gepubliceerd op 19 september 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters
10 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het marokijnwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1997 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 28 januari 2000 onder het nummer 53749/CO/128.03) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen welke onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren.
Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Classificatie van de functies
Art. 2.De classificatie van de functies wordt als volgt vastgesteld : 1e categorie : meer dan geschoolden. De werklieden moeten al de artikelen van de productie kunnen maken, zonder model of patroon. 2e categorie : geschoolden. De werklieden moeten een van de artikelen van een productie kunnen maken, zonder model of patroon, ongeacht de specialiteit. 3e categorie : half-geschoolden. De werklieden moeten een van de artikelen van een productie kunnen maken met een patroon. 4e categorie : geoefenenden. De werklieden moeten een deel van een van de artikelen van een productie kunnen maken. 5e categorie : half-geoefenenden. De werklieden nemen deel aan eenvoudige werken van de fabricage. 6e categorie : beginnelingen. De werklieden die leren aan eenvoudige werken deel te nemen, voor een maximumperiode van 6 maanden.
Lonen
Art. 3.De minimumuurlonen worden op 1 april 1997 als volgt vastgesteld in een arbeidstijdregeling van 38 uur per week : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen worden verhoogd met 3 BEF op 1 juni 1997 en met 2 BEF op 1 februari 1998.
Art. 4.De miniumuurlonen van de minderjarige werklieden worden aan de volgende percentages van de bij artikel 3 bepaalde lonen vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 5.De huisarbeiders die ofwel per uur, ofwel per stuk werken, hebben volgens hun leeftijd en de categorie waartoe zij behoren, recht op de voormelde minimumuurlonen, verhoogd met 10 pct.
Art. 6.De jonge werklieden die houder zijn van een einddiploma dat is uitgereikt door een vakschool voor marokijnwerk of die avondschool volgen, hebben recht op het loon van die welke één jaar ouder zijn dan zij.
Stuk- of premielonen
Art. 7.De stuk- of premielonen worden vastgesteld op grond van de produktie per uur arbeid en mogen niet lager zijn dan de bij artikel 3 vastgestelde lonen, verhoogd met 10 pct.
Getrouwheidspremie
Art. 8.De werklieden genieten van een getrouwheidspremie van vijftig centiemen per uur per tien jaar aanwezigheid in dezelfde onderneming.
Ploegenarbeid
Art. 9.De lonen worden met 10 pct. verhoogd wanneer het werk met ploegen wordt verricht. De arbeid met halve dagtaak van de werklieden wordt niet als ploegenarbeid beschouwd.
Art. 10.Al de wijzigingen welke aan de lonen worden aangebracht, worden toegepast bij de aanvang van de eerste periode van afrekening welke op de vastgestelde datum volgt.
Bestaanszekerheid
Art. 11.De beschikkingen inzake bestaanszekerheid zijn ook van toepassing op de huisarbeiders. Zij zijn niet van toepassing op de werklieden die geen jaar dienst hebben in dezelfde onderneming of op degenen die zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst met een beding van proeftijd, voor een bepaalde tijd of door een overeenkomst ter vervanging van een zieke of onder de wapens geroepen werkman.
Art. 12.De werkgevers verbinden zich ertoe alle maatregelen te treffen om werkloosheid te voorkomen.
Art. 13.Wanneer het onmogelijk is werkloosheid te voorkomen, voeren de werkgevers een werkloosheidsstelsel met beurtregeling of per groep in, rekening houdend met de regelmatige aanwezigheid van iedere betrokken werkman.
Art. 14.De gedeeltelijke werkloos gestelde werklieden hebben ten laste van de werkgever recht op een bestaanszekerheidsuitkering per dag werkloosheid.
Deze uitkering is niet verschuldigd wanneer de werkloosheid te wijten is aan een geval van overmacht.
Art. 15.Het dagelijks bedrag van de uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 256,60 BEF op 1 april 1997.
De uitkering voor bestaanszekerheid is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 16.In geval van tijdelijke werkloosheid heeft de totaliteit van de arbeiders/arbeidsters recht op bestaanszekerheidsvergoeding gedurende een aantal dagen per kalenderjaar dat - uit solidariteitsoverwegingen - wordt gecollectiviseerd, doch in poolvorming en met vrijwaring van het recht voor iedereen, ook op het einde van het jaar indien een werkman dan ook voor het eerst tijdelijk werkloos zou worden, tot uitputting als volgt op het vlak van de onderneming : - 66 dagen maximum x het aantal werknemers in dienst op 1 januari van het kalenderjaar.
Art. 17.De werkgever heeft het recht alvorens een of meer werklieden werkloos te stellen, hen voor te stellen naar een andere afdeling van de onderneming over te gaan, met het behoud van het gewoon loon gedurende de werkloosheidsperiode, welke geen drie maanden mag overschrijden. Na deze periode van drie maanden, worden de werklieden betaald tegen het regelingsloon dat met hun nieuw werk overeenstemt.
Indien de werklieden deze overplaatsing weigeren, genieten zij de in de artikelen 14 en 15 bedoelde uitkering niet.
Art. 18.De uitkeringen voor bestaanszekerheid worden op de gebruikelijke betaaldag uitbetaald.
Zij worden door de werkgever op de individuele rekening van de werkman ingeschreven. Bij elke betaling wordt aan de betrokken werkman een loonstrook overhandigd.
Vastheid van betrekking
Art. 19.De problemen inzake de stand van de werkgelegenheid en de vastheid van betrekking in de ondernemingen welke onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren, zijn het voorwerp van de bezorgdheid van de werkgevers en de vakorganisaties op alle niveaus.
Art. 20.Overwegende dat in de huidige economische toestand, het probleem van de tewerkstelling een prioritaire bezorgdheid is, de gemeenschappelijke wil bevestigend om inzake de tewerkstelling een beleid te voeren dat beantwoordt aan deze bezorgdheid, verbinden de werkgevers, die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, zich ertoe : - niet over te gaan tot sluiting van ondernemingen tenzij na uitputting van alle andere middelen; - niet over te gaan tot collectieve ontslagen van personeelsleden om conjuncturele redenen tenzij na uitputting van alle andere middelen; - ingeval deze maatregelen niet kunnen worden vermeden, te waken over het naleven van de wettelijke en bedongen verplichtingen op nationaal niveau en op het niveau van de sector.
Art. 21.Indien bedrijven in moeilijke economische omstandigheden verkeren en dienen over te gaan tot afdankingen, dient dit meegedeeld te worden aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis hiervan aan de syndicale delegatie.
Overleg dient op het vlak van de onderneming gepleegd te worden inzake aanpassings- en/of begeleidingsmaatregelen (sociaal plan); indien het ondernemingsoverleg hieromtrent mislukt, dient de meest gerede partij de zaak aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk.
Dit geldt niet voor individuele gevallen.
Eindejaarspremie
Art. 22.De werklieden en regelmatige huisarbeiders die minstens twaalf maanden door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden, hebben recht op een eindejaarspremie gelijk aan 120 maal het minimum-uurloon van hun categorie, verdiend in de loop van de maand november, volgens het geperekwateerde uurloon op basis van de 38-urenweek.
Art. 23.Het bedrag van de eindejaarspremie van de werklieden die in de loop van het jaar in of uit dienst treden, uitgezonderd degenen die om dringende redenen zijn ontslagen, is gelijk aan zoveel maal één twaalfde van het in artikel 22 vastgestelde bedrag als zij gedurende dat jaar maanden dienst in de onderneming tellen.
In geval van aanwerving vóór de 16e van de maand, wordt deze maand gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling.
De maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, wordt gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling, voor zover de overeenkomst eindigt na de 15e van de maand.
De volgende maanden worden niet gelijkgesteld met werkelijke arbeid : a) de afwezigheden van meer dan 12 maanden te wijten aan een beroepsziekte, een arbeidsongeval of ongeval overkomen op de weg naar of van het werk;b) de afwezigheden van meer dan 6 maanden wegens ziekte of zwangerschapsverlof;c) de perioden van volledige loopbaanonderbreking.
Art. 24.De eindejaarspremie wordt aan de werklieden uitbetaald tussen 15 en 31 december van het jaar waarop zij betrekking heeft of bij het weggaan van de werklieden.
Art. 25.Onverminderd de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven de gunstigere loon- en arbeidsvoorwaarden welke zijn voorzien in overeenkomsten welke op lokaal en/of gewestelijk niveau zijn gesloten, behouden.
Geldigheid
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 mei 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX