Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 1997
gepubliceerd op 27 augustus 1997

Koninklijk besluit tot oprichting van een Consultatieve raad voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1997016165
pub.
27/08/1997
prom.
10/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/10/1997016165/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot oprichting van een Consultatieve raad voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 december 1995;

Gelet op het akkoord van Onze Minister voor Ambtenarenzaken, gegeven op 29 mei 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 februari 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de herstructurering van de wetenschappelijke instellingen van de Staat en de afschaffing van het Instituut tot aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in nijverheid en landbouw (IWONL) een nieuwe definiëring opleggen van de krachtlijnen en van de prioriteiten voor het onderzoek en de ontwikkeling alsmede een nieuw toezicht en een nieuwe beoordeling van de ondernomen acties;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 mei 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een Consultatieve Raad voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw wordt opgericht bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw.

Art. 2.Deze Raad heeft als opdracht advies te verstrekken en voorstellen over te maken aan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft over problemen betreffende het wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling in de landbouw, met name : 1° het vaststellen van de krachtlijnen voor het onderzoek en de ontwikkeling;2° het vaststellen van prioriteiten voor het onderzoek en de ontwikkeling;3° het toezicht en de beoordeling van de ondernomen acties in het onderzoek en de ontwikkeling, het nazien van hun overeenstemming met de uitgedrukte behoeften en de eventuele heroriëntatie van deze acties;

Art. 3.1. Worden door de Minister, die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, aangewezen om deel uit te maken van de Raad : 1° vier vertegenwoordigers van de landbouworganisaties, op voorstel van de Nationale Landbouwraad;2° vier vertegenwoordigers van de universitaire kringen, twee op voorstel van de "Conseil Interuniversitaire Francophone" (CIUF), twee op voorstel van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR);3° drie vertegenwoordigers van de met de landbouw verbonden industriële sektoren, op basis van een gezamenlijk voorstel van het Verbond van Belgische Ondernemingen, van de Federatie van de Landbouw- en Voedingsnijverheid en van de organisaties die de Middenstand vertegenwoordigen;4° vijf vertegenwoordigers van het Ministerie van Middenstand en Landbouw waarvan twee vertegenwoordigers van de wetenschappelijke inrichtingen;5° een vertegenwoordiger van de vijf Vlaamse Provincies, op voorstel van de Vereniging van de Vlaamse Provincies;6° een vertegenwoordiger van de vijf Waalse Provincies, op voorstel van de "Association des Provinces wallonnes".2. De gewestelijke overheden beschikken over de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen door drie leden, aangewezen door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.Eén lid kan worden voorgedragen door de regering van het Waalse Gewest, één door de Vlaamse Regering en één door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. 3. Voor ieder lid van de Raad, wordt door de Minister onder dezelfde voorwaarden een plaatsvervanger aangewezen.4. De Secretaris-generaal van het Ministerie van Middenstand en Landbouw is van rechtswege lid van de Raad.

Art. 4.De duur van het mandaat der leden waarvan sprake in artikel 3, bedraagt vier jaar. De mandaten zijn hernieuwbaar.In geval van vacature vóór het verstrijken van een mandaat voleindigt het nieuw benoemd lid het mandaat van zijn voorganger.

Art. 5.De Raad wordt voorgezeten door de Secretaris-generaal van het Ministerie van Middenstand en Landbouw of, bij afwezigheid, door de Directeur-generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling.

Art. 6.De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter.

Art. 7.Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling.

Art. 8.De Voorzitter mag op de vergadering van de Raad iedere persoon uitnodigen wiens advies hem nuttig lijkt.

Art. 9.De Raad mag werkgroepen oprichten; hij bepaalt hun opdracht en samenstelling; desgevallend duidt hij personen aan, niet-leden van de Raad, die deel zullen uitmaken van de werkgroep, alsmede het lid van de Raad dat het voorzitterschap ervan zal waarnemen. Deze laatste zal verslag uitbrengen bij de Raad over de werkzaamheden van de werkgroep.

Art. 10.De Raad stelt zijn reglement van inwendige orde op en onderwerpt het aan de goedkeuring van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 11.Het lidmaatschap van de Raad is onbezoldigd. De reis- en verblijfskosten worden terugbetaald aan de leden van de Raad en aan de personen waarvan sprake in artikels 8 en 9, luidens de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten en van het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries.

Voor de toepassing van bovenstaande reglementering, worden de personen die geen rijksambtenaar zijn, gelijkgesteld met ambtenaren van rang 13.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 3 juni 1983, tot oprichting van een Consultatieve Raad voor het Wetenschappelijk Onderzoek in de Landbouw, wordt opgeheven.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 14.De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^