gepubliceerd op 23 oktober 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd, tot wijziging van de statuten van het "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid, Haven van Antwerpen"
10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd, tot wijziging van de statuten van het "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid, Haven van Antwerpen" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de beslissing van 28 november 1963 en 6 februari 1964 van het Gewestelijk Paritair Comité der haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd, tot instelling van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 juli 1964;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd, tot wijziging van de statuten van het "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid, Haven van Antwerpen".
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 7 juli 1964, Belgisch Staatsblad van 15 juli 1964.
Bijlage Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1996 Wijziging van de statuten van het "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid, Haven van Antwerpen" (Overeenkomst geregistreerd op 7 april 1997 onder het nummer 43754/CO/301.01)
Artikel 1.De statuten van het "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid, Haven van Antwerpen" worden op de hiernavermelde wijze gewijzigd.
Art. 2.Artikel 4, § 1, 3° wordt als volgt gewijzigd : « Bedrag : - Tijdens de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 maart 1997 zal de bestaanszekerheidsvergoeding steeds 66 pct. van het vigerend basisloon bedragen; - Indien de overheid maatregelen treft waardoor de hoofdvergoeding voor werkloosheid zou verminderen, zal het bedrag van de aanwezigheidsvergoeding die op dat ogenblik door het fonds wordt uitbetaald, onveranderd blijven tot en met 31 maart 1997. ».
Art. 3.Artikel 4, § 7 wordt als volgt gewijzigd : « Bijkomende ziektevergoeding : In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht kent het fonds tijdens de eerste dertig kalenderdagen een bijkomende ziektevergoeding per werkdag in het vijfdagenweekstelsel toe. Deze vergoeding is een percentage van het feestdagloon van de beroepscategorie waartoe de arbeider behoort.
De bijkomende ziektevergoeding is gelijk aan 25,88 pct. van het feestdagloon begrensd tot de loongrens ziekte- en invaliditeitsverzekering en 85,88 pct. van het gedeelte van het feestdagloon dat de loongrens ziekte- en invaliditeitsverzekering overschrijdt.
Indien de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid werd vergoed op basis van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is er voor die dag geen recht op de bijkomende ziektevergoeding.
Wanneer de arbeidsongeschiktheid minder dan acht kalenderdagen duurt, is er voor de eerste werkdag geen recht op de bijkomende ziektevergoeding.
Wanneer de arbeidsongeschiktheid meer dan zeven kalenderdagen duurt is er voor de eerste werkdag enkel recht op de bijkomende ziektevergoeding wanneer betrokkene meer dan acht dagen werkloos was tijdens een periode van éénentwintig kalenderdagen vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
Wanneer de arbeidsongeschiktheid meer dan zeven kalenderdagen duurt en betrokkene minder dan negen dagen werkloos was tijdens een periode van éénentwintig kalenderdagen vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, wordt de bijkomende ziektevergoeding voor de eerste vijf te vergoeden werkdagen verhoogd met een bedrag gelijk aan 17,18 pct. van het feestdagloon van de beroepscategorie waartoe de arbeider behoort.
De bijkomende ziektevergoeding is slechts verschuldigd indien de arbeider sedert tenminste dertig kalenderdagen erkend is als havenarbeider.
Een arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, ontstaan binnen een termijn van minder dan veertien kalenderdagen na het einde van een vorige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, wordt aangezien als een voortzetting van de vorige, behoudens bewijs van het tegendeel. ».
Artikel 4, § 7bis vervalt.
Artikel 4, § 7ter wordt artikel 4, § 7bis. In dit nieuwe artikel 4, § 7bis wordt de bepaling "het gewaarborgd week- en maandloon" vervangen door "de bijkomende ziektevergoeding".
Art. 4.In artikel 16 worden de bepalingen "1 januari 1995 tot en met 31 december 1996" vervangen door "1 januari 1997 tot en met 31 maart 1997".
Art. 5.In artikel 16ter worden de bepalingen "voor de periode van 2 jaar, ingaande op 1 januari 1995" vervangen door "tijdens de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 maart 1997".
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voege op 1 januari 1997, de bepalingen van artikel 3 zijn onderworpen aan dezelfde geldigheidsvoorwaarden en opzeggingstermijnen als voorzien in de statuten; de overige artikelen houden op van toepassing te zijn op 1 april 1997.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET