gepubliceerd op 19 augustus 2005
Koninklijk besluit betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform
10 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de militaire pensioenen samengeordend door het koninklijk besluit van 11 augustus 1923, inzonderheid op artikel 3-C;
Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op de artikelen 5, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994 en 22 maart 2001, en 9, gewijzigd bij de wet van 16 maart 2000;
Gelet op de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 16, vervangen bij de wet van 28 december 1990;
Gelet op de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, inzonderheid op artikel 117;
Gelet op de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 18, vervangen bij de wet van 28 december 1990;
Gelet op de wet van 12 juli 1973 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 12, vervangen bij de wet van 28 december 1990;
Gelet op de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, inzonderheid op artikel 90, vervangen bij de wet van 22 maart 2001;
Gelet op de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 19, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, en 72;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 oktober 1959 betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 oktober 1963, 14 februari 1989 en 3 mei 2003;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 3 januari 2005;
Gelet op het advies 38.255/4 van de Raad van State, gegeven op 12 april 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De militaire commissies voor geschiktheid en reform
Artikel 1.Er wordt een militaire commissie voor geschiktheid en reform (MCGR) en een militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform (MCBGR) ingesteld.
Art. 2.De korpscommandant moet de procedure opstarten voor het verschijnen voor de MCGR voor de militair die zijn zesde maand afwezigheid om gezondheidsredenen ingaat, hetzij doordat hij gedurende vijf opeenvolgende maanden afwezig is geweest, hetzij doordat hij vijf maanden over een periode van twaalf maanden afwezig is geweest.
De overheid aangewezen in een reglement uitgevaardigd door de minister van Landsverdediging moet de procedure opstarten voor het verschijnen voor de MCGR voor de militair die, hetzij : 1° ongeschikt kan verklaard worden voor de dienst als militair, tengevolge van een wijziging van het medisch profiel;2° aan een aandoening of lichaamsgebrek lijdt die aanleiding geeft tot de definitieve ongeschiktheid voor de dienst als militair;3° aan een aandoening of lichaamsgebrek lijdt die aanleiding kan geven tot de ongeschiktheid voor de dienst als militair. Kunnen te allen tijde de procedure voor het verschijnen van een militair voor de MCGR opstarten : 1° de overheden aangewezen in een reglement uitgevaardigd door de minister van Landsverdediging;2° de geneesheer van de eenheid van de militair;3° de arbeidsgeneesheer;4° de militair die van oordeel is dat er twijfels zijn over zijn geschiktheid voor de dienst als militair. De uitvoeringsregels betreffende de procedure voor het verschijnen voor de MCGR worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de Minister van Landsverdediging.
Art. 3.§ 1. De MCGR is bevoegd om : 1° uitspraak te doen over de medische geschiktheid voor de dienst als militair;2° het verlies van de graad van zelfredzaamheid te bepalen in geval van oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid ten gevolge van een zware handicap die opgelopen werd tijdens de loopbaan;3° in het kader van een voorstel van ongeschiktheid voor de dienst als militair, het medisch profiel van een militair te wijzigen en een advies te geven over de geschiktheid van de betrokken militair om zijn functie uit te oefenen;4° uitspraak te doen over de erkenning van de aard van ernstige en langdurige ziekte waaraan een militair lijdt;5° uitspraak te doen, in het kader van de tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, over het oorzakelijk verband tussen de aandoening en de uitvoering van de dienst;6° de duur van afwezigheid om gezondheidsredenen te verlengen, per gedeelte van maximum twaalf maanden, tot een maximumduur van zestig maanden;7° uitspraak te doen over de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van de militairen van het reservekader, alvorens deze op reform worden gesteld;8° uitspraak te doen over de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van militaire aalmoezeniers van het reservekader, alvorens deze wegens lichamelijke ongeschiktheid worden ontslagen. De MCGR geeft haar advies of doet voorstellen over elke beginselkwestie die de Minister van Landsverdediging haar voorlegt.
Zij geeft haar advies over elk bijzonder geval dat de minister van Landsverdediging, de minister tot wiens bevoegdheid de militaire pensioenen behoren, of de directeur-generaal human resources, haar voorlegt. § 2. Over de medische geschiktheid bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, kan de MCGR de volgende beslissingen nemen : 1° de militair wordt medisch geschikt verklaard;2° de militair wordt medisch geschikt verklaard voor halftijdse arbeid;3° de militair wordt tijdelijk medisch ongeschikt verklaard;4° de militair wordt definitief medisch ongeschikt verklaard. § 3. Indien de militair medisch geschikt of medisch geschikt voor halftijdse arbeid wordt verklaard, dient hij de dienst te hervatten.
De militair die halftijds werkt, biedt zich volgens regelmatige intervallen bij de geneesheer van de eenheid aan, teneinde zijn gezondheidstoestand te evalueren. Deze, in overleg met de arbeidsgeneesheer, brengt de MCGR op de hoogte. Indien de militair na de voorziene termijn van halftijdse arbeid niet in staat is om zijn werk op normale wijze terug op te nemen, wordt hij opgeroepen voor de MCGR die uitspraak doet over zijn geschiktheid. § 4. Indien de militair tijdelijk medisch ongeschikt verklaard wordt, kan hij tijdelijk om gezondheidsredenen van zijn ambt ontheven worden of tijdelijk op pensioen gesteld worden wegens lichamelijke ongeschiktheid.
In geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, bepaalt de MCGR de duur ervan en stelt vast of dat er een verband is tussen de aandoening en de dienst, of dat het een ernstige en langdurige aandoening betreft. De duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen kan worden verlengd. Indien de maximum duur van zestig maanden is bereikt, wordt de militair definitief ongeschikt verklaard.
In geval van tijdelijke oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid, bepaalt de MCGR de duur ervan. De gecumuleerde duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen en van de tijdelijke oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid kan evenwel de maximale duur van zestig maanden niet overschrijden. § 5. Wanneer de MCGR de militair definitief ongeschikt verklaart, bepaalt zij het verlies van de graad van zelfredzaamheid als gevolg van een zware handicap.
Art. 4.De MCBGR neemt, bij beroep van de belanghebbende of van de minister van Landsverdediging, in tweede aanleg kennis van beslissingen welke de MCGR heeft gewezen.
Op straffe van onontvankelijkheid, moet het beroep met een aangetekende brief bij de voorzitter van de MCBGR worden ingediend, binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de betwiste beslissing. HOOFDSTUK II. - De verschijningsregels voor de commissies
Art. 5.§ 1. De betrokkene wordt met een aangetekende brief verzocht voor een van de commissies te verschijnen. § 2. De betrokkene verschijnt in persoon. Hij kan zich door een raadsman laten bijstaan.
Alleen advocaten, militairen in werkelijke dienst en geneesheren evenals iedere persoon die voor elke zaak door de voorzitter van de behandelende commissie aanvaard is, mogen als raadsman optreden. § 3. De betrokkene die lichamelijk niet in staat is zich te verplaatsen om te verschijnen, moet zulks door een geneeskundig getuigschrift rechtvaardigen. In dit geval kan de voorzitter een geneesheer, lid van de commissie, aanwijzen om de belanghebbende ter plaatse te horen of te onderzoeken.
De betrokkene die om geldige redenen vrijgesteld is om zelf te verschijnen, mag zich door een raadsman laten vertegenwoordigen. § 4. Wanneer de commissie, op het met redenen omkleed voorstel van de voorzitter, oordeelt dat aan het verschijnen van de betrokkene ernstige moeilijkheden kunnen zijn verbonden, kan zij hem ervan ontslaan zelf te verschijnen en hem toestaan zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen.
De voorzitter kan ook een geneesheer, lid van de commissie, aanwijzen om de belanghebbende ter plaatse te horen of te onderzoeken. § 5. Wanneer de belanghebbende, zonder een door de commissie geldig bevonden reden, niet persoonlijk verschijnt na behoorlijk te zijn opgeroepen, kan de procedure in zijn afwezigheid worden voortgezet.
Wanneer een afwezigheidsreden geldig wordt bevonden door de commissie, neemt deze alleen een definitieve beslissing na de verschijning van de betrokkene op een andere datum.
Art. 6.Vanaf de vijftiende dag vóór de zitting van de commissie, kan de belanghebbende of zijn raadsman het dossier van de zaak ten zetel van de commissie raadplegen. HOOFDSTUK III. - De onderzoeks- en beslissingsregels van de commissies
Art. 7.De commissies mogen van alle onderzoeksmiddelen gebruik maken en inzonderheid het advies van deskundigen inwinnen.
Art. 8.Elke commissie doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. De leden van de commissies kunnen zich niet onthouden.
Art. 9.De beslissingen van de commissies worden ter kennis gegeven aan de betrokkene, naargelang het geval rechtstreeks na het einde van de zitting van de betrokken commissie of met een aangetekende brief.
De voorzitter van de betrokken commissie brengt indien nodig de minister van Landsverdediging op de hoogte van de beslissing van de commissie.
Art. 10.De beslissingen van de commissies kunnen, in geval van bedrog, op verzoek van de minister van Landsverdediging worden herzien.
De aanvraag om herziening wordt gericht aan de voorzitter van de commissie die de betwiste beslissing genomen heeft en wel binnen de vijf jaar na de kennisgeving van deze beslissing.
De aan herziening onderworpen gevallen worden door de commissie die de betwiste beslissing heeft genomen, onderzocht alsof het een eerste aanvraag betrof.
Tegen een nieuwe beslissing van de MCGR, tengevolge van een aanvraag om herziening, kan het in artikel 4 bedoelde beroep worden ingesteld. HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van de commissies
Art. 11.De MCGR bestaat uit de volgende leden : 1° een hoofdofficier, als voorzitter;2° een officier, vertegenwoordiger van de algemene directie human resources;3° drie officieren-geneesheren die ten minste vijf jaar gediplomeerd zijn.
Art. 12.De MCBGR bestaat uit de volgende leden : 1° een kolonel of een luitenant-kolonel, als voorzitter;2° een hoofdofficier, vertegenwoordiger van de algemene directie human resources;3° drie officieren-geneesheren die sedert ten minste tien jaar gediplomeerd zijn.
Art. 13.Voor de beide commissies wordt een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangers aangewezen die dezelfde voorwaarden vervullen.
Het secretariaat van iedere commissie wordt waargenomen door een lager officier, lid van de algemene directie human resources, secretaris.
Hij wordt bijgestaan door militairen beneden de rang van officier.
Art. 14.De gewone en plaatsvervangende leden van de commissies worden aangewezen door de directeur-generaal human resources of de door hem aangewezen overheid.
De aanwijzing voor een zitting zal als een prioritaire activiteit beschouwd worden.
Het personeel van het secretariaat wordt door de directeur-generaal human resources aangewezen.
Art. 15.De leden van elke commissie en het personeel van hun secretariaat moeten de zaken kunnen behandelen in de taal van het taalstelsel van de betrokkene.
Art. 16.In administratief en disciplinair opzicht oefent iedere voorzitter ten aanzien van de leden en van het secretariaat van zijn commissie de bevoegdheid van korpscommandant uit. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 17.Het koninklijk besluit van 5 oktober 1959 betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 oktober 1963, 14 februari 1989 en 3 mei 2003, wordt opgeheven.
Art. 18.Elke procedure gestart ten opzichte van een militair wordt voleindigd met toepassing van de geldende bepalingen die op hem toepasselijk waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, behalve wanneer de terzake bevoegde overheid beslist een nieuwe procedure te laten beginnen na de voornoemde datum.
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2005.
Art. 20.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT