Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 maart 2008
gepubliceerd op 21 april 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012334
pub.
21/04/2008
prom.
10/03/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MAART 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 maart 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 28 augustus 2007 onder het nummer 84587/CO/112) In uitvoering van artikelen 9, 11, 12 en 13 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst akkoord wordt onder "arbeiders" verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Bijdragen voor risicogroepen

Art. 2.Overeenkomstig hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, en haar uitvoeringsbesluit van 19 maart 2007 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2007-2008, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 2007, wordt de inning van 0,15 pct., voorzien voor onbepaalde duur bevestigd.

Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Werk de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2007 en 2008 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds".

Definitie van risicogroepen

Art. 3.Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, kortgeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, leefloners, personen met een arbeidshandicap, allochtonen, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, (deeltijds) lerende jongeren, kortgeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en arbeiders van 45 jaar en ouder.

Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 inzake werkzekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 2006 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 mei 2006).

Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen Educam begeleidingsmaatregelen zal voorstellen.

Tewerkstellingscel

Art. 4.In het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 3 mei 2001 werd binnen de bestaande Educamwerking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.

Deze tewerkstellingscel zal zich met ingang van 1 juli 2007 meer specifiek inschrijven in de afspraken gemaakt in het generatiepact en in de regelgeving op nationaal en regionaal vlak.

De sociale partners bepalen binnen de instanties van Educam op welke manier Educam een zo groot mogelijk meerwaarde kan bieden aan de bedrijfseigen en overkoepelende tewerkstellingscellen zoals voorzien in de nationale en regionale regelgeving, rekening houdend met de beschikbare middelen. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk, en gebruik makend van reeds bestaande instrumenten zoals vorming en opleiding, outplacement en loopbaanbegeleiding, te begeleiden naar een wedertewerkstelling, indien mogelijk in de eigen sector.

Daarenboven zal Educam zich specifiek richten op de volledig werklozen binnen het "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf", die geen beroep kunnen doen op de tewerkstellingscel.

Daarenboven dient de wedertewerkstellings-begeleiding van met ontslag geconfronteerde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.

De sociale partners engageren zich dat binnen de instanties van Educam de mogelijkheid zal onderzocht worden een database met gegevens over werkgevers van de sector op te stellen, rekening houdend met de beschikbare middelen.

Alternerend opleidingssysteem

Art. 5.In het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem.

Daartoe zullen de in dit kader reeds opgestarte pilootprojecten geëvalueerd worden (samenwerkings-overeenkomsten met deeltijds onderwijs en middenstandsleerlingwezen). In functie van de evaluatie zal een landelijke verspreiding van deze aanpak gebeuren.

Voltijds onderwijs

Art. 6.In het kader van een verbetering van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, finaliseren de ondertekenende partijen de platformtekst onderwijs binnen Educam, en zullen zij nagaan welke elementen uit dit onderzoek zij in praktijk kunnen omzetten.

De raad van bestuur van Educam bepaalt eventuele projecten met voltijds onderwijs en werkt de verdere modaliteiten met betrekking tot deze opdracht van Educam uit. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming Bijdragen voor permanente vorming

Art. 7.De inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers worden verder ondersteund door de inning van 0,55 pct. van de brutolonen, voorzien voor onbepaalde duur.

Opdrachten aan Educam

Art. 8.De basisopdracht van Educam omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : -het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden; - het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - de kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - het voeren van een promotiebeleid rond de Educam-producten en dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, alsook ten aanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van Educam als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - de samenwerking tussen Educam en de bediendesector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen; - het ijveren voor een toename van de bedrijfsopleidingsplannen (zie ook artikel 10 van deze overeenkomst); - het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; - het bijstaan en adviseren van werkgevers en arbeiders indien er zich op ondernemingsvlak problemen zouden voordoen bij het opmaken en uitwerken van opleidingsplannen voor arbeiders die van hun recht op permanente vorming geen gebruik kunnen of willen maken; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven.

Vormingskrediet

Art. 9.Sinds 1 januari 2004 wordt per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd à rato van vier uur per kwartaal per arbeider, het vormingskrediet.

Dit vormingskrediet is voor de onderneming het bij collectieve arbeidsovereenkomst gestelde objectief om de permanente vorming van de arbeiders te verzekeren. Onder "permanente vorming" wordt verstaan: de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.

Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recent beschikbare gegevens bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, verder KSZ genaamd, per 30 juni.

Bijvoorbeeld: voor een bedrijf waarvoor deze KSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven, bedraagt het vormingskrediet voor een volledig jaar 4 uur x 4 (kwartalen) x 10 (arbeiders) = 160 uur.

Ieder jaar in de loop van het vierde kwartaal, meldt Educam aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair comité hun vormingskrediet. Dit vormingskrediet bepaalt dan voor de onderneming het objectief voor het komende jaar van het aantal te realiseren opleidingsuren voor de arbeiders. Dit vormingskrediet is niet overdraagbaar van het ene jaar naar het andere.

Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiervoor komen uitsluitend door Educam erkende opleidingen in aanmerking. Educam beheert het vormingskrediet.

De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 10 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.

De opleidingssteun voor erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven van de verplichtingen zoals bepaald binnen deze overeenkomst omtrent vorming en opleiding.

Bedrijfsopleidingsplannen

Art. 10.Elke onderneming vanaf 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen), stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel, voorgelegd.

Ondernemingen van minder dan 15 werknemers kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 betreffende de representatieve functie, hun bedrijfsopleidingsplan opmaken.

Het jaarlijkse bedrijfsopleidingsplan wordt telkens vóór 15 februari van het betreffende jaar aan Educam overgemaakt.

Dit plan houdt rekening met de bestaande opleidingsnoden van de werknemers en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan in overleg met Educam.

De uitvoering van dit plan wordt eveneens paritair opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair comité.

Educam heeft als taak een instrument te ontwikkelen dat bedrijven moet helpen een opleidingsplan op te stellen en zodoende de kwaliteit van die plannen te verhogen.

Naast het erkennen van opleidingen dient Educam ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplan in door Educam erkende opleidingen voorziet en indien ze gevolgd worden door een competentietest in het kader van certificering, dan dient daarover voorafgaand en/of in het kader van het opleidingsplan een akkoord te bestaan tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig).In geval van negatieve testresultaten wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëring aan te bieden.

Opleiding buiten de werkuren

Art. 11.De ondertekenende partijen engageren zich om binnen Educam de erkenningscriteria voor opleidingen zo aan te passen, dat ook opleidingen buiten de werkuren in aanmerking komen voor erkenning.

Alleszins is opleiding buiten de werkuren slechts mogelijk mits voldaan aan volgende criteria : - in ondernemingen met maximum 3 arbeiders; - minimum 4 uren en maximum 16 uren per jaar per arbeider; - keuzemogelijkheid door de arbeider tussen recuperatie of uitbetalen van de vormingsuren aan 100 pct.; - enkel op vrijwillige basis en alleen voor arbeiders met een contract van onbepaalde duur; - onder toezicht van Educam.

Binnen Educam dienen de ondertekenende partijen verdere modaliteiten en omkaderingsmaatregelen uit te werken.

Daarenboven dienen de ondertekenende partijen binnen Educam dit systeem van opleiding buiten de werkuren vóór 31 december 2008 te evalueren.

Individueel recht op vorming

Art. 12.De ondertekenende partijen bevelen de ondernemingen aan om een individueel recht op permanente vorming van één dag per arbeider per twee jaar in te voeren en dit binnen het kader van haar collectief recht op vorming en opleiding.

Verplaatsingskosten

Art. 13.De ondertekenende partijen engageren zich om een sectorale regeling uit te werken voor verplaatsingskosten voor die arbeiders die zich verplaatsen naar een vormingscursus. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende vorming en opleiding, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 oktober 2005 (Belgisch Staatsblad van 5 december 2005).

Duur

Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en wordt gesloten voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikel 11 dat slechts voor bepaalde duur gesloten is, en buiten werking treedt op 30 juni 2009.

Zij kan door elk van de ondertekenende organisaties worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf en aan de in dat paritair comité vertegenwoordigde organisaties.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 juli 2009.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008.

De Minister van Werk, J. PIETTE

^