Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 oktober 2014
gepubliceerd op 07 januari 2015

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 2013-2014

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2014012182
pub.
07/01/2015
prom.
09/10/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 OKTOBER 2014. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 2013-2014 (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 2013-2014.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 oktober 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de ijzernijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 Sectoraal akkoord 2013-2014 (Overeenkomst geregistreerd op 29 april 2014 onder het nummer 120911/CO/104) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Onderhavig akkoord is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid (PC nr. 104) en op de werknemers en werkneemsters die door een arbeidsovereenkomst voor arbeider aan deze ondernemingen gebonden zijn.

HOOFDSTUK II. - Werkgelegenheid/Beroepsopleiding Afdeling 1. - Werkzekerheid

Verlenging voor de periode 2013-2014 van de vroegere verbintenissen : 1.1. Werkzekerheid - De werkgevers verbinden zich ertoe, alvorens tot afdankingen om economische redenen over te gaan tijdens de duur van onderhavig akkoord, in eerste instantie maximaal gebruik te maken van maatregelen tot behoud van de tewerkstelling, waaronder tijdelijke werkloosheid, deeltijds werk, oplossingen in het raam van een brede mobiliteit binnen de onderneming of tussen haar exploitatievestigingen evenals herklasseringsbegeleiding, gekoppeld aan inspanningen voor beroepsopleiding. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de werknemers van 45 jaar en ouder. - De ondertekenende partijen doen aan de ondernemingen de aanbeveling tot bijzondere zorg voor het zoeken binnen de onderneming zelf van aangepaste jobs voor de volgende categorieën : werknemers die slachtoffer zijn van een arbeidsongeval, medisch ongeschikte werknemers, laaggeschoolde werknemers en oudere werknemers. - Bij collectief ontslag zoals bepaald door de wet, noodzaak tot naleving van de regels inzake voorafgaande informatie en overleg met de organen die de werknemers vertegenwoordigen op ondernemingsvlak. 1.2. Begeleidingsmaatregelen bij collectief ontslag Bij collectief ontslag zoals bepaald door de wet, zullen alle nuttige pragmatische maatregelen onderzocht worden op ondernemingsvlak in overleg met de werknemersvertegenwoordigers, waarbij meer bepaald rekening zal gehouden worden met de individuele situatie van de werknemers, en in het bijzonder van de werknemers van 45 jaar en ouder. 1.3. Maatregelen van toepassing op ondernemingen in herstructurering (economische herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten en koninklijk besluit van 22 april 2009) In geval van herstructurering in de zin van de reglementering, naleving van de verplichtingen inzake de tewerkstellingscel, begeleiding en outplacement, inschakelingsvergoeding. Toegang tot de tewerkstellingscel en tot het outplacementaanbod ten gunste van tijdelijke werknemers (arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en uitzendarbeid) waarvan het contract niet verlengd wordt omwille van de herstructurering, voor zover ze minstens 1 jaar ononderbroken anciënniteit in de onderneming kunnen voorleggen. 1.4. Tijdelijke arbeid (arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en uitzendarbeid) - De sector doet aan de ondernemingen de aanbeveling om op hun niveau een kader uit te werken waardoor het mogelijk wordt om, voor het bepalen van de loonvoorwaarden, de anciënniteit van een werknemer die na een tijdelijke tewerkstelling met een contract van onbepaalde duur aangeworven wordt bij dezelfde werkgever, in aanmerking te nemen. - De sector doet een aanbeveling aan de ondernemingen om op hun niveau het principe te voorzien van de evaluatie van de tijdelijke werknemer na een bepaalde tewerkstellingsperiode met het oog op het invullen van vacatures die zouden overeenstemmen met de bekwaamheden van de werknemer. Afdeling 2. - Beroepsopleiding

2.1. Vorming 2.1.1. Bijkomende inspanningen inzake opleiding Onderhavige bepalingen zijn afgesloten in het verlengde van de verbintenissen onderschreven in het raam van de vorige sectorale akkoorden, enerzijds, evenals van artikel 30 van de wet van 23 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005021175 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende het generatiepact sluiten betreffende het Generatiepact van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 dat dit tot uitvoering brengt, anderzijds.

Ze concretiseren de doelstelling van bijkomende inspanningen inzake opleiding via de volgende maatregelen : - Sectorale verbintenis 2013-2014 inzake deelnamepercentage : In uitvoering van bovenvermelde wettelijke en reglementaire bepalingen is de jaarlijkse verbintenis van de sector inzake het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen verhoogd met 5 procentpunten (5 pct.) in 2013 en in 2014. Deze verhoging van het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen wordt berekend met als uitgangspunt het gemiddelde van het deelnamepercentage van de sector voor de periode 2004 tot 2009, volgens de resultaten van de gecoördineerde enquête (de zogenaamde "sectorale enquête") - zie hieronder "Opvolging en paritaire evaluatie". Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst zal deze bepalingen tot uitvoering brengen. - Verdeling van de opleidingsinspanningen en eerlijke toegang tot opleiding : a) De ondernemingen waken over een billijke verdeling van de opleidingsmiddelen die ze aanwenden om te voldoen aan de opleidingsnoden van alle categorieën werknemers.In de mate van het mogelijke wordt er op toegezien dat het leerproces niet onderbroken wordt. b) De sector beveelt de ondernemingen aan om op hun niveau te onderzoeken welke de specifieke noden zijn eigen aan bepaalde doelgroepen, zoals minder gekwalificeerde of kwetsbare werknemers, de jongeren, de oudere werknemers (45 jaar en ouder) en de allochtonen, en om opleidingsplannen te voorzien die tegemoet komen aan deze noden.c) De sector benadrukt het belang van de door de overheden opengestelde opleidingsmogelijkheden voor de werknemers die tijdelijk werkloos worden wegens economische omstandigheden, om zo hun professionele competenties te kunnen verhogen, volgens de regels vastgelegd door het beheerscomité van de RVA in zijn beslissing van 19 maart 2009. Daartoe vraagt hij de werkgevers en de werknemers om deze opleidingsopportuniteiten te benutten met het oog op behoud en ontwikkeling van de competenties, meer bepaald inzake gezondheid en veiligheid van de werknemers en tewerkstelling. - Opleidingsplannen : De ondernemingen stellen op hun niveau opleidingsplannen op, die een overzicht geven van de opleidingsnoden en de middelen die aangewend zullen worden om hieraan te voldoen.

Bij het opmaken ervan worden deze opleidingsplannen becommentarieerd en toegelicht in de ondernemingsraad, die hierover een advies uitbrengt. Er wordt een regelmatige communicatie voorzien over hun inwerkingstelling en hun evaluatie.

De sector stelt een suppletief model van opleidingsplan ter beschikking, evenals een proceduremodel. - Opvolging en paritaire evaluatie : De sector doet een opvolging van de inhoud en van de toepassing van de opleidingsinspanningen in de staalondernemingen via de gecoördineerde enquête (de zogenaamde "sectorale enquête") die elk jaar in het 2de kwartaal gestart wordt. De lijst van personen die een opleiding hebben gevolgd, wordt meegedeeld en geanalyseerd op sectoraal vlak volgens de gedefinieerde criteria (genus, leeftijd, nationaliteit en schoolopleiding).

De sector stelt jaarlijks een "rapporteringstabel van de opleidingsinspanningen" op en evalueert deze inspanningen op paritair niveau. Deze sectorale tabel wordt overgemaakt aan de ondernemingen voor mededeling aan de ondernemingsraad. 2.1.2. OpleidingsCV De ondertekenende partijen benadrukken het belang voor de werknemers om te beschikken over informatie inzake de bekwaamheden die ze hebben kunnen verwerven via de verschillende gevolgde opleidingen in de loop van hun beroepsloopbaan.

Daartoe komen ze tot overeenstemming over het principe van de invoering binnen de sector van een suppletief stelsel van "opleidingsCV" dat een inventaris opmaakt van de door de werknemer gevolgde opleidingen tijdens zijn tewerkstelling binnen de onderneming.

Ze komen overeen dat dit document één maal per jaar opgesteld wordt, en ze verwijzen de overige modaliteiten tot inwerkingstelling van het "opleidingsCV" naar een werkgroep "beroepsopleiding". 2.1.3. Opleidingstijd De sector doet aan de ondernemingen de aanbeveling om erop toe te zien dat de gevolgde opleidingen plaats vinden tijdens de werkuren. 2.1.4. Aantrekkelijkheid van de sector en contacten met de onderwijsinstellingen Voortzetting van de paritaire werkzaamheden aangaande een betere definiëring van de beroepsprofielen en van de noden van de sector ten overstaan van het onderwijs. Toelichting van de functies.

De ondertekenende partijen zullen een prioriteitenplanning opmaken voor het verloop van de paritaire werkzaamheden. 2.1.5. Begeleiderschap De sector benadrukt het belang van het begeleiderschap in het raam van de overdracht van kennis en bekwaamheden.

Daartoe belast de sector de paritaire werkgroep met het uitwerken van een suppletief kader met een model dat rekening zal houden met de volgende elementen : - het profiel, de pedagogische basis en de opleiding van de begeleider; - de mogelijkheid voor oudere werknemers om de rol van begeleider uit te oefenen; - de definiëring van de leerdoelstellingen; - de vrijgemaakte tijd voor de omkadering van de werknemers in opleiding. 2.2. Risicogroepen De bijdrage voor risicogroepen is vastgelegd op 0,10 pct. voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014, volgens dezelfde voorwaarden als in het akkoord 2011-2012 : alle staalondernemingen worden verzocht om initiatieven te nemen en de concrete modaliteiten ervan op hun niveau te bepalen, in akkoord met de vakbondsafvaardiging, via het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak.

Opvolging en paritaire evaluatie : De sector doet de follow-up en maakt een paritaire evaluatie van de concretisering van de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten.

Daartoe wordt een exemplaar van de afgesloten collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten evenals van de evaluatieverslagen en van het financieel overzicht overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid en aan de ondertekenende partijen van onderhavig sectoraal akkoord.

Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten op 30 oktober 2013 en neergelegd bij de Griffie van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg onder het nummer 2013-10688/CO, brengt deze bepalingen tot uitvoering (nr. 118243/CO/104). Afdeling 3. - Opzegtermijnen

De ondertekenende partijen bevestigen de toepassing tot 31 december 2013 van de sectorale opzegtermijnen zoals voorzien door het sectoraal akkoord 2011-2012. Afdeling 4. - Loopbaan en evenwicht privé- en beroepsleven

4.1. Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag - Bijzonder stelsel nachtarbeid 56-33-20 Verlenging voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014 van het sectoraal kaderstelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van ontslagen werknemers die minstens 56 jaar oud zijn, met een beroepsverleden van 33 jaar en minstens 20 jaar in een arbeidsstelsel bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad, volgens de voorwaarden uit het koninklijk besluit van 3 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007201609 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact sluiten tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact en in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 106 van de Nationale Arbeidsraad, afgesloten op 28 maart 2013.

De aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van de interprofessionele overeenkomst nr. 17 afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad.

Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst zal deze bepalingen tot uitvoering brengen. 4.2. Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar Verlenging voor de periode van 1 juli 2013 tot 31 december 2014 van het sectoraal kaderstelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van ontslagen werknemers van minstens 58 jaar oud, volgens de voorwaarden uit het koninklijk besluit van 3 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007201609 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact sluiten tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact.

De aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van de interprofessionele overeenkomst nr. 17 afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad.

Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst zal deze bepalingen tot uitvoering brengen. 4.3. Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag 56-40 Verlenging voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014 van het sectoraal kaderstelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van ontslagen werknemers van minstens 56 jaar oud, en die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een beroepsverleden van ten minste 40 jaar als loontrekkende kunnen laten gelden, volgens de voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 92 van 20 december 2007 en nr. 96 van 20 februari 2009, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad en in toepassing van hoofdstuk VI van de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 maart 2012.

De aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van de interprofessionele overeenkomst nr. 17, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.

Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst zal deze bepalingen tot uitvoering brengen.

De sector formuleert een aanbeveling aan de ondernemingen om op hun niveau de aanvragen die ingediend zouden worden voor een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag 56-40 - gunstig en vanuit een niet-discriminerend oogpunt - te onderzoeken, met inachtneming van alle elementen van de situatie van de werknemer en de organisatorische factoren.

De sector wordt op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de aanvragen gegeven wordt. Deze informatie aan de sector moet het mogelijk maken om kennis te nemen van eventuele toepassingsmoeilijkheden met het oog op het oplossen ervan. 4.4. Vrijstelling van vervanging De vakbondsafvaardigingen van de ondernemingen betrokken door de toepassing van onderhavige tijdelijke stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag verbinden zich ertoe mee te werken aan de aanvragen tot vrijstelling van de vervangingsplicht van werknemers die van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag genieten. 4.5. Tijdskrediet De ondertekenende partijen bevestigen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen als wettelijk kader van toepassing op de stelsels van tijdskrediet. De toepassing van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2009 betreffende het tijdskrediet en andere stelsels van loopbaanvermindering is bevestigd, onder meer voor het beroep op voltijds tijdskrediet of voor het beroep op halftijdse loopbaanvermindering met motief. 4.6. Vlaamse aanmoedigingspremies in het kader van het tijdskrediet De sector verwijst naar de ondernemingen de mogelijkheid om op hun niveau een kader te onderzoeken voor de toekenning van de Vlaamse aanmoedigingspremies in het kader van het tijdskrediet. 4.7. Landingsbanen ("50 jaar/28 jaar loopbaan") De ondertekenende partijen zijn het eens over de invoering van een sectoraal kader van landingsbanen in toepassing van artikel 8, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad.

De uitvoering van dit sectoraal kader veronderstelt echter het afsluiten van een ondernemingsovereenkomst, rekening houdend met de eigen organisatorische context van de onderneming.

De partijen herhalen eveneens de toepassing van de organisatorische regels voorzien voor de aanrekening van de werknemers van 50 tot 54 jaar in de drempel, vastgelegd door de onderneming voor de gelijktijdige uitoefening van het tijdskrediet en meer bepaald artikel 16, § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad. 4.8. Arbeidsorganisatie en kwaliteit van de arbeid Overuren : Voortzetting van de paritaire werkzaamheden met het oog op het opstellen van een inventaris van het beroep op overuren in de ondernemingen uit de sector, evenals een tabel inzake de goede praktijken.

De ondertekenende partijen zullen een prioriteitenplanning opmaken voor het verloop van de paritaire werkzaamheden.

Uitzendarbeid : Voortzetting van de paritaire werkzaamheden met het oog op het opstellen van een inventaris van het beroep op uitzendarbeid in de ondernemingen uit de sector, evenals een tabel inzake de goede praktijken.

De ondertekenende partijen zullen een prioriteitenplanning opmaken voor het verloop van de paritaire werkzaamheden.

Zware beroepen - Bepalingen uit het IPA 2009-2010 inzake het optrekken van het huidige percentage van de lastenverlaging voor ploegen- en nachtarbeid (van 10,7 pct. tot 15,6 pct. van de bruto belastbare bezoldiging) : De sector neemt de aanbevelingen inzake kwaliteit van de arbeid over van de interprofessionele sociale partners.

Daartoe nodigt hij de ondernemingen uit om een bijzondere aandacht te besteden aan het ontwikkelen van een proactief personeelsbeleid dat rekening houdt met de kwaliteit van de arbeid die aan werknemers in ploegen- en nachtarbeid moet worden geboden.

Diversiteitsbeleid inzake personeel : De sector doet de aanbeveling aan de ondernemingen om op hun niveau een diversiteitsbeleid te voeren inzake personeel en HR-beheer.

Hij benadrukt het belang toe te zien op de diversiteit van de werknemersploegen en vraagt aan de ondernemingen om elke vorm van discriminatie te bestrijden.

De ondernemingsraad wordt op de hoogte gebracht van de diversiteitsmaatregelen die op ondernemingsvlak genomen zijn en gaat over tot de evaluatie ervan. HOOFDSTUK III. - Gezondheid, veiligheid en onderaanneming Het begrip "onderaanneming" dat gebruikt wordt in dit hoofdstuk moet begrepen worden als van toepassing zowel op onderaanneming als op "contracting".

Het begrip "werf" moet zodanig opgevat worden dat het elke situatie omvat waarin een onderneming beroep doet op een onderaannemer.

Inleiding De gezondheid en veiligheid van alle werknemers tewerkgesteld binnen de staalsector zijn een hoofdbekommernis voor de ondernemingen en de representatieve werknemersorganisaties actief binnen deze sector.

Tijdens de onderhandeling van het sectoraal akkoord 2011-2012 hebben de ondertekenende partijen de wens geuit om een referentiekader aangepast aan de staalsector van goede praktijken inzake gezondheid en veiligheid bij beroep op onderaanneming uit te werken. Dit kader laat toe om het Veiligheidscharter aan te passen.

Het belang van deze materie voor de sociale partners heeft de ondertekenaars gemotiveerd om hun verbintenissen om te zetten in onderhavig sectoraal akkoord.

Ten gevolge hiervan werden de volgende principes overeengekomen : 1. De gezondheid en veiligheid van de werknemers maken integraal deel uit van de contacten tussen de opdrachtgevers en hun onderaannemers.2. De opdrachtgevende ondernemingen passen dit beleid toe, via concrete maatregelen, in verschillende fasen van de contacten met hun onderaannemers.3. Deze maatregelen beogen het bereiken van volgende doelstellingen : a) De selectiecriteria van de onderaannemers door hun opdrachtgevers houden rekening met de wijze waarop de onderaannemers de gezondheid en veiligheid op het werk daadwerkelijk aanpakken. Deze in aanmerkingneming wordt geconcretiseerd, meer bepaald via een systematisering van het beroep op gecertificeerde onderaanneming.

De sector erkent dat de VCA-norm (of elke gelijkwaardige norm) op toereikende wijze beantwoordt aan de kwaliteitsdoelstelling van naleving door de onderaannemers van de regels inzake gezondheid en veiligheid op het werk. b) De kennis van de regels, van de voorschriften en van de specifieke risico's met betrekking tot veiligheid bij het uitvoeren van prestaties binnen de staalondernemingen (opdrachtgevers) is een conditio sine qua non voor de toegang van de werknemers van onderaannemers tot de geografische perimeter van de opdrachtgevende ondernemingen.Daartoe steunt de sector de veralgemening van het systeem van het "veiligheidspaspoort" als waarborg voor deze kennis. c) Elke tussenkomst van een onderaannemer bij de opdrachtgever mag slechts plaatsvinden mits de voorafgaande uitvoering van een effectieve werfopening die het onder meer mogelijk maakt om de risico's verbonden aan de betrokken werf te bepalen en alle noodzakelijke gegevens inzake gezondheid en veiligheid wederzijds uit te wisselen. Het informeren van de werknemers van de onderaannemer gebeurt met alle nuttige middelen en minimum op basis van de voor deze werf opgemaakte risicoanalyse. d) De opdrachtgevende ondernemingen bepalen een procedure tot veiligstelling van de installaties, alvorens elke interventie van de werknemers van de onderaannemers in deze installaties.e) De opdrachtgevers installeren meetinstrumenten voor het verifiëren van de naleving door de onderaannemers van de regels inzake gezondheid en veiligheid bij de uitvoering van de werf. De modaliteiten, gekoppeld aan de inwerkingstelling van deze maatregelen, zijn vastgesteld op basis van parameters betreffende de specifieke kenmerken van elke werf. f) Elke tussenkomst van een onderaannemer bij de opdrachtgever geeft aanleiding tot het uitvoeren van een effectieve sluiting van de werf die het mogelijk maakt alle gegevens aangaande de naleving door de onderaannemers van de regels inzake gezondheid en veiligheid te verzamelen.g) De inlichtingen betreffende de evaluatie van de prestaties van de onderaannemers op gebied van gezondheid en veiligheid, gebundeld door de werfverantwoordelijke van de opdrachtgever bij de uitvoering van de werf en de sluiting ervan, worden overgemaakt aan alle diensten van de opdrachtgever die betrokken zijn in de selectieprocedures van de onderaanneming met het oog op het realiseren van nieuwe werven. De opdrachtgevende ondernemingen houden rekening met de informatie, met het oog op de toekenning van nieuwe werven. Bij negatieve evaluatie, kunnen de opdrachtgevende ondernemingen een remediëringsprocedure en/of sancties gaande tot de uitsluiting van de betrokken onderaannemer, voorstellen. h) De opdrachtgevende onderneming zorgt voor een regelmatig verslag van de middelen die aangewend worden voor het verwezenlijken van bovenvermelde doelstellingen, dit ter attentie van zijn comité voor preventie en bescherming op het werk.Op elk moment, kunnen de vertegenwoordigers bij het comité voor preventie en bescherming op het werk tussenkomen wanneer een tekortkoming inzake veiligheid met potentiële gevolgen vastgesteld wordt. i) De ondernemingen (opdrachtgevers) begunstigen de complementariteit van de rollen van de verschillende tussenkomende partijen (lees : interne medewerkers) die betrokken zijn bij het verwezenlijken van een werf die toevertrouwd is aan een onderaannemer.j) De rol en de plaats van de syndicale vertegenwoordigers in de verschillende informatie- en consultatieorganen moeten in functie van hun respectievelijke bevoegdheden gerespecteerd worden tijdens alle etappes van de bovengenoemde procedure. Ze moeten betrokken worden vanaf het moment dat beroep wordt gedaan op onderaanneming/contracting en alle noodzakelijke informatie ontvangen over de gegevens met betrekking tot de onderaanneming. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsvoorwaarden Gezondheid en veiligheid op het werk, stress op het werk en pesten op het werk : Voortzetting van de paritaire werkzaamheden met het oog op het bepalen van de oriënteringen over het vervolg van de sectorale enquête welzijn 200 8.

De ondertekenende partijen zullen een prioriteitenplanning opmaken voor het verloop van de paritaire werkzaamheden. HOOFDSTUK V. - Sectoraal sociaal luik Afdeling 1. - Carenzdag

De ondertekenende partijen bevestigen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 29 juni 2009 betreffende de uitbetaling van de carenzdag. Afdeling 2. - Klein verlet

De ondertekenende partijen bevestigen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 29 juni 2009 betreffende het behoud van het normaal loon voor afwezigheidsdagen naar aanleiding van bepaalde familiegebeurtenissen, staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten (klein verlet). Afdeling 3. - Sectoraal minimumloon

Koppeling van het minimumloon(1) aan het gemiddelde van de loonevolutie bij alle ondernemingen van de sector. Afdeling 4. - Economische werkloosheid

De ondertekenende partijen onderschrijven de volgende interpretatie inzake de sectorale bepalingen betreffende het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen : De ondernemingen leven de overeengekomen akkoorden na, zonder het sectoraal bedrag vande toelage economische werkloosheid aan te passen (sectoraal stelsel gewaarborgd inkomen wegens economische redenen), ten gevolge van de verhogingen van de RVA-percentages.

Gezien de economische omstandigheden eigen aan de staalsector die nog steeds zijn activiteitspeil van vóór de crisis die medio 2008 van start ging, niet bereikt heeft, komen de ondertekenende partijen overeen om in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid de aanvragen vanuit de ondernemingen tot afwijkende economische werkloosheid voor een duur die kan oplopen tot 18 weken volledige schorsing van de arbeidsprestaties, goedgekeurd door de lokale representatieve instanties, met bijzondere aandacht te onderzoeken. Afdeling 5. - Tijdelijke werkloosheid wegens overmacht

De sector formuleert een aanbeveling aan de ondernemingen om geval per geval, op hun niveau, de omstandigheden en gevolgen op alle vlakken te onderzoeken, verbonden aan het zich voordoen van onvoorzienbare gebeurtenissen van technische aard - zoals de brand die schade heeft berokkend aan de installaties en een tijdelijke en uitzonderlijke inactiviteit met zich meebracht - teneinde hierop een geschikt antwoord te vinden via overleg op het niveau van de betrokken onderneming. HOOFDSTUK VI. - Syndicale waarborgen De ondertekenende partijen bevestigen de niveaus van de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gedeelten, zoals vermeld in toepassing van hoofdstuk VI van het sectoraal akkoord 2011-201 2. HOOFDSTUK VII. - Jaarlijkse sectorale evaluatie De ondertekenende partijen worden het eens over een stramien voor een voorstelling van de situatie in de staalsector, volgens de volgende periodiciteit : september 201 4. HOOFDSTUK VIII. - Mobiliteit - Integrale terugbetaling van het abonnement op het openbaar vervoer voor woon-werkver-plaatsingen : Verlenging van de bepalingen van het akkoord 2011-2012 die voorzien dat, op sectoraal vlak, de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het abonnement op het openbaar vervoer van de werknemer voor zijn woon-werkverplaatsingen op 100 pct. wordt gebracht. - Alternatieve vervoermiddelen : De sector doet de aanbeveling aan de ondernemingen om het thema van de alternatieve vervoermiddelen te onderzoeken, met het oog op het ondersteunen op hun niveau van deze alternatieve vervoermiddelen voor woon-werkverplaatsingen, zoals de fiets en carpooling. - Vervoerkosten van de werknemers ingeschakeld in de tewerkstellingscellen in het raam van de wetgeving inzake ondernemingsherstructureringen : De werkgevers nemen de vervoerkosten van hun werknemers die ingeschakeld zijn in de tewerkstellingscellen, ten laste volgens het tarief overeengekomen op ondernemingsvlak. - Verlenging van de bepalingen van het akkoord 2009-2010 : Voortzetting van de paritaire werkzaamheden met het oog op het opstellen van een paritaire opvolging van de resultaten van de ondernemingen in het kader van de driejaarlijkse federale mobiliteitsenquête.

De ondertekenende partijen zullen een prioriteitenplanning opmaken voor het verloop van de paritaire werkzaamheden.

HOOFDSTUK IX. - Duurzame ontwikkeling Afdeling 1. - Energiebeleid

De sector onderschrijft en steunt alle initiatieven terzake die op ondernemingsvlak genomen worden.

De sector moedigt de ondernemingen aan om aan de overige organen meer informatie te verschaffen over : - de inzet van energie-efficiëntie; - de evolutie van de industriële uitstoot (broeikasgassen,...); - en het energie- en milieubeleid dat in de sector wordt gevoerd, evenals de daardoor behaalde resultaten. Afdeling 2. - Convenant

De sector formuleert een aanbeveling aan de ondernemingen om aan hun ondernemingsraad de inlichtingen te verschaffen inzake het jaarverslag dat opgesteld wordt in samenhang met het Convenant. HOOFDSTUK X. - Evaluatie De ondertekenende partijen komen overeen om in de herfst 2014 over te gaan tot een evaluatie betreffende de toepassing van onderhavig akkoord op sectoraal en ondernemingsvlak.

Een kopie van de collectieve ondernemingsakkoorden 2013-2014 zal overgemaakt worden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid evenals aan de ondertekenende partijen van onderhavig akkoord.

HOOFDSTUK XI. - Versterking van de sociale dialoog - Werkgroepen De ondertekenende partijen komen overeen om bepaalde specifieke thema's te onderzoeken binnen ad hoc werkgroepen : - enerzijds, een werkgroep belast met het onderzoek van de gevolgen, op sectoraal niveau en van de harmonisatie van de statuten; - anderzijds een werkgroep gewijd aan "belastend" werk.

De partijen benadrukken de noodzaak om snel een inventaris op te maken van de verschillende sectorale werkgroepen en een volgorde van prioriteit tussen deze verschillende groepen op te stellen. Vanaf de eerste vergadering zal een termijnplanning van de werkzaamheden opgemaakt worden in de groepen.

HOOFDSTUK XII. - Sociale vrede De ondertekenende partijen verklaren dat onderhavig akkoord alle problemen inzake de bepalingen van onderhavig akkoord regelt, ongeacht de specifieke aangelegenheden die op ondernemingsvlak behandeld worden.

De werknemers- en werkgeversorganisaties, ondertekenaars van onderhavig akkoord, bevestigen hun gemeenschappelijke wil om alle conventionele bepalingen en procedures systematisch op alle niveaus toe te passen en te doen toepassen, met als doel binnen de sociale relaties voorrang te verlenen aan overleg en verzoening als middelen om geschillen op te lossen en de sociale vrede te waarborgen.

HOOFDSTUK XIII. - Geldigheidsduur Onderhavig akkoord wordt afgesloten voor een duur van twee jaar, vanaf 1 januari 2013 tot 31 december 2014, behalve voor de eventuele specifieke bepalingen die een andere toepassingsduur voorzien.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 201 4.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Bedrag op 1 mei 2011, tegenover de spilindex 117,11 : 1.794,15 EUR in een stelsel van 37 uren/week, voor volledige arbeidsprestaties, inclusief alle productiepremies.

^