gepubliceerd op 02 september 2015
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen en het desbetreffende pensioenreglement
10 AUGUSTUS 2015. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen en het desbetreffende pensioenreglement (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen en het desbetreffende pensioenreglement.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Poitiers, 10 augustus 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen en het desbetreffende pensioenreglement (Overeenkomst geregistreerd op 19 augustus 2014 onder het nummer 123013/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en hun arbeiders vallende onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, geregistreerd op 22 december 2011 onder het nummer 107524/CO/149.01 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen. § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de arbeiders en arbeidsters. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/11/1969 pub. 06/04/2007 numac 2007000224 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit nr. 2 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de collectieve arbeidsovereenkomsten.
De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevraagd. HOOFDSTUK II. - Voorwerp
Art. 2.§ 1. Deze collectieve overeenkomst heeft tot voorwerp de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel-Pensioen en het desbetreffende pensioenreglement. § 2. Deze overeenkomst houdt de uitvoering in van het artikel 7 "Sectoraal pensioenfonds" van het nationaal akkoord 2013-2014 van 9 mei 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie. § 3. Deze overeenkomst regelt de afwijking van artikel 110/1 van de wet van 25 juni 1992 op de landsverzekeringsovereenkomst, zoals deze werd ingevoerd door de wet van 13 januari 2012. HOOFDSTUK III. - Uitbetalingsvorm en uitbetaling van de voordelen
Art. 3.Uitbetaling van de voordelen bij overlijden In afwijking van artikel 110/1 van de wet van 25 juni 1992, zoals deze werd ingevoerd door de wet van 13 januari 2012, op de landsverzekeringsovereenkomst aangaande de aanstelling van de begunstigden bij overlijden van de aangeslotene van een levensverzekeringscontract, wordt overeengekomen dat onderstaande clausule van standaardbegunstigingstoewijzing behouden blijft. 1. de noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner van de aangeslotene;2. bij ontstentenis van deze echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner, aan de natuurlijke persoon of personen die de aangeslotene heeft aangeduid op het formulier "Aanduiding van begunstigde" te bekomen bij de inrichter.Dit formulier dient de aangeslotene, na invulling en ondertekening, bij aangetekend schrijven, aan de pensioeninstelling over te maken.
De schriftelijke aanvaarding van de begunstiging door de betrokken persoon heeft tot gevolg dat de begunstiging niet meer kan worden herroepen, behalve in geval van aanvaarding door de echtgeno(o)t(e).
In zoverre er geen schriftelijke aanvaarding van begunstiging is, kan de aanduiding van de begunstigde worden herroepen. Deze herroeping dient volgens dezelfde procedure als hoger vermeld te worden gedaan, behalve indien de aangeslotene in het huwelijk treedt in welk geval de herroeping automatisch gebeurt; 3. bij ontstentenis, aan de kinderen van de aangeslotene, per gelijke delen;is een kind van de aangeslotene vooroverleden, dan komt het aandeel van dat kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen; bij ontstentenis, per gelijke delen onder de andere kinderen van de aangeslotene; het kind is degene waarvan de verwantschap ten opzichte van zijn rechtsvoorganger rechtsgeldig is vastgesteld, en dit ongeacht de wijze van vaststelling van de verwantschap; 4. bij ontstentenis, aan de ouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan de overlevende; 5. bij ontstentenis, aan de grootouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan de overlevende; 6. bij ontstentenis, aan de broers en de zusters van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan zijn of haar kinderen; bij ontstentenis daaraan, aan de andere broers of zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; 7. bij ontstentenis, aan de andere wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat;8. bij ontstentenis van de voormelde begusntigde(n) worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. HOOFDSTUK IV. - Bijdrage
Art. 4.§ 1. De jaarlijkse bedrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht, en dit met ingang van 1 januari 2002.
Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht. § 2. Van deze jaarlijkse bijdrage wordt tot en met 31 december 2010 95 pct. aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging en 5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging.
Vanaf 1 januari 2011 wordt 95,5 pct. van deze jaarlijkse bijdrage aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging en 4,5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging. § 3. Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt, is gehouden tot de betaling van deze bijdrage dewelke geïntegreerd is in de globale bijdrage die trimestrieel verschuldigd is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel over aan de inrichter.
Vervolgens maakt de inrichter het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de pensioentoezegging over aan de pensioeninstelling en het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging aan de rechtspersoon die met de uitvoering van de solidariteitstoezegging is belast. § 4. De fiscale en parafiscale lasten op de bijdrage zijn niet in de bijdrage begrepen en zijn ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de inrichter
Art. 5.§ 1. Betaling van de bijdrage aan de pensioeninstelling De jaarlijkse bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt overeenkomstig artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst : 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht vanaf 1 januari 2002.
Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Deze bijdrage is geïntegreerd in de globale bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die de werkgevers trimestrieel verschuldigd zijn.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage over aan de inrichter bij wijze van maandelijkse voorschotten.
Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de bijdrage van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel maakt de inrichter 95,5 pct. van deze bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.
Na de trimestriële berekening van de premie, zoals gedefinieerd in artikel 8, betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo van de bijdrage. § 2. Mededeling van gegevens aan de pensioeninstelling De pensioeninstelling is enkel tot de uitvoering van haar verplichtingen jegens de aangeslotene gehouden, voor zover zij vanwege de inrichter de volgende gegevens ontvangt : 1° naam, voorna(a)m(en), adres, geboortedatum, taalstelsel, geslacht, burgerlijke staat en rijksregisternummer van de aangeslotene;2° data van in- en uitdiensttreding van een arbeider in/uit de sector;3° het bedrag van de bruto jaarwedde, zoals bepaald in artikel 4;4° alle andere gegevens die voor de pensioeninstelling nodig zijn voor de goede uitvoering van haar verplichtingen. Elke wijziging die zich voordoet met betrekking tot deze gegevens wordt door de inrichter het trimester volgend op de wijziging of op het ogenblik dat de pensioeninstelling erom verzoekt aan de pensioeninstelling meegedeeld. Bij gebreke hieraan voert de pensioeninstelling haar verbintenissen uit op basis van de in haar bezit zijnde gegevens. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van de werkgever
Art. 6.Betaling van de bijdrage Overeenkomstig artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst stort de werkgever met ingang vanaf 1 januari 2002 aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel, waarvan het totale jaarlijkse bedrag per actieve aangeslotene is vastgesteld op 1 pct. van zijn bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2006 bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 juli 2006 bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2008 bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2012 bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 juli 2014 bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Vanaf 1 januari 2005 zal de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 pct. die door de werkgevers verschuldigd is op de stortingen die bedoeld zijn ter aanvulling van een wettelijk rust- of overlevingspensioen, tegelijk worden ingehouden met de bijdrage van 1 pct.. Het bedrag is dus gelijk aan 1,084 pct. van de brutojaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2006 wordt de bijdrage bepaald op 1,30 pct., dewelke dus op 1,41 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 juli 2006 wordt de bijdrage bepaald op 1,36 pct., dewelke dus op 1,47 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Aangezien de verhoging van de bijdrage voor het jaar 2006 slechts effectief zal worden geïnd vanaf 1 april 2006, wordt vanaf 1 april 2006 tot 31 december 2006 een bijdrage geïnd van 1,44 pct., dewelke dus op 1,56 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de bijdrage bepaald op 1,46 pct., dewelke dus op 1,58 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2012 wordt de bijdrage bepaald op 1,70 pct., dewelke dus op 1,84 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 juli 2014 wordt de bijdrage bepaald op 1,80 pct., dewelke dus op 1,95 pct. van de brutojaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Deze bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel is geïntegreerd in de globale bijdrage die trimestrieel aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is verschuldigd. HOOFDSTUK VII. - Verplichtingen van de pensioeninstelling
Art. 7.Driemaandelijkse aanpassing van de individuele rekeningen Elk trimester gaat de pensioeninstelling over tot de aanpassing van de individuele rekeningen van de aangeslotenen op basis van de gegevens die de pensioeninstelling op dat ogenblik van de inrichter heeft ontvangen. HOOFDSTUK VIII. - Beschrijving van het sociaal sectoraal pensioenstelsel : bijdrage
Art. 8.§ 1. Overeenkomstig artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedraagt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel per arbeider 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht vanaf 1 januari 2002.
Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
De werkgever is gehouden tot de betaling van deze bijdrage dewelke geïntegreerd is in de globale bijdrage die trimestrieel aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is verschuldigd. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt deze bijdrage bij wijze van maandelijkse voorschotten over aan de inrichter.
Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de bijdrage van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de inrichter 95,5 pct. van de bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.
De pensioeninstelling stort deze voorschotten in het financieringsfonds. § 2. Op basis van de gegevens meegedeeld door de inrichter berekent de pensioeninstelling elk trimester de trimestriële premie voor elke actieve aangeslotene overeenkomstig de volgende formules : Premie = 95,5 pct. x 1 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005;
Premie = 95,5 pct. x 1,30 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006;
Premie = 95,5 pct. x 1,36 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2007;
Premie = 95,5 pct. x 1,46 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011;
Premie = 95,5 pct. x 1,70 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2014;
Premie = 95,5 pct. x 1,80 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode vanaf 1 juli 2014.
Waarbij : W : de som van de maandelijkse bruto wedden en de eventuele eindejaarspremie van het kalenderjaar waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht;
W x 0,08 : het vakantiegeld.
Deze premie wordt vermeerderd met de intrest voortvloeiende uit de kapitalisatie van de premie aan de rentevoet voorzien in het tarief.
Aangezien de premie betreffende het kwartaal met enkele maanden vertraging op de individuele rekening van de actieve aangeslotene wordt geplaatst, wordt een correctie toegepast teneinde een intrestverlies voor de aangeslotene te vermijden.
Aldus zal voor deze correctie de individuele premie met een intrest worden vermeerderd, die als volgt wordt berekend : IP van het laatst gekende kwartaal : JI x 4/12;
IP van het voorlaatst gekende kwartaal : JI x 7/12;
IP van het 3de laatst gekende kwartaal : JI x 10/12;
IP van het 4de laatst gekende kwartaal : JI x 13/12.
Waarbij : IP = individuele premie;
JI = jaarlijkse intrest.
Er wordt immers vanuit gegaan dat de premies ieder kwartaal dienen te worden gestort, c.q. op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 31 december.
Deze premie, vermeerderd met de intrest bedoeld in het voorgaande lid, wordt uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening van de actieve aangeslotene geplaatst.
Indien de som van de voorschotten vermeerderd met de toegekende intresten kleiner is dan deze premie, betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo. HOOFDSTUK IX. - Duur van de overeenkomst
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2014 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij heeft dezelfde opzeggingsmodaliteiten en termijnen als de collectieve arbeidsovereenkomst die zij wijzigt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS