gepubliceerd op 06 december 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het brugpensioen ploegenarbeid
10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het brugpensioen ploegenarbeid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende het brugpensioen ploegenarbeid.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997 Brugpensioen ploegenarbeid (Overeenkomst geregistreerd op 4 november 1997 onder het nummer 45826/CO/112) In uitvoering van artikel 4.2. van het nationaal akkoord 1997-1998 van 13 mei 1997. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 2.Conform de criteria vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 maart 1997 tot uitvoering van de artikelen 23 en 24 van de van 26 juli 1996, wordt voor de werklieden : - vanaf 1 januari 1997 tot 31 december 1997 de brugpensioenleeftijd op 55 jaar gebracht op voorwaarde dat zij een beroepsloopbaan van 33 jaar kunnen rechtvaardigen; - vanaf 1 januari 1998 tot 31 december 1998 de brugpensioenleeftijd op 56 jaar gebracht op voorwaarde dat zij een beroepsloopbaan van 33 jaar kunnen rechtvaardigen.
Bovendien conform aan de bepalingen van het ministerieel besluit van 3 juni 1997 houdende uitvoering van artikel 2ter van het koninklijk besluit van 7 december 1992, moeten deze werklieden kunnen aantonen, dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.
Art. 3.De leeftijd bedoeld bij artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet bereikt zijn bij het effectief verstrijken van de opzegtermijn. HOOFDSTUK III. - Betaling van de aanvullende vergoeding en van de hoofdelijke bijdrage
Art. 4.Het "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf" neemt de betaling van de aanvullende vergoeding, alsmede het geheel van de hoofdelijke bijdragen met inbegrip van de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, zoals opgenomen in artikel 11 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, op zich.
Het Sociaal Fonds voor het garagebedrijf zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX