vergadering voorgezeten door het oudste lid.

Art. 5.De stemmingen geschieden bij handopheffing. Er wordt geheim gestemd wanneer ten minste drie leden erom verzoeken.

Art. 6.Het Algemeen beheerscomité kan voor de behandeling van bijzondere aangelegenheden personeelsleden van het Instituut alsmede andere bijzonder bevoegde personen ter raadpleging oproepen.

Ieder lid mag zich, met de instemming van de voorzitter, door een deskundige laten bijstaan voor de behandeling van bijzondere aangelegenheden die op de agenda zijn vermeld.

De bepalingen van artikel 3 zijn eveneens van toepassing voor de personen bedoeld onder lid 1 en 2.

Art. 7.De notulen van de vergadering van het Algemeen beheerscomité die de besprekingen bondig samenvatten en de genomen beslissingen vermelden, worden in het Frans en het Nederlands opgesteld door toedoen van de administrateur-generaal of van de adjunct-administrateur-generaal van het Instituut bijgestaan door een personeelslid van de algemene diensten aangewezen door de administrateur-generaal.

De notulen worden uiterlijk binnen acht dagen na de dag van de vergadering aan de leden gezonden. De opmerkingen in verband met de notulen moeten de administrateur-generaal binnen acht dagen na hun verzending schriftelijk worden meegedeeld, zoniet kunnen de beslissingen worden uitgevoerd.

Ingeval een nieuwe vergadering korter dan acht dagen na de verzending van de notulen plaatsheeft, worden de opmerkingen in verband met die notulen in bedoelde vergadering gemaakt en opgetekend.

De notulen worden ondertekend door de voorzitter of door de voorzitter van de vergadering en door de administrateur-generaal; ze worden op de eerstvolgende vergadering ter definitieve goedkeuring voorgelegd.

Art. 8.Voor de dringende aangelegenheden van minder belang mag de voorzitter de leden schriftelijk raadplegen.

Art. 9.Indien een werkend lid verhinderd is een vergadering bij te wonen, kan de organisatie die hij vertegenwoordigt, hem vervangen door een plaatsvervangend lid.

Art. 10.De leden van het Algemeen beheerscomité gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten aanzien van de verbintenissen van het Instituut.

Art. 11.Overeenkomstig artikel 181, eerste lid, van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 worden de machten inzake dagelijks beheer van de administrateur-generaal van het Instituut als volgt omschreven : 1° uitvoering van de beslissingen van het Algemeen beheerscomité;2° inwendige organisatie van de Algemene diensten;3° leiding van het personeel;4° ontvangst en ondertekening van de briefwisseling met betrekking tot de Algemene diensten; 5° ondertekening van de kennisgevingen van ontvangst en van de ontlastingen die met name aan het Bestuur der Posterijen en der Spoorwegen moeten worden gegeven voor telegrammen, aangetekende brieven, colli's, enz.; 6° vastleggen van alle door een begrotingskrediet gedekte uitgaven o.a. die met betrekking tot : a) de wedden, lonen en allerhande vergoedingen verschuldigd aan het personeel van het Instituut;b) de ereloonstaten van advocaten, geneesheren, deskundigen en ministeriële ambtenaren;c) de dienstreizen van de personeelsleden;d) het presentiegeld, de verblijfsvergoedingen en reiskosten in verband met de vergaderingen van de diverse raden, comités en commissies die binnen het Instituut werken;7° ondertekening van de ordonnanties van betaling, van kredietopening, voorschotten, waarborgen of borgtochten of van regularisatie alsmede van cheques en overschrijvingen;8° ondertekening van kwitanties en ontlastingen voor alle uit om het even welke hoofde aan het Instituut betaalde of gestorte sommen;9° verdediging in rechte;10° ondertekening van omzendbrieven en onderrichtingen van het Instituut uitgaande van de Algemene diensten;11° voorzitterschap van het Basisoverlegcomité, van het Beheerscomité voor het maatschappelijk werk en de sociale dienst alsmede van het Beperkt comité van dit Beheerscomité;12° voorzitterschap van het in artikel 13 van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 bedoelde Directiecomité en van de in artikel 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel bedoelde Directieraad;13° verlenen van gewoon en gelegenheidsverlof aan het personeel;14° vertegenwoordiging van het Instituut op de vergaderingen van de mede-eigenaars die het Instituut aanbelangen, deelneming aan de stemmingen, beslissingen en discussies in naam en voor rekening van het Instituut, dit alles met bevoegdheid van indeplaatsstelling.

Art. 12.De administrateur-generaal mag de uitoefening van sommige bevoegdheden inzake dagelijks beheer overdragen aan een personeelslid van het Instituut en geeft het Algemeen beheerscomité hiervan kennis.

Art. 13.De administrateur-generaal oefent de overdrachten van macht uit, die hem werden verleend door het Algemeen comité.

Art. 14.De voorlopige voorstellen inzake de aan ambtenaren en beambten van het Instituut op te leggen tuchtstraffen worden hetzij door de administrateur-generaal of door de adjunct-administrateur-generaal gedaan, hetzij door de leidend ambtenaar of door een ambtenaar van ten minste rang 15 van de dienst waartoe de te bestraffen ambtenaar of beambte behoort.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^