gepubliceerd op 04 september 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky
10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995 en 23 maart 1998;
Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, en 12;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1993 en 7 augustus 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1995 betreffende de identificatie van varkens;
Gelet op het advies van de Raad van het Fonds voor de gezondheid en de produktie van de dieren van 20 mei 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is onverwijld varkensbedrijven officieel als Aujeszky-vrij te kunnen erkennen in het kader van beschikkingen 93/24 en 93/244 van de Europese Commissie betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor varkens die voor bepaalde delen van het grondgebied van de Gemeenschap zijn bestemd;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1993 en 7 augustus 1995, wordt vervangen door : « 2° Vleesvarken of mestvarken : gespeend varken vanaf een leeftijd van tien weken dat wordt gehouden met het oog op de vetmesting. » Artikel 1, 7°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « 7° Bedrijfsdierenarts : de aangenomen dierenarts, aangewezen in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten. » Artikel 1, 8°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door : « 8° CODA : Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie".
Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt uitgebreid met volgend punt 13° : « 13° gE-negatief vaccin : vaccin tegen de ziekte van Aujeszky dat geen glycoproteïne gE bevat. »
Art. 2.Aan artikel 6 van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd : « Indien het tot haard verklaarde bedrijf over een certificaat "Aujeszky-vrij" beschikt dan wordt dit door de inspecteur-dierenarts ingetrokken. »
Art. 3.In artikel 7, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 10, § 1" vervangen door de woorden "artikel 10. »
Art. 4.Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « HOOFDSTUK IV. - Vaccinatie
Artikel 9.§ 1. Voor de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky is enkel het gebruik van gE-negatieve vaccins toegelaten overeenkomstig de bepalingen van artikel 10. De Minister kan, met het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, de vaccins aanduiden die mogen gebruikt worden. § 2. Enkel vaccin afkomstig van de bedrijfsdierenarts mag gebruikt worden voor de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky. § 3. Enkel de bedrijfsdierenarts is bevoegd voor de uitvoering van de vaccinatie. § 4. In afwijking van § 3 kan de bedrijfsdierenarts de uitvoering van de vaccinatie aan de verantwoordelijke delegeren mits een schriftelijke overeenkomst in het kader van artikel 6 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991 onder de voorwaarden die de Minister bepaalt. § 5. Elke vaccinatie die niet conform deze bepalingen wordt verricht, wordt beschouwd als ongeldig voor de toepassing van dit besluit.
Artikel 10.§ 1. Voor de toepassing van de vaccinatie wordt het grondgebied van het Rijk opgedeeld in drie zones zoals bepaald in de bijlage bij dit besluit. § 2. In zone I, II en III moeten in elk bedrijf de varkens op initiatief van de verantwoordelijke gevaccineerd worden tegen de ziekte van Aujeszky overeenkomstig onderstaand schema : 1° zeugen en beren in productie worden twee maal per jaar gevaccineerd met een tussentijd van minstens vijf maanden tussen elke vaccinatiebeurt bij vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin, of worden driemaal per jaar gevaccineerd met een tussentijd van minstens drie maanden tussen elke vaccinatiebeurt bij vaccinatie met een levend verzwakt vaccin.Hierbij worden telkens alle in het bedrijf aanwezige zeugen en beren in productie gevaccineerd; 2° opfokzeugen en beren worden bijkomend voor de eerste dekking tweemaal gevaccineerd met vier weken tussentijd;3° biggen worden gevaccineerd op een leeftijd van tien weken gevolgd door een tweede vaccinatie vier weken later;4° alle aangevoerde varkens worden gevaccineerd bij de aankomst op het bedrijf, gevolgd door een tweede vaccinatie vier weken later;5° in afwijking van de bepalingen van lid 4° worden biggen, die aangevoerd worden op een leeftijd jonger dan tien weken, gevaccineerd overeenkomstig de bepalingen van lid 3°;6° op een bedrijf waar varkens niet gevaccineerd werden, worden alle varkens ouder dan tien weken twee maal gevaccineerd met vier weken tussentijd. § 3. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 2 kan aan de verantwoordelijke van een "Aujeszky-vrij" gecertificeerd bedrijf door de inspecteur-dierenarts een ontheffing verleend worden op de vaccinatieverplichting. Deze ontheffing kan te allen tijde ingetrokken worden. § 4. De Minister bepaalt de maatregelen voor de controle op de uitvoering van de vaccinatie. »
Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : «
Artikel 11.§ 1. Een bedrijf is "Aujeszky-vrij" als : 1° de bepalingen van hoofdstuk II of III niet van toepassing zijn;2° aan de hand van serologische onderzoeken volgens de modaliteiten bepaald door de Minister aangetoond wordt dat de varkens geen drager zijn van antistoffen gericht tegen het gE-antigeen;3° voldaan wordt aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 betreffende de identificatie van varkens;4° voldaan wordt aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 betreffende epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten. § 2. De Dienst certifiëert "Aujeszky-vrije" bedrijven volgens de modaliteiten bepaald door de Minister. § 3. Aan een "Aujeszky-vrij" bedrijf mogen enkel varkens worden toegevoegd : 1° die afkomstig zijn uit een bedrijf dat "Aujeszky-vrij" is;2° waarvan in afwijking van lid 1, aan de hand van serologische resultaten na bloedstaalnames, kan worden aangetoond dat zij gE negatief zijn : - een eerste bloedstaalname wordt uitgevoerd op het bedrijf van oorsprong binnen de twee weken vóór het vertrek waarbij het negatief resultaat schriftelijk geattesteerd wordt door de bedrijfsdierenarts van het bedrijf van oorsprong; - een tweede bloedstaalname wordt uitgevoerd drie weken na aankomst op het bedrijf van bestemming waar de varkens gedurende tenminste vier weken in een door de Dienst goedgekeurde isolatiestal worden afgezonderd in quarantaine vooraleer ze met andere dieren van het bedrijf mogen in contact komen. § 4. Als "Aujeszky-vrij" bedrijf wordt eveneens beschouwd een bedrijf binnen de Europese Unie waar fokvarkens worden gehouden en dat : - hetzij conform is met beschikking 93/24/EEG van 11 december 1992 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor varkens die bestemd zijn voor ziektevrije Lid-staten of regio's, of met beschikking 93/244/EEG van 2 april 1993 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor varkens die voor bepaalde delen van het grondgebied van de Gemeenschap zijn bestemd; - hetzij beschikt over een nationaal certificaat "Aujeszky-vrij" waarin garanties worden geboden welke door de Veterinaire Diensten minstens als evenwaardig worden geacht aan de garanties beschreven in dit besluit en zijn toepassingsbesluiten. »
Art. 6.In de artikelen 2, 6 en 8 van hetzelfde besluit wordt het woord "contractdierenarts" vervangen door het woord "bedrijfsdierenarts".
Art. 7.In artikel 7, 2° en 3° worden de woorden "enting", "geënt" en "entstof" respectievelijk vervangen door de woorden "vaccinatie", "gevaccineerd" en "vaccin".
Art. 8.De bijlagen I en II van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlage van onderhavig besluit.
Art. 9.§ 1. In afwijking van de bepalingen van "HOOFDSTUK IV. - Vaccinatie" mag gedurende een overgangsperiode gelijk aan de voorziene termijn om de status "Aujeszky-vrij" te behalen door de inspecteur-dierenarts een ontheffing op de vaccinatieverplichting verleend worden aan de verantwoordelijke van een bedrijf mits : 1° binnen de maand na het inwerking treden van dit besluit, een representatieve test volgens de onderrichtingen van de inspecteur-dierenarts uitgevoerd wordt en alle bemonsterde varkens gE negatief zijn;2° de verantwoordelijke zich er schriftelijk toe verbindt alle verdere testen uit te voeren en de status "Aujeszky-vrij" te verwerven. § 2. De Dienst bepaalt de aanvullende voorwaarden. § 3. Deze ontheffing kan ten alle tijde ingetrokken worden.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Bijlage bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky Lijst van de gebieden in toepassing van artikel 10, § 1 Zone I - de provincie West-Vlaanderen - de provincie Oost-Vlaanderen - de provincie Antwerpen - de gemeente Komen.
Zone II - de provincie Limburg met uitzondering van de Voerstreek - de provincie Vlaams-Brabant - het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Zone III - de provincie Henegouwen met uitzondering van de gemeente Komen - de provincie Waals Brabant - de provincie Namen - de provincie Luik - de provincie Luxemburg - de Voerstreek.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN