10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, inzonderheid op artikel 3, derde en vierde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 6 van 11 oktober 1978 en de wet van 29 april 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, inzonderheid op artikel 6, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2001, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 2000 en 30 januari 2001, en derde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 mei 2000, en op artikel 7, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juli 1983;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers van 17 oktober 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 november 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 4 januari 2001;

Gelet op het advies 31.179/1 van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2001, wordt vervangen als volgt : « De gezinsbijslag wordt toegekend op voorwaarde dat de bestaansmiddelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, het bedrag van 938,42 euro per kwartaal niet overschrijden.»; 2° het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 2000 en 30 januari 2001, wordt vervangen als volgt : « De in het voorgaande lid bepaalde bestaansmiddelen worden verhoogd met 20 procent voor ieder kind vanaf het tweede dat uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste is en dat rechtgevend is op kinderbijslag of daartoe de vereisten vervult, bepaald krachtens artikel 2, tweede lid van de wet.»; 3° het derde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1978 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 mei 2000, wordt opgeheven.

Art. 2.In artikel 7, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juli 1983, worden de woorden « met uitzondering van een vast bedrag van 3 125 fr. » geschrapt.

Art. 3.Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2001 geldt in de plaats van het bedrag van « 938,42 euro », vermeld in artikel 1, het bedrag van « 37 856 frank ».

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE